Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 6 juni 2013, waarin Bayer verlof is verleend om te procederen volgens het reglement Versneld Regime in Octrooizaken;
- de dagvaarding van 11 juni 2013;
- de akte overlegging producties zijdens Bayer van 14 augustus 2013 met producties 1 tot en met 24;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 23 oktober 2013 met producties 1 tot en met 23;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende reactie op nietigheidsargumenten in conventie van 18 december 2013 met producties 25 tot en met 27;
- de akte houdende overlegging nadere producties van Bayer van 4 april 2014 met producties 28 tot en met 40;
- de akte houdende overlegging producties van Sandoz van 4 april 2014 met producties 24 tot en met 32;
- de akte houdende overlegging aanvullende productie van Sandoz van 4 april 2014 met productie 33;
- de akte houdende overlegging reactieve producties van Bayer van 4 april 2014 met producties 41 tot en met 43;
- de akte houdende overlegging aanvullende reactieve productie van Sandoz van 4 april 2014 met productie 34;
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan door beide partijen overgelegde pleitaantekeningen. Bayer heeft ter zitting nog een bijlage overgelegd (reactieschema).
2.De feiten
Verfahren zur Herstellung von Drospirenon und Zwischenprodukte davon’ en van het daarvan afgesplitste Europees octrooi EP 1 149 840 B2 voor een ‘
Verfahren zur Herstellung von Drospirenon’ (hierna: het afsplitsingsoctrooi of EP 840, met vermelding van de initialen van het betreffende land als een nationaal deel wordt bedoeld).
DRSP)
ZK 34506)
ZK 92836)
ZK 90965)
ZK 90965)
DRSP)
ZK 34506)
ZK 92836)
ZK 90965)
ZK 90965)
DRSP) durch Wasserabspaltung aus 6β, 7β; 15β, 16β-dimethylen-5β-hydroxy-3-oxo-17α-androstan-21, 17-carbolacton durch Zugabe von p-Toluolsulfonsäure zu 6β, 7β; 15β, 16β-dimethylen-5β-hydroxy-3-oxo-17a-androstane-21, 17-carbolacton.
DRSP)durch Wasserabspaltung aus 6ß, 7ß, 15ß, 16ß-dimethylen-5ß-hydroxy-3-oxo-17α-androstan-21,17-carbolacton durch Zugabe einer Säure oder Lewissäure.
2.Verfahren nach Anspruch 1 dadurch gekennzeichnet, dass
3.Verfahren nach Anspruch 1 dadurch gekennzeichnet, dass
Bundespatentgerichtop 21 maart 2013 in een vonnis gewezen tussen Bayer en Mepha Pharma AG, dat de gewijzigde werkwijze bij wege van equivalentie inbreuk maakte op EP (CH) 840 maar niet op conclusie 1 van EP (CH) 791.
Landgericht Düsseldorfin kort geding in twee vonnissen van 23 april 2013, gewezen tussen Bayer en onder andere een aan Sandoz gelieerde onderneming, dat de gewijzigde werkwijze geen inbreuk bij wege van equivalentie vormt op conclusie 1 van EP (DE) 791 of op EP (DE) 840. Het
Oberlandesgericht Düsseldorfheeft deze beslissingen op 10 en 11 oktober 2013 bevestigd.
3.Het geschil
in conventie
- a) een verbod oplegt om inbreuk te maken op EP (NL) 791 en/of EP (NL) 840 op straffe van een dwangsom;
- b) een verbod oplegt om onrechtmatig te profiteren van octrooiinbreuk door een leverancier, meer in het bijzonder door IC, op straffe van een dwangsom;
- c) veroordeelt tot vergoeding van de schade die Bayer als gevolg van de octrooiinbreuk en/of het onrechtmatig profiteren van octrooiinbreuk door een leverancier heeft geleden, nader op te maken bij staat;
- d) beveelt een door een registeraccountant gecertificeerde opgave te doen van de verkochte hoeveelheid, voorraad, afnemers en leveranciers van het Sandoz product, de daarmee gemaakte omzet en winst en de activa die Sandoz in Nederland bezit, op straffe van een dwangsom;
- e) beveelt een
- f) met veroordeling van Sandoz in de volledige proceskosten op grond van artikel 1019h Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
4.De beoordeling
Oxidationen unter Beteiligung von Rutheniumverbindungen werden aber nicht darin offenbart.” (in paragraaf [0003]).
Die Erfindung beinhaltet als eine Schlüssel reaktion die Ruthenium katalysierte Oxidation von Dimethylenpropanol ZK 92836 zum 5-(3-OH-DRSP ZK 90965 und die anschlieβende Wassereliminierung zum Drospirenon ZK 30595 in einem zweistufigen Verfahren.” (in paragraaf [0012]).
