ECLI:NL:RBDHA:2015:13221

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
18 november 2015
Zaaknummer
C/09/496538 / KG ZA 15-1441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Intellectueel-eigendomsrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de voorzieningenrechter in executiegeschil tussen V.d. Heuvel en Altrex

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de besloten vennootschap V.d. Heuvel Alu Products B.V. (hierna: V.d. Heuvel) een matiging van de dwangsommen die zijn opgelegd in een eerder vonnis van 31 mei 2013. V.d. Heuvel stelt dat zij met haar producten, de Twin-Deck en Twin-Deck 2.0, geen inbreuk maakt op de auteursrechten van Altrex B.V. (hierna: Altrex) en dat Altrex misbruik maakt van haar executiebevoegdheid. Altrex heeft echter verweer gevoerd en betoogt dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag onbevoegd is om van de vordering van V.d. Heuvel kennis te nemen. De voorzieningenrechter overweegt dat het geschil moet worden aangemerkt als een executiegeschil in de zin van artikel 438 Rv, en dat de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet kan worden gebaseerd op de gewone regels van bevoegdheid, omdat Altrex gevestigd is in Zwolle. De voorzieningenrechter verklaart zich uiteindelijk onbevoegd en verwijst de zaak naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle. Dit vonnis is gewezen op 17 november 2015.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel
zaaknummer / rolnummer: C/09/496538 / KG ZA 15-1441
Vonnis in kort geding van 17 november 2015 (bij vervroeging)
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VAN DEN HEUVEL ALU PRODUCTS B.V.,
gevestigd te Etten-Leur,
eiseres,
advocaat mr. W.E. Pors te Den Haag,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ALTREX B.V.,
gevestigd te Zwolle,
gedaagde,
advocaat mr. L. Bakers te Amsterdam.
Partijen zullen hierna V.d. Heuvel en Altrex genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 september 2015, met producties 1 tot en met 12;
  • de op 29 oktober 2015 ingekomen akte overlegging producties van Altrex, met producties 1 tot en met 7;
  • de op 2 november 2015 ingekomen kostenopgaven van V.d. Heuvel (een onjuiste en een verbeterde versie) en van Altrex;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 3 november 2015;
  • de pleitnota van V.d. Heuvel;
  • de pleitnota van Altrex.
1.2.
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Altrex en V.d. Heuvel houden zich beide bezig met de productie en verhandeling van (onder meer) huishoudtrappen. Tot de door Altrex op de Nederlandse markt gebrachte producten behoort een huishoudtrap met de naam Double Decker.
2.2.
Bij vonnis in kort geding van 31 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank in de gevoegde zaken met zaak- en rolnummers C/09/439198 / KG ZA 13-290 en C/09/442675 / KG ZA 13-527 op vordering van Altrex V.d. Heuvel bevolen iedere inbreuk op de auteursrechten van Altrex met betrekking tot de Double Decker te staken en gestaakt te houden en meer in het bijzonder zich te onthouden van iedere verveelvoudiging en/of openbaarmaking van de met de Double Decker overeenstemmende producten, waaronder in ieder geval de huishoudtrap Alumexx-Handy. Daarnaast heeft de voorzieningenrechter V.d. Heuvel bevolen een opgave te doen van (onder meer) de door haar geproduceerde, verkochte en in voorraad gehouden Alumexx-Handy trappen. Aan de beide bevelen is een dwangsom verbonden van € 5.000,- per dag, dan wel per overtreding, met een maximum van (in totaal) € 100.000,-. In dit vonnis (hierna: het Vonnis van 31 mei 2013) is de termijn van artikel 1019i Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bepaald op zes maanden na de vonnisdatum.
2.3.
Op 26 augustus 2013 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin zij zijn overeengekomen dat zij geen bodemprocedure als bedoeld in artikel 1019i Rv instellen en dat het Vonnis van 31 mei 2013 van kracht zal blijven, met dien verstande dat de dwangsommen zo nodig de vorm zullen aannemen van een direct opeisbare contractuele boete.
2.4.
In maart 2015 heeft V.d. Heuvel op haar website een huishoudtrap aangeboden onder de naam Twin-Deck. Naar aanleiding van een sommatiebrief van Altrex heeft V.d. Heuvel de Twin-Deck omstreeks 8 april 2015 uit de handel genomen en niet langer op haar website aangeboden.
2.5.
Bij deurwaardersexploot van 1 mei 2015 heeft Altrex V.d. Heuvel bevel gedaan tot betaling van € 100.000,- aan dwangsommen die volgens Altrex verbeurd zijn op grond van het Vonnis van 31 mei 2013. Het exploot vermeldt dat V.d. Heuvel dwangsommen heeft verbeurd omdat zij volgens Altrex (i) in de periode van 25 maart 2015 tot en met 8 april 2015 een met de Double Decker overeenstemmend product zou hebben aangeboden en (ii) de in 2013 door V.d. Heuvel gedane opgave van haar voorraad onjuist zou zijn.
Tot op heden heeft V.d. Heuvel het bedrag onbetaald gelaten en heeft Altrex terzake geen (verdere) executiehandelingen verricht.
2.6.
Vervolgens heeft V.d. Heuvel een huishoudtrap ontwikkeld onder de naam Twin-Deck 2.0.
2.7.
Bij dagvaarding van 18 september 2015 heeft V.d. Heuvel een bodemprocedure aanhangig gemaakt tegen Altrex. In deze bodemprocedure vordert V.d. Heuvel (onder meer) een verklaring voor recht dat zij het Vonnis van 31 mei 2013 niet heeft overtreden en dat de Twin-Deck en de Twin-Deck 2.0 geen inbreuk maken op de auteursrechten van Altrex met betrekking tot de Double Decker. Daarnaast heeft V.d. Heuvel aangekondigd een kort geding aanhangig te maken.
2.8.
Bij e-mail van 22 september 2015 heeft de advocaat van Altrex toegezegd zich in afwachting van de uitkomst van de bodemprocedure te onthouden van executoriale maatregelen op basis van het Vonnis van 31 mei 2013. In deze e-mail schrijft de advocaat van Altrex – voor zover hier van belang – het volgende:

