ECLI:NL:RBDHA:2016:743
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige overheidsdaad en schadevergoeding na vernietiging naheffingsaanslagen accijns
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2016 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap STUWADOORSMAATSCHAPPIJ [X] B.V. en de Staat der Nederlanden (Ministerie van Financiën). De eiseres, [X], vorderde schadevergoeding na de vernietiging van naheffingsaanslagen accijns door de Hoge Raad. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet-ontvankelijk was voor zover de vordering betrekking had op de proceskosten in de fiscale procedures. Voor het overige werd de vordering afgewezen, omdat de inspecteur, bij het volgen van de juiste procedure, bevoegd zou zijn geweest om de naheffingsaanslagen op te leggen. Dit betekende dat het causaal verband voor aansprakelijkheid van de Staat ontbrak. De rechtbank concludeerde dat de onrechtmatigheid van de naheffingsaanslagen niet leidde tot aansprakelijkheid van de Staat, omdat de inspecteur na het verstrijken van de juiste termijn voor bewijslevering bevoegd was om de naheffingsaanslagen op te leggen. De vordering tot schadevergoeding werd afgewezen, evenals de vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten. De rechtbank veroordeelde [X] in de proceskosten van de Staat, die werden begroot op € 2.796, vermeerderd met wettelijke rente.