ECLI:NL:RBDHA:2016:240
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Intrekking verblijfsvergunning kennismigrant wegens frauduleus handelen en niet voldoen aan salariscriterium
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van verblijfsvergunningen van een Turkse kennismigrant en zijn gezin. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de verblijfsvergunning van eiser met terugwerkende kracht ingetrokken, omdat hij niet zou hebben voldaan aan het salariscriterium dat aan de vergunning was verbonden. Eiser had in 2010 een verblijfsvergunning gekregen voor verblijf als kennismigrant, maar uit een onderzoek van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid bleek dat er geen onderbouwing was voor het salaris dat aan hem was uitbetaald. Eiser had weliswaar op papier voldaan aan het salariscriterium, maar in werkelijkheid had hij een lager salaris ontvangen. De rechtbank oordeelde dat eiser zich schuldig had gemaakt aan frauduleus handelen door niet te melden dat hij lagere loonbetalingen ontving dan in zijn arbeidsovereenkomst was vastgelegd. Hierdoor was de intrekking van de verblijfsvergunning met terugwerkende kracht gerechtvaardigd. De rechtbank verwierp ook het beroep op de standstill-bepaling van het Associatiebesluit 1/80, omdat eiser niet onder de reikwijdte van deze bepaling viel. De verblijfsvergunningen van eiseres en de kinderen werden ook ingetrokken, omdat hun verblijfsrecht afhankelijk was van dat van eiser. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de verblijfsvergunningen geen schending van het recht op eerbiediging van het privé- en familieleven opleverde, omdat eiser geen bijzondere binding met Nederland had aangetoond. De beroepen van eisers werden ongegrond verklaard.