ECLI:NL:RBDHA:2016:16677
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Tenuitvoerlegging vervangende hechtenis in verband met schadevergoedingsmaatregel; beoordeling van betalingsregeling en fundamentele mensenrechten
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en de Staat der Nederlanden. [eiseres] was eerder door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een taakstraf en een schadevergoedingsmaatregel van € 25.408,90, te vervangen door hechtenis bij gebreke van betaling. De tenuitvoerlegging van deze maatregel was overgedragen aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB), dat verschillende aanmaningen en een arrestatiebevel had uitgevaardigd wegens het niet voldoen aan de betalingsverplichting. [eiseres] verzocht de voorzieningenrechter om de tenuitvoerlegging van het arrest te schorsen en een betalingsregeling vast te stellen, omdat zij niet in staat was om het bedrag ineens te voldoen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de wet voorschrijft dat een schadevergoedingsmaatregel zo spoedig mogelijk moet worden uitgevoerd en dat het CJIB beleidsvrijheid heeft in het treffen van betalingsregelingen. De rechter concludeerde dat het CJIB op goede gronden had geweigerd om een betalingsregeling met [eiseres] te treffen, omdat er geen uitzicht was op volledige voldoening binnen een redelijke termijn. Bovendien werd vastgesteld dat de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis niet in strijd was met fundamentele mensenrechten, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De voorzieningenrechter wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de executie van strafrechtelijke veroordelingen en de beperkingen die de wet oplegt aan de mogelijkheden voor betalingsregelingen in het geval van schadevergoedingsmaatregelen. De rechter bevestigde dat de wetgever rekening heeft gehouden met situaties waarin een veroordeelde niet in staat is om aan de maatregel te voldoen, maar dat dit niet automatisch leidt tot een schorsing van de tenuitvoerlegging.