ECLI:NL:RBDHA:2015:3777
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake alcoholslotprogramma en rijbewijs ongeldigverklaring
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 2 april 2015 uitspraak gedaan op het verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster tegen de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 16 februari 2015, waarin haar verzoek om herziening van een eerder besluit van 20 augustus 2013 werd afgewezen. Dit eerdere besluit hield in dat de verzoekster een alcoholslotprogramma (ASP) opgelegd kreeg en haar rijbewijs ongeldig werd verklaard. De verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar toe te staan deel te nemen aan het verkeer zonder het ASP.
De voorzieningenrechter overwoog dat op grond van artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een uitspraak kan worden gedaan zonder dat partijen worden uitgenodigd, indien het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De verzoekster stelde dat het ASP in strijd is met het ne bis in idem-beginsel en dat het ASP onrechtmatig is verklaard door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De verweerder, het CBR, wees het verzoek om herziening af, omdat een uitspraak van een rechterlijke instantie geen nieuw feit of veranderde omstandigheid is en de inhoud van de jurisprudentie op zichzelf geen grond vormt voor het doorbreken van een eerder besluit.
De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat het in bezwaar bestreden besluit in stand kon blijven. Er was geen sprake van een evident onrechtmatig besluit, waardoor een belangenafweging niet aan de orde was. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. Dekker, en werd openbaar uitgesproken op 2 april 2015. Tegen deze uitspraak kan geen hoger beroep worden ingesteld.