In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 april 2015 uitspraak gedaan in een geschil over de rechtmatigheid van een opgelegde aanslag BIZ-bijdrage aan eiseres, die woonachtig is in Zoetermeer. De heffingsambtenaar van de gemeente Zoetermeer had voor het jaar 2013 een aanslag BIZ-bijdrage opgelegd, welke door eiseres werd betwist. Eiseres stelde dat de kosten die zijn gemaakt voor promotieactiviteiten, evenementen, kerstverlichting en algemene kosten niet in het publiek belang waren en dus niet rechtvaardigden dat de BIZ-bijdrage werd geheven.
De rechtbank overwoog dat de opbrengst van de BIZ-bijdrage moet worden aangewend voor kosten die zijn genoemd in de Experimentenwet BI-zones. De rechtbank stelde vast dat de promotieactiviteiten en evenementen in de BI-zone voornamelijk gericht waren op de commerciële belangen van de winkeliers, en niet op het algemene belang. De rechtbank oordeelde dat de kerstverlichting niet onder de reikwijdte van de wet viel en dat de algemene kosten evenredig over de verschillende posten verdeeld moesten worden om te bepalen of deze het publiek belang dienden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, vernietigde de aanslag BIZ-heffing en de uitspraak op bezwaar, en veroordeelde de verweerder in de proceskosten van eiseres. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen dat de kosten het publiek belang dienden, bij de verweerder lag, en dat deze hierin niet was geslaagd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen.