Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding met incidentele vorderingen van 23 januari 2013 tegen de eerste rolzitting van 6 februari 2013, met de producties 1 t/m 3 en 5 t/m 7 van [eiser] ;
- de incidentele conclusie van antwoord van 20 maart 2013, met de incidentele producties 1 t/m 8 van [gedaagde]
- de akte van 20 maart 2013, met productie 4 van [eiser] ;
- de akte van 22 mei 2013 met productie 8 van [eiser] ;
- de incidentele pleitnota’s van 5 juni 2013 van [eiser] en van [gedaagde] ;
- het incidentele vonnis van de rechtbank van 10 juli 2013;
- het incidentele herstelvonnis van 7 augustus 2013;
- het incidentele herstelvonnis van 9 oktober 2013;
- de akte vermeerdering eis van 13 november 2013, met de producties ‘bijlagen vader A t/m J’ en ‘bijlagen moeder A t/m G’ van [eiser] ;
- de conclusie van antwoord van 29 januari 2014, met de producties 1 t/m 20 van [gedaagde] ;
- het comparitievonnis van 12 februari 2014 en de beschikking datumbepaling van 6 juni 2014 van de rechtbank;
- de brief van mr. Knoppers van 13 oktober 2014, met verbeterde productie 5 van [gedaagde] ;
- de op 15 oktober 2014 ontvangen akte vermeerdering van eis, met de producties 9 t/m 14 van [eiser] ;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 29 oktober 2014;
- de rolbeslissing van de rechtbank van 14 januari 2015;
- de conclusie van repliek met vermeerdering van eis van 25 februari 2015, met productie 15 van [eiser] ;
- de conclusie van dupliek van 8 april 2015, met de producties 21 t/m 27 van [gedaagde] ;
- de akte uitlating producties van [eiser] van 13 mei 2015.
2.De feiten
3.De geschillen
4.De beoordeling
- contanten € 100,-
- totaal banksaldi, effecten, contanten € 1.123.850,32
€ 33.000,- voor de [adres 2] en € 120.000,-voor het [adres 3] .
,op zijn vroegst mogelijk was (ECLI:NL:HR:1999:AA3369).
- totaal banksaldi, effecten, contanten € 1.123.850,32
- [adres 1] € 375.000,-
- [adres 2] € 33.000,-
- [adres 3] € 120.000,-
- roerende zaken € 5.500,-
- vordering op [eiser] Hfl 5.000,- € 2.268,90
- 50% schuld aan [gedaagde] Zwitserse inkeerkosten € 48.510,92
- boedelkosten totaal € 5.599,18
€ 258.566,50in hoofdsom voor [eiser] en [gedaagde] per 28 april 2005. Aldus zal de rechtbank beslissen op het eerste deel van vordering I van [eiser] (zie hiervoor bij 3.1).
- € 41.245,- wegens de door [eiser] in alinea 40 van zijn conclusie van repliek erkende, aan hem door [gedaagde] namens moeder in de periode tussen de sterfdata van vader en moeder betaalde voorschotten op zijn erfdeel in vaders nalatenschap;
- € 50.000,- voorschot op [eisers] erfdeel, door [gedaagde] als executeur op 5 september 2013 aan [eiser] betaald op grond van het incidenteel vonnis van 10 juli 2013 met incidenteel herstelvonnis van 7 augustus 2013;
- € 100.000,- voorschot op [eisers] erfdeel, door [gedaagde] als executeur op 25 november 2014 aan [eiser] betaald op grond van de deelschikking die is vastgelegd in het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 29 oktober 2014.
€ 228.552,64, nog te vermeerderen met de op grond van artikel C6 van het testament nog doorlopende enkelvoudige testamentaire rente van 6% over het vaderlijk erfdeel van € 258.566,50 vanaf 15 oktober 2015 tot de dag van algehele betaling. De overige vorderingen van [eiser] onder I, VI en VII met betrekking tot de nalatenschap van vader (zie bij 3.1) zullen gelet op al het voorgaande worden afgewezen.
