Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 1 juli 2016, met de producties 1 tot en met 10;
- het op 14 september 2016 bij de griffie ingekomen verweerschrift, met de producties 1 tot en met 12;
- de brief van 7 oktober 2016 van de zijde van [verzoeker] , waarbij is toegezonden een USB-stick met de tijdens de zitting van 20 september 2016 getoonde beeldopnamen.
2.De feiten
3.3. Het geschil
I. te verklaren voor recht dat de Gemeente jegens [verzoeker] aansprakelijk is voor de vergoeding van de door [verzoeker] geleden schade voortvloeiend uit het ongeval op grond van artikel 6:174 en/of artikel 6:162 BW;
II. de kosten van deze deelgeschilprocedure aan de zijde van [verzoeker] te begroten op € 4.179,95, te vermeerderen met de nog te maken kosten voor het voorbereiden en het bijwonen van de mondelinge behandeling van dit verzoek en het bestuderen en bespreken van het verweerschrift, berekend naar het uurtarief van € 282,-, te verhogen met een opslag voor kantoorkosten van 5% en het geheel te vermeerderen met BTW en met het griffierecht, en te bepalen dat de Gemeente deze kosten binnen veertien dagen na de datum van de eindbeschikking dient te voldoen, bij gebreke waarvan over de kosten de wettelijke rente door de Gemeente is verschuldigd, gerekend tot de dag der algehele voldoening.
3.3. De Gemeente voert gemotiveerd verweer. De Gemeente betwist dat de brug gebrekkig is en/of een gevaarzettende situatie in het leven roept. Voor zover hier wel sprake van zou zijn, stelt de Gemeente dat het ongeval (deels) te wijten is aan de eigen schuld van [verzoeker] .
4.De beoordelingBehandeling in een deelgeschilprocedure4.1. Het onderhavige verzoek is gegrond op artikel 1019w Rv. Dat artikel biedt de persoon die een ander aansprakelijk houdt voor zijn letselschade de mogelijkheid, ook voordat de zaak ten principale aanhangig is, de rechter te verzoeken te beslissen over een geschil omtrent of in verband met een deel van hetgeen ter zake tussen hen rechtens geldt en waarvan de beëindiging kan bijdragen aan de totstandkoming van een vaststellingsovereenkomst over de vordering in de hoofdzaak.
Inhoudelijke beoordeling4.3.Vaststaat dat [verzoeker] ten val is gekomen toen hij gebruik maakte van de brug, die onderdeel uitmaakt van de openbare weg en de weguitrusting ter plaatse. Aan de orde is of de Gemeente in haar hoedanigheid als wegbeheerder aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. [verzoeker] baseert de gestelde aansprakelijkheid van de Gemeente op de artikelen 6:174 BW en 6:162 BW. In verband hiermee overweegt de rechtbank als volgt.
NJ2002/465 (ZOAB) kan de aanwezigheid van ijzel of sneeuw op het wegdek waardoor gladheid wordt veroorzaakt niet als gebrek in de zin van artikel 6:174 BW worden aangemerkt.
Aard van de brug4.8.De [verzoeker] stelt allereerst dat de brug gebrekkig/gevaarzettend is, omdat deze als bouwwerk niet voldoet aan de artikelen 2.17 en 2.45 van het Bouwbesluit.
voor zover’) deze een meter hoger ligt dan de aansluitende vloer, een niet beweegbare afscheiding moet hebben. Gelet op de hiervoor onder 2.4. opgenomen omschrijving van de bruginrichting voldoet de brug aan deze veiligheidsnorm. [verzoeker] kan zich derhalve niet met succes op een schendig van dit artikel van het Bouwbesluit beroepen. Dit geldt evenzeer voor artikel 2.45 van het Bouwbesluit. Hiertoe is het volgende doorslaggevend.
:
4.11. [verzoeker] stelt voorts dat de inrichting van de brug strijdig is met de in de branche geldende voorschriften en gebruiken. Hij wijst in dit verband op de CROW Ontwerpwijzer bruggen voor langzaam verkeer, waarin op bladzijde 165 onder het kopje ‘9.8.3 Stroefheid’, voor zover relevant staat:
Op(lees ‘om’, toevoeging rechtbank)
uitglijden te voorkomen, moeteen brugdek(onderstreping rechtbank)
een zekere stroefheid hebben. Een stroeve toplaag is hiervoor in het algemeen voldoende. Op stalen, betonnen, houten of kunststof bruggen leent een slijtlaag zich hier goed voor. Deze kunststoflaag waarin steenslag is aangebracht is verkrijgbaar in diverse kleuren. Bij een betonnen brug is opruwing van het brugdek ook voldoende, of anders het aanbrengen van een laag asfalt.’
‘Er zijn bij ons niet eerder meldingen (glijpartijen op deze brug) over binnen gekomen’. [verzoeker] heeft hier geen onderbouwing tegenover gezet, zodat uitgegaan dient te worden van de juistheid van de stelling van de Gemeente dat in al de jaren dat de brug in gebruik is alleen het incident van [verzoeker] bij de Gemeente is gemeld. Het ongeval van [verzoeker] is onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van een gebrekkige en/of gevaarlijke brug. Het ontbreken van ongevalsmeldingen anders dan die van [verzoeker] afgezet tegen het door [verzoeker] gestelde veelvuldige gebruik van de geleideranden rechtvaardigt veeleer de conclusie dat de kans dat het via de geleideranden van de brug af-/opstappen tot een valpartij zou leiden, en dan nog wel met de ernstige gevolgen als in het geval van [verzoeker] , klein is. Bovendien ligt het alsdan in de lijn der verwachting dat de gevolgen die hieruit zouden kunnen ontstaan waarschijnlijk tot zogenaamd ‘klein leed’ beperkt blijven. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking de geringe hoogte (20-30 cm) van de af-/opstap en de omstandigheid dat er op de bewuste plek geen gemotoriseerd verkeer is toegestaan. De schade bij [verzoeker] is helaas fors ernstiger. Zoals de Gemeente terecht betoogt, kan daaruit evenwel geen norm worden afgeleid voor hetgeen in het algemeen zou moeten gelden.
4.22. De Gemeente had op zichzelf voornoemde kleine kans op een ongeval bij het via de geleideranden van de brug af- en opstappen (mogelijk) kunnen verminderen door de niet beweegbare afscheidingen tot het einde door te trekken, door een antislipvoorziening op de geleidebalken aan te brengen dan wel door het plaatsen van gladheidswaarschuwingen, zoals [verzoeker] heeft gesteld. Zoals hiervoor overwogen, zijn evenwel geen omstandigheden gesteld of gebleken die de Gemeente daartoe rechtens verplichtten. Voor extra veiligheidsmaatregelen bestond, gegeven de inrichting van de brug, geen reden. Hieraan doet niet af de omstandigheid dat het aanbrengen van een antislipvoorziening en/of waarschuwingsborden relatief goedkoop is. Daar komt nog bij dat in het bijzonder de door [verzoeker] voorgestane antislipvoorziening averechts zou kunnen werken. De Gemeente zou daarmee immers het signaal afgeven dat de geleideranden wel tot het brug-/loopdek behoren en aldus betreden mogen worden, hetgeen nu juist niet de bedoeling is.
4.30. Nu de rechtbank de aansprakelijkheid van de Gemeente voor de gevolgen van het ongeval niet heeft vastgesteld, zal het verzoek te bepalen dat de Gemeente de kosten van dit deelgeschil dient te voldoen, worden afgewezen.