ECLI:NL:RBDHA:2016:14932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J. Ghrib
- Rechtspraak.nl
Misbruik van recht in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur
Op 7 december 2016 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De zaak betreft een verzoek van de eiser op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om documenten met betrekking tot kosten van externe rechtsbijstand. Het primaire besluit van 21 oktober 2015, waarin het verzoek gedeeltelijk werd afgewezen, leidde tot een bezwaar dat door verweerder niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 27 oktober 2016 was eiser niet aanwezig, maar werd hij vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
De rechtbank oordeelde dat verweerder op goede gronden het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat er sprake was van misbruik van recht. De rechtbank baseerde dit oordeel op verschillende factoren, waaronder de omstandigheden rondom de indiening van het Wob-verzoek en de relatie tussen eiser en zijn gemachtigde. De rechtbank concludeerde dat eiser en zijn gemachtigde de bevoegdheid om een Wob-verzoek in te dienen hebben aangewend voor een ander doel dan waarvoor deze bevoegdheid is gegeven, namelijk het incasseren van dwangsommen en proceskosten ten laste van de overheid.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van verweerder om eiser te veroordelen in de proceskosten af, omdat onvoldoende bewijs was geleverd dat er sprake was van door een derde verleende professionele rechtsbijstand. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak geboden.