Uitspraak
[A] BEHEER B.V.en de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HUYS EN RENDEMENT B.V.,
[B],
[A],
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
Indicatieve waardebepaling Huys en Rendement B.V.”, stelt de curator dat de waarde van Huys en Rendement op het moment van de aandelentransactie nihil was. Het bedrag van € 250.000 is om die reden onverschuldigd betaald aan [B] Beheer en de curator vordert terugbetaling daarvan op grond van artikel 51 Fw en 6:203 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
4.De beoordeling
kansop benadeling van één of meer schuldeisers van VKB in het leven riep (vgl. HR 1 oktober 1993, NJ 1994/257,
Ontvanger/Pellicaan) of dat er een
verwachtingis van een eventuele benadeling. Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat sprake is van wetenschap van benadeling, indien ten tijde van de handeling – in dit geval de aandelentransactie – het faillissement en een tekort daarin met een redelijke mate van waarschijnlijkheid waren te voorzien (HR 22 december 2009, NJ 2010/273,
ABN/Van Dooren q.q.). De curator draagt in beginsel de stelplicht en de bewijslast daarvan.
interneaansprakelijkheid van [A] en [B] als – feitelijk – bestuurders jegens de vennootschap(pen) in de zin van artikel 2:9 BW en/of 6:162 BW. De curator vordert hier de schade die de vennootschap(pen) hebben geleden door de gestelde onbehoorlijke taakvervulling van [A] en [B]. Vervolgens zal de rechtbank beoordelen of sprake is van (ii)
externeaansprakelijkheid van [A] en [B] jegens de gezamenlijke schuldeisers van de vennootschappen op de voet van artikel 6:162 BW wegens – kort gezegd – verhaalsbenadeling. De curator vordert hier, zo begrijpt de rechtbank, de schade die schuldeisers van de vennootschappen, en dan met name de participanten, hebben geleden.
Willemsen/NOM, en recentelijk HR 5 september 2014, NJ 2015/22, m.nt. Van Schilfgaarde,
RCI Financial Services). Bij de beoordeling of sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt moet worden gekeken naar alle omstandigheden van het geval (HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360,
Staleman/Van de Ven).
interneaansprakelijkheid van een bestuurder jegens de vennootschap op grond van artikel 2:9 BW is immers pas sprake wanneer geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden de aandelentransactie was aangegaan (vgl. HR 8 april 2005, ECLI:NL:HR:2005:AS5010,
Laurus) en [A] ten aanzien van die handelwijze persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. De vraag of sprake is van onbehoorlijk bestuur moet worden beantwoord naar het moment waarop de desbetreffende (rechts)handelingen werden verricht (MvT, TK 2008-2009, 31 763, nr. 3, pag. 9), in dit geval het moment van de aandelentransactie.
Peeters/Gatzen. De rechtbank zal eerst inhoudelijk ingaan op de vraag of sprake is van onrechtmatig handelen van [A] en/of [B], waarna de gestelde niet-ontvankelijkheid van de curator aan de orde komt.
externeaansprakelijkheid op grond van onrechtmatige daad tegenover derden kan sprake zijn in geval een bestuurder een verplichting is aangegaan en de vordering van de schuldeiser onbetaald blijft en onverhaalbaar blijkt. Daarbij moet zijn voldaan aan het zogenoemde “Beklamelcriterium” dat de bestuurder bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de schuldeiser van de vennootschap als gevolg van zijn handelen schade zou lijden (HR 6 oktober 1989, ECLI:NL:HR:1989:AB9521, NJ 1990/286,
Beklamel, HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006/659,
Ontvanger/X, gevalstype (i) en recentelijk HR 5 september 2014, NJ 2015, 22,
RCI Financial Services,m.nt. Van Schilfgaarde).
P.S. vergeet je niet om € 5.000 over te maken naar Ron. Postbank rekeningnummer (…)”. [B] c.s. heeft dit alles gemotiveerd betwist en ter comparitie toegelicht dat hij na zijn aftreden als bestuurder nog enkele maanden bij Huys en Rendement werkzaam was om lopende zaken over te dragen, maar dat hij met de zaken van [A] vanuit VKB niets van doen had. VKB was immers de vennootschap van [A], waar [B] zijn eigen vennootschap [B] Beheer had.
alleschuldeisers van VKB als zodanig in hun verhaalsbelangen beschermt. Uit de overwegingen van de rechtbank met betrekking tot het onrechtmatig handelen van [A] vloeit immers voort dat [A] persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt voor het aangaan van nieuwe verplichtingen vanaf 2011, en dat daarmee slechts een bepaalde groep van schuldeisers die de curator heeft genoemd (te weten: de geldverstrekkers die vanaf 2011 hebben geparticipeerd in VKB), in hun belangen zijn geschaad. Daarmee is evenzeer gegeven dat [A] slechts aansprakelijk kan worden gehouden voor het afsluiten van participaties nà 2010, en daarmee dat slechts schadevergoeding voor die individuele crediteuren aan de orde kan zijn. Een dergelijke schadevordering komt de curator niet toe. Die bevoegdheid heeft de curator alleen indien de belangen van de “gezamenlijke schuldeisers” in het geding zijn. Een behartiging van de belangen van individuele schuldeisers die zijn benadeeld – ook wel genaamd specifieke schuldeisersbenadeling –, zoals een nauw omlijnde groep “nieuwe” schuldeisers wier vorderingen zijn ontstaan na een bepaalde datum, valt buiten de grenzen van de uit artikel 68 Fw voortvloeiende bevoegdheid van de curator (HR 16 september 2005, NJ 2005/311,
De Bont/Bannenberg q.q.en HR 14 januari 2011, NJ 2011/366,
Butterman q.q./Rabobank).
De Bont/Bannenberg, alsook uit de conclusie van AG Timmermans, ro. 4.17 bij HR 14 januari 2011, JOR 2011/343,
Butterman/Rabobank.
Hezemans Air).