ECLI:NL:RBDHA:2015:12378
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet tijdig beslissen en disciplinaire maatregelen
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door het college van burgemeester en wethouders van haar gemeente met betrekking tot haar schorsing, de inhouding van haar bezoldiging en het voornemen tot het opleggen van een disciplinaire straf van ontslag wegens plichtsverzuim. Eiseres heeft op 14 april 2015 beroep ingesteld, nadat zij op 10 februari 2015 bezwaar had gemaakt tegen de schorsing. Verweerder heeft in zijn verweer aangevoerd dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet tijdig een ingebrekestelling heeft gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres verweerder op 9 april 2015 in gebreke heeft gesteld, maar dat de tweewekentermijn van de ingebrekestelling nog niet was verstreken ten tijde van het indienen van het beroep. Hierdoor oordeelt de rechtbank dat het beroep prematuur is ingesteld en niet-ontvankelijk is.
Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de inhouding van de bezoldiging en het voornemen tot ontslag geen besluiten zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waartegen rechtsmiddelen openstaan. Eiseres heeft tegen het besluit van 18 februari 2015, waarin haar bezoldiging werd ingehouden, geen bezwaar gemaakt, waardoor dit besluit in rechte vaststaat. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een situatie waarin verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres op alle punten niet-ontvankelijk.
De uitspraak is gedaan door mr. D.G.J. Dop, rechter, en is openbaar uitgesproken op 30 oktober 2015. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken verzet worden ingesteld.