ECLI:NL:RBDHA:2015:6066
Rechtbank Den Haag
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verrekening van voorarrest met opgelegde straf in kort geding
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een gedetineerde eiser en de Staat der Nederlanden. De eiser, die in het verleden veroordeeld was tot een gevangenisstraf, vorderde dat de Staat de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht in een eerdere zaak, zou verrekenen met de huidige gevangenisstraf. De eiser stelde dat hij onterecht te lang in voorarrest had gezeten en dat dit in mindering moest worden gebracht op zijn huidige straf. De Staat verweerde zich door te stellen dat er geen wettelijke grondslag was voor deze verrekening, aangezien het voorarrest betrekking had op een andere zaak dan waarvoor de huidige gevangenisstraf was opgelegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser niet kon worden toegewezen, omdat de wettelijke bepalingen voor verrekening in deze situatie niet van toepassing waren. De rechter verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad en concludeerde dat de eiser geen recht had op de gevraagde verrekening. De vordering tot schadevergoeding werd eveneens afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. De eiser werd veroordeeld in de proceskosten van de Staat.