Cliënte handhaaft ten volle de aanspraak op de aangezegde of nog aan te zeggen dwangsommen met betrekking tot bovengenoemde onderdelen en zij behoudt zich alle rechten voor, waaronder begrepen het recht (…) aanvullende dwangsommen aan te zeggen.

3.Het geschil

3.1.
V.d. Heuvel vordert (zakelijk weergegeven), voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. primair de dwangsommen te matigen tot nihil; subsidiair de dwangsommen te matigen tot één overtreding van het Vonnis van 31 mei 2013 en de bijbehorende vaststellingsovereenkomst;
meer subsidiair de dwangsommen te matigen tot een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag;
althans zodanige voorziening te treffen als de voorzieningenrechter gepast zal achten;
II. Altrex te verbieden om het verbod zoals opgenomen in het Vonnis van 31 mei 2013 en zoals bekrachtigd in de vaststellingsovereenkomst te handhaven ten opzichte van andere trappen dan de Alumexx-Handy, althans ten opzichte van de Twin-Deck trappen, althans ten opzichte van de Twin-Deck 2.0 trap op welke wijze dan ook, met inbegrip van opgeschorte handhaving, alsmede om maatregelen te nemen ter uitvoering van die handhaving, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per overtreding dan wel per dag of gedeelte van een dag dat een dergelijke overtreding voortduurt, ter vrije keuze van V.d. Heuvel;
III. Altrex te veroordelen in de werkelijk door V.d. Heuvel gemaakte proceskosten van dit kort geding.
3.2.
V.d. Heuvel legt aan haar vordering het volgende ten grondslag. Met de Twin-Deck en de Twin-Deck 2.0 heeft V.d. Heuvel meer dan voldoende afstand genomen van de Double Decker. De beide Twin-Decks maken dan ook geen inbreuk op het auteursrecht van Altrex. Altrex is evenwel niet bereid om definitief af te zien van executie van het Vonnis van 31 mei 2013. Altrex maakt daardoor misbruik van haar bevoegdheid tot executie, te meer omdat V.d. Heuvel ten aanzien van Twin-Deck te goeder trouw was, de dwangsommen niet in verhouding staan tot de door Altrex geleden schade en Altrex heeft nagelaten V.d. Heuvel te waarschuwen dat zij (mogelijk) dwangsommen verbeurde. Aangezien V.d. Heuvel de Twin-Deck 2.0 op de markt wenst te brengen, heeft zij een spoedeisend belang om vooruitlopend op de uitkomst van de bodemprocedure een voorlopig oordeel te verkrijgen over de vraag of de Twin-Deck en de Twin-Deck 2.0 onder de reikwijdte van het bij Vonnis van 31 mei 2013 opgelegde bevel vallen.
3.3.
Altrex voert gemotiveerd verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Voor alle weren heeft Altrex aangevoerd dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank onbevoegd is om van de vordering van V.d. Heuvel kennis te nemen. Altrex heeft hiertoe betoogd dat in executiegeschillen als de onderhavige relatief bevoegd is de rechter die naar de gewone regels bevoegd zou zijn of de rechter van het rechtsgebied waarbinnen de executie zal plaatsvinden, op grond van art 438 Rv. Volgens Altrex dient de zaak behandeld te worden door de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle (de vestigingsplaats van Altrex), dan wel de rechtbank Zeeland-West Brabant, locatie Breda (de rechtbank in het arrondissement van de vestigingsplaats van V.d. Heuvel waar een eventuele executie zou kunnen geschieden).
Hiertegenover heeft V.d. Heuvel gesteld dat de voorzieningenrechter van deze rechtbank bevoegdheid kan aannemen op grond van artikel 611d Rv, dan wel op grond van artikel 102 Rv, al dan niet in verbinding met artikel 438 Rv. Tot slot heeft V.d. Heuvel gesteld dat het wenselijk is dat de voorzieningenrechter die de dwangsom heeft opgelegd een oordeel geeft over reikwijdte van de bevelen en dat verwijzing omslachtig is, omdat na verwijzing naar een andere rechtbank de voorzieningenrechter van deze rechtbank waarschijnlijk zal worden aangewezen als rechter-plaatsvervanger.
4.2.
Met betrekking tot de relatieve bevoegdheid overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
4.2.1.
Het onderhavige geschil is aan te merken als een executiegeschil in de zin van artikel 438 Rv. Immers, in geschil is de vraag of V.d. Heuvel de hoofdveroordeling is nagekomen, wat de reikwijdte van het verbod is en of Altrex misbruik van recht heeft gemaakt door niet te waarschuwen dat het verbod in haar ogen was overtreden. Dat betekent dat dit geschil behandeld dient te worden door de rechtbank die volgens de gewone regels bevoegd zou zijn, of in welk rechtsgebied de inbeslagneming plaatsvindt, dan wel de executie zal geschieden. Nu Altrex gevestigd is in Zwolle, kan de bevoegdheid van de voorzieningenrechter van deze rechtbank niet worden gebaseerd op artikel 438 lid 1 in verbinding met artikel 99 Rv. Altrex heeft voorts onweersproken gesteld dat de bevoegdheid ook niet kan worden gebaseerd op de overige in artikel 438 lid 1 Rv vermelde gronden. Evenmin is gebleken van (dreigende) executie binnen het arrondissement van deze rechtbank. Anders dan V.d. Heuvel kennelijk meent, schept de omstandigheid dat het Vonnis van 31 mei 2013 is gewezen door de voorzieningenrechter van deze rechtbank geen bevoegdheid. Blijkens de Parlementaire Geschiedenis [1] van artikel 438 Rv heeft de wetgever er bij de redactie van dat artikel bewust voor gekozen te breken met de destijds bestaande hoofdregel dat de rechter wiens uitspraak geëxecuteerd wordt ook bevoegd is ten aanzien van de met betrekking tot die uitspraak gerezen executiegeschillen. Die keuze brengt mee dat mogelijk een andere rechter dan de rechter die de hoofdveroordeling heeft uitgesproken, die veroordeling uit zal moeten leggen. De thans bestaande regeling derogeert overigens niet aan de in artikel 611d Rv vermelde uitsluitende bevoegdheid van de rechter die een dwangsom heeft opgelegd tot aanpassing of opheffing van die dwangsom.
4.2.2.
Artikel 611d Rv mist evenwel toepassing, aangezien V.d. Heuvel aan haar vordering niet ten grondslag heeft gelegd dat zij in een (gehele of gedeeltelijke) onmogelijkheid verkeert om aan de hoofdveroordeling te voldoen. V.d. Heuvel heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat Altrex misbruik maakt van haar executiebevoegdheid en dat zij (voorlopige) zekerheid dient te verkrijgen over de reikwijdte van de hoofdveroordeling. Op grond van jurisprudentie van het Benelux Gerechtshof [2] is de rechter in zijn hoedanigheid van dwangsomrechter echter niet bevoegd kennis te nemen van een vordering die strekt tot de vaststelling of de hoofdveroordeling is nagekomen. Ditzelfde onderscheid tussen de dwangsomrechter en de executierechter – waarbij in voorkomend geval een rechter zowel de executie- als de dwangsomrechter kan zijn – wordt ook in de ter zitting door V.d. Heuvel overgelegde jurisprudentie gemaakt. [3]
4.2.3.
Anders dan V.d. Heuvel heeft betoogd, kan de voorzieningenrechter evenmin bevoegdheid aannemen op grond van artikel 102 Rv (relatieve bevoegdheid ter zake van verbintenissen uit onrechtmatige daad). De aan Altrex verweten onrechtmatige daad betreft immers de (dreigende) executie van het Vonnis van 31 mei 2013. Zoals hiervoor reeds is overwogen, blijkt uit niets dat executie plaatsvindt of dreigt plaats te vinden binnen dit arrondissement. Dat het aan V.d. Heuvel verweten onrechtmatig handelen (het aanbieden van de Twin-Deck huishoudtrappen) mogelijk wel binnen dit arrondissement heeft plaatsgevonden, is voor de toepassing van artikel 102 Rv in het onderhavige kort geding onvoldoende.
4.3.
Op grond van het voorgaande moet de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaren om kennis te nemen van de vordering van V.d. Heuvel. De zaak zal in de stand waarin zij zich bevindt worden verwezen naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle, de vestigingsplaats van Altrex.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
verklaart zich onbevoegd kennis te nemen van het onderhavige geschil en
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Overijssel, afdeling Civiel recht, zittingsplaats Zwolle.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.M. Bus en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2015.

Voetnoten

1.
2.BenGH, 27 juni 2008, NJ 2008, 344.
3.Hoge Raad, 15 februari 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB8095, en Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 20 oktober 2015, ECLI:NL:GHSHE:2015:4185.