- het saldo van de Zwitserse bankrekening € 543.500,74
- de saldi van de Nederlandse bank- en effectenrekeningen:
- ABN AMRO rekening eindigend op [nummer 1] € 5.638,35
- ABN AMRO rekening eindigend op [nummer 2] € 414.407,12
- ABN AMRO effectenrekening € 174.524,88
- ING rekening eindigend op [nummer 3] € 11.200,99
- totaal banksaldi en effecten € 1.149.272,08
- vordering moeder op [gedaagde] betaalde aanslag successierecht vader € 27.339,-
- IB 2011 € 5.826,-
- zorgtoeslag € 836,-
- begrafeniskosten € 4.356,80
€ 13.277,68 plus het hiervoor bij 4.17 al vermelde bedrag van € 48.510,92, in totaal dus
€ 61.788,60, zal de rechtbank (kort gezegd) meetellen bij de omvang van de nalatenschap van moeder en bij de berekening van de legitieme portie van [eiser] .
- totaal banksaldi en effecten € 1.149.272,08
- [adres 1] € 380.000,-
- [adres 2] € 36.000,-
- [adres 3] € 100.000,-
- roerende zaken € 3.844,-
- vordering op [gedaagde] onrechtmatige bankoverschrijving € 1.000,-
- vordering op [gedaagde] voorgeschoten aanslag successierecht vader € 27.339,-
- vordering op [eiser] lening 1995 Hfl 5.000,- € 2.268,90
- rentedragende schuld aan [eiser] vaderlijk erfdeel per 30 mei 2012 € 327.347,03
- rentedragende schuld aan [gedaagde] vaderlijk erfdeel per 30 mei 2012 € 368.592,03
- schuld IB 2011 moeder € 5.826,-
- schuld zorgtoeslag moeder € 836,-
- begrafeniskosten na 30 mei 2012 € 4.356,80
- kosten overlijdensaangifte na 30 mei 2012 € 317,02
- taxatie van onroerende zaken na 30 mei 2012 € 500,-
- kosten mediator mr. De Jong na 30 mei 2012 € 1.058,75
- schuld aan [gedaagde] kosten inkeerregeling moeder € 61.788,60
€ 232.275,44.Aldus zal de rechtbank beslissen op het eerste deel van vordering IV van [eiser] .
€ 110.025,53 voor 6% rente = € 368.592,03. De schuld van moeder aan [eiser] per die peildatum bedraagt daarentegen naar de renteberekening van de rechtbank (258.566,50 – 41.245,- =) € 217.321,50 in hoofdsom + € 110.025,53 voor 6% rente = € 327.347,03. Het verschil tussen beide vorderingen bedraagt exact € 41.245,- (het al aan [eiser] uitgekeerde voorschot), zodat beide broers per saldo weer een even grote vordering op moeder hebben.
€ 232.275,44. Daarop moet echter nog een bedrag van € 1.134,45 in aftrek worden gebracht in verband met de helft van de nog niet verjaarde schuld van Hfl 5.000 uit 1995 zoals hiervoor beslist bij 4.27, zodat resteert een vordering van [eiser] als schuldeiser wegens zijn legitieme portie van in hoofdsom per saldo nog € 231.140,99 per 30 mei 2012.
€ 231.140,99, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 29 oktober 2015 indien en voor zover [gedaagde] dan niet heeft betaald. De overige vorderingen van [eiser] onder II, III, IV, VI en VII (zie 3.1) met betrekking tot de nalatenschap van moeder zullen gelet op al het voorgaande worden afgewezen.
5.De beslissingen
€ 228.552,64, te vermeerderen met de enkelvoudige testamentaire rente van 6% over het vaderlijk erfdeel van € 258.566,50 met ingang van 15 oktober 2015 tot de dag van algehele betaling;
€ 231.140,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag met ingang van 29 oktober 2015 tot de dag van algehele betaling;