ECLI:NL:RBDHA:2015:7479

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2015
Publicatiedatum
2 juli 2015
Zaaknummer
AWB - 14 _ 10395
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatiebeschikking ontkenner KB Lux rekening en de gevolgen voor belastingheffing

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en verweerder over de rechtmatigheid van vijf informatiebeschikkingen die verweerder had afgegeven met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2013. Eiser, die geen buitenlandse bankrekening zou hebben gehad, werd door verweerder geïdentificeerd als houder van een rekening bij de Kredietbank. Verweerder had informatie ontvangen die suggereerde dat eiser over niet aangegeven vermogen beschikte. Eiser had in zijn aangiften geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hadden op deze rekening. Ondanks herhaalde verzoeken om informatie, bleef eiser ontkennen dat hij een buitenlandse bankrekening had. De rechtbank oordeelde dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kon stellen dat de gevraagde informatie van belang was voor de belastingheffing. De rechtbank concludeerde dat eiser niet voldeed aan zijn informatieverplichting en dat de informatiebeschikkingen terecht waren afgegeven. De beroepen van eiser werden ongegrond verklaard, en hij kreeg een termijn van zes weken om alsnog de gevraagde informatie te verstrekken.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummers: SGR 14/10395 t/m SGR 14/10399

uitspraak van de meervoudige kamer van 10 juni 2015 in de zaken tussen

[eiser], wonende te [plaats 1], eiser

(gemachtigde: mr. drs. S. Bharatsingh),
en

[P] verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met dagtekening 29 augustus 2014 ten aanzien van eiser met betrekking tot de jaren 2009 tot en met 2013 vijf informatiebeschikkingen als bedoeld in artikel 52a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) gegeven.
Verweerder heeft bij uitspraken op bezwaar de informatiebeschikkingen gehandhaafd.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan eiser.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 mei 2015. De gemachtigde is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordigers].

Overwegingen

Feiten
1. Verweerder heeft renseignementen ontvangen betreffende Nederlandse rekeninghouders bij de Kredietbank [naam 1] te [plaats 2] [naam 1]. De renseignementen vermelden onder meer een rekening met nummer 207990 met een saldo op 31 januari 1994 van (in totaal) ƒ 412.394,51 (één termijndeposito van ƒ 412.547,59 en een zichtrekening van ƒ 153,08 negatief) ten name van [naam 2]. Verweerder heeft eiser als houder van die rekening geïdentificeerd.
2. Eiser, geboren op [geboortedatum 1], was tot [datum] gehuwd met
[echtgenoot] geboren op [geboortedatum 2]. Eiser heeft in zijn aangiften inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen over de jaren 2009 tot en met 2013 geen vermogensbestanddelen opgenomen die betrekking hebben op een [naam 1] rekening.
3. Bij brieven van 31 juli 2014 heeft verweerder eiser verzocht om nadere gegevens over de onder 1 genoemde [naam 1] rekening te verstrekken, waaronder de saldigegevens op 1 januari en 31 december van de jaren 2009 tot en met 2013 dan wel de gegevens waar het eerder op de [naam 1] rekening gestalde vermogen in de jaren 2009 tot en met 2013 is aangehouden en de gegevens over de besteding van dat vermogen.
4. Bij brief van 19 augustus 2014 heeft de gemachtigde aangegeven dat eiser in de jaren 2009 tot en met 2013 geen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden. Verweerder heeft bij brief van 21 augustus 2014 eiser nogmaals in de gelegenheid gesteld om de gevraagde informatie te verstrekken. Bij brief van 25 augustus 2014 heeft de gemachtigde herhaald dat eiser in de jaren 2009 tot en met 2013 geen buitenlandse bankrekening heeft aangehouden. Vervolgens heeft verweerder de onderhavige informatiebeschikkingen gegeven.
Geschil5. In geschil is of verweerder de informatiebeschikkingen terecht heeft gegeven.
6. Eiser concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen en vernietiging van de informatiebeschikkingen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
7. Naar het oordeel van de rechtbank kon verweerder zich in redelijkheid op het standpunt stellen dat de door hem gevraagde informatie voor de belastingheffing van eiser voor de jaren 2009 tot en met 2013 van belang kon zijn, omdat die informatie opheldering zou kunnen geven over de vraag of eiser in dat jaar over niet door hem aangegeven vermogen beschikte (vgl. Hoge Raad 18 april 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7498). Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat uit onder meer het zogenoemde BVR-systeem van de belastingdienst naar voren komt dat de achternamen en de voornaam op de onder 1 genoemde renseignementen een unieke naamcombinatie oplevert en dat is die van eiser. Voormeld oordeel vindt bevestiging in de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 28 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:383, waarin het hof heeft geoordeeld dat eiser terecht als houder van de onder 1 genoemde [naam 1] rekening is geïdentificeerd. Daarnaast acht de rechtbank het, gelet op de hoogte van het saldo van de [naam 1] rekening op
31 januari 1994 en de wijze waarop dat saldo was belegd, aannemelijk dat eiser een belegging voor de lange termijn heeft aangehouden zodat niet uitgesloten is dat hij in de jaren 2009 tot en met 2013 nog steeds over (een deel van) dat saldo heeft kunnen beschikken.
8. De omstandigheid dat de renseignementen saldigegevens uit het jaar 1994 bevatten, kan aan voormeld oordeel niet afdoen, nu voor de bevoegdheid van verweerder tot het stellen van vragen op de voet van artikel 47, eerste lid, van de Awr niet vereist is dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat eiser een [naam 1] rekening heeft gehad in de jaren waarover informatie wordt opgevraagd; een redelijk vermoeden daartoe is voldoende (vgl. Hoge Raad 1 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1016). Ook het beroep van eiser op de uitspraak van rechtbank Breda van 20 september 2012, (ECLI:NL:RBBRE:2012:BY2216), faalt, nu in het aldaar voorliggende geval de gerechtigdheid tot een buitenlandse bankrekening niet aannemelijk was gemaakt.
9. Gelet op het vorenstaande kon eiser dan ook niet volstaan met de enkele ontkenning dat hij in de jaren 2009 tot en met 2013 een buitenlandse bankrekening had. Eiser heeft derhalve niet voldaan aan zijn informatieverplichting, zodat de informatiebeschikkingen terecht zijn gegeven.
10. De beroepen zijn ongegrond.
Proceskosten
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen ongegrond;
- stelt eiser een termijn van zes weken, gerekend vanaf de dag waarop deze uitspraak is verzonden, om alsnog aan verweerder de in de informatiebeschikkingen gevraagde informatie te verstrekken.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. de Hek, voorzitter, en mr. M.A. Dirks en
mr. A.J.M. Arends, leden, in aanwezigheid van mr. U.A. Salomons, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2015.
griffier voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021,
2500 EA Den Haag.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.