In deze zaak hebben eisers, wonende nabij een nieuw aangelegde hoogspanningslijn, een verzoek ingediend om tegemoetkoming in planschade. De rechtbank Den Haag heeft op 21 april 2016 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eisers ongegrond werd verklaard. De eisers stelden dat de aanleg van de hoogspanningslijn hun onroerend goed in waarde had verminderd en vroegen om een schadevergoeding van € 14.896,-. De minister van Economische Zaken, als verweerder, had eerder een tegemoetkoming van € 14.200,- toegekend, gebaseerd op een advies van een extern bureau dat de waardevermindering had vastgesteld op € 23.500,-. Tijdens de bezwaarprocedure werd een contra-expertise ingediend door eisers, die een veel hogere schade claimde van € 90.700,-. De rechtbank oordeelde dat de minister de juiste peildatum had gehanteerd voor de schadeberekening en dat de vrees van eisers voor gezondheidsrisico's door de hoogspanningslijn niet kon leiden tot een schadevergoeding. De rechtbank concludeerde dat de door eisers ingebrachte argumenten en rapporten niet voldoende waren om de eerdere besluiten van de minister te weerleggen. De rechtbank bevestigde dat de schadevergoeding binnen het normale maatschappelijke risico viel en dat de minister terecht had gehandeld door de schadevergoeding te baseren op de adviezen van het externe bureau. De rechtbank verklaarde het beroep van eisers ongegrond en wees op de mogelijkheid van hoger beroep.