ECLI:NL:RBDHA:2016:14226
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Crisisheffing en loon uit tegenwoordige dienstbetrekking in relatie tot ontslagvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de naheffingsaanslag loonheffingen voor het tijdvak maart 2013. De naheffingsaanslag van € 27.402 is opgelegd in verband met de crisisheffing, die betrekking heeft op een ontslagvergoeding die eiseres in 2012 heeft betaald aan haar voormalig directeur, [persoon 5]. De ontslagvergoeding bestond uit verschillende loonbestanddelen, waaronder een SAR-uitkering, premie voor een aanvullende pensioenregeling, een toegezegde bonus over 2008 en niet opgenomen vakantiedagen.
De rechtbank oordeelde dat de loonbestanddelen van de ontslagvergoeding terecht tot de grondslag van de crisisheffing zijn gerekend. De rechtbank stelde vast dat de vergoeding niet eerder dan in 2012 is genoten, en dat deze pas vorderbaar en inbaar is geworden na de betekening van een vonnis van 28 december 2011, waarin eiseres werd veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan [persoon 5]. De rechtbank heeft de naheffingsaanslag verminderd tot € 19.551, omdat het salaris en de salarisverhoging niet tot de heffingsgrondslag behoren. Tevens is de belastingrente dienovereenkomstig verminderd.
De rechtbank heeft verweerder in de proceskosten van eiseres veroordeeld tot een bedrag van € 1.238. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag.