ECLI:NL:HR:2008:BB8095
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- O. de Savornin Lohman
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- W.D.H. Asser
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil tussen voormalige echtelieden over tijdigheid van medewerking aan doorhaling hypotheekrecht
In deze zaak gaat het om een geschil tussen voormalige echtelieden over de tijdigheid van de medewerking van de vrouw aan de doorhaling van een ingeschreven hypotheekrecht voor de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. De vrouw had de man gedagvaard in kort geding om opheffing van de opgelegde dwangsommen te vorderen, die waren opgelegd door de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam. De voorzieningenrechter had de vrouw veroordeeld om op 15 april 2005 haar medewerking te verlenen aan de doorhaling van het hypotheekrecht, maar de vrouw voldeed hier niet tijdig aan, wat leidde tot een geschil over de verbeurde dwangsommen.
De man had de vordering van de vrouw bestreden en het hof te 's-Gravenhage vernietigde het vonnis van de voorzieningenrechter, waarbij de vorderingen van de vrouw werden afgewezen. De vrouw ging in cassatie tegen dit arrest. De Hoge Raad oordeelde dat het hof onbegrijpelijk had geoordeeld over de tijdigheid van de medewerking van de vrouw, aangezien er onvoldoende rekening was gehouden met de omstandigheden waaronder de vrouw haar verplichtingen diende na te komen. De Hoge Raad vernietigde het arrest van het hof en verwees de zaak naar het gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor rechters om bij het beoordelen van dwangsommen rekening te houden met de omstandigheden van de zaak en de tijdigheid van de nakoming door de betrokken partijen. De Hoge Raad oordeelde dat de vrouw niet in gebreke was gebleven op een wijze die de verbeurde dwangsommen rechtvaardigde, en dat de vraag of de dwangsommen onevenredig waren, uitsluitend door de rechter die de dwangsom had opgelegd kon worden beoordeeld.