RuCl3, RuO2, KRuO4, K2RuO4, vorzugsweise jedoch in Gegenwart katalytischer Mengen von RuCl3” (in paragraaf [0011]) en “
Die Acetonitril-Lösung wird mit einer katalytischen Menge Rutheniumtrichlorid (1 mol%) und 3 Equivalenten Natriumbromat bei 40°-60° C gezielt zum 5-β-OH-DRSP oxidiert.” (in paragraaf [0013]). Ook in het in de beschrijving opgenomen enige voorbeeld dat de oxidatie beschrijft (in paragraaf [0022]) wordt uitsluitend over een rutheniumzout (rutheniumtrichloride) gesproken.
‘selektiver und einfacher in der Durchführung ist’(paragraaf [0009]), hetgeen de vakman in het licht van het vorenstaande zal begrijpen als dat het nadeel van het ontstaan van een mengsel van 5β-OH-DRSP en DRSP zich niet meer voordoet en het eindproduct DRSP niet meer bloot wordt gesteld aan oxidatieomstandigheden. Naast het feit dat de werkwijze volgens het octrooi ook minder bijproducten oplevert (paragraaf [0017]), wordt anderzijds als voordeel genoemd dat niet langer het toxische PDC benodigd is, maar een katalyserend metaal: “
Ein weiterer sehr wesentlicher Vorteil des erfindungsgemaβen Verfahrens gegenüber dem Stand der Technik liegt im Bereich der Ökologie. Es ist gelungen, die bisher verwendeten toxischen Chromverbindungen, die in Form der Pyridiniumdichromat -Salze bislang zur Oxidation verwendet wurden und hinterher in Form ihrer Lösungen entsorgt werden müssen, durch katalytische Mengen eines Metalls zu ersetzen.” (in paragraaf [0019]). De vakman die op de prioriteitsdatum kennis zou hebben genomen van EP 791, zou dat opvatten als een verwijzing naar het eerdergenoemde ruthenium, omdat dat een metaal is en eerder in de beschrijving is vermeld dat ruthenium dient als katalysator in de reactie.
“Mechanistisch laufen diese beiden Oxidation[bedoeld zal zijn: Oxidationen, rb]
somit ähnlich ab”, in de woorden van Studer
.Studer beroept zich daarbij op een handboek uit 1996 (
Brückner, Reaktionsmechanismen: organische Reaktionen, Stereochemie, moderne Synthesemethoden) waarin oxidatiereacties van alcoholen met zowel een rutheniumzout als TEMPO (evenals met een aantal andere stoffen) zijn beschreven. Uit de als bijlage bij de verklaring van Studer overgelegde kopieën van de bladzijden 499 en 500 uit het handboek van kan de rechtbank niet opmaken dat de reacties in beide gevallen in dezelfde volgorde zouden verlopen. Voor zover dat wel uit die bladzijden zou volgen, heeft Bayer verzuimd de rechtbank ter zake adequaat voor te lichten, zodat de stelling van Bayer hiermee onvoldoende wordt onderbouwd.
‘both oxidising agents convert the triol into 5β-OH-DRSP via the same intermediates’niet meer teruggekomen en heeft het debat nog slechts gevoerd over de waterafsplitsingsstap van EP 840. Bayer heeft de laatste verklaring van haar deskundige Studer, waarin hij kort gezegd nogmaals verwijst naar het hiervoor besproken werk van Brückner waarvan hiervoor al is gezegd dat die bron onvoldoende onderbouwing van de stelling van Bayer vormt, onbesproken gelaten. Gelet op dit alles kan er niet van uit worden gegaan dat de oxidatiereacties van ZK92836 tot 5β-OH-DRSP bij gebruik van een rutheniumzout en bij gebruik van TEMPO in dezelfde volgorde verlopen, laat staan dat dat op de prioriteitsdatum reeds algemene vakkennis was. Derhalve vormt TEMPO geen maatregel waarmee op wezenlijk dezelfde
wijzetot hetzelfde resultaat wordt gekomen. Aan de ‘functie/wijze/resultaat-test’ voldoet TEMPO alleen al hierom niet. Of TEMPO een meer selectieve katalysator zou zijn dan ruthenium en daarom ook het resultaat van een TEMPO en een ruthenium-gekatalyseerde oxidatie zou verschillen in die zin dat met het beweerdelijk superieure TEMPO een hogere opbrengst en minder bijproducten zouden worden verkregen, iets waarover partijen evenzeer van mening verschillen, kan daarmee in het midden blijven.
insubstantial differences-test’, is de uitkomst niet anders. TEMPO en rutheniumverbindingen behoren tot zeer verschillende klassen van stoffen met afwijkende eigenschappen. Daardoor leidt het gebruik ervan ook tot verschillende bijproducten. Voorts is TEMPO afbreekbaar en ruthenium niet (zoals Sandoz heeft gesteld en Bayer niet gemotiveerd heeft weersproken). Van
insubstantial differencestussen beide stoffen is derhalve evenmin sprake.
It therefore has to be ascertained whether the process patented by the respondent infringes the process patented by the appellant by equivalence: in other words, whether it eludes the monopoly right represented by EP '791 by means of solutions that, albeit formally different, appropriate the same inventive idea: cf on these matters, Court of Cassation decision no. 30234/11. In this particular case, that means that the legitimacy of the process for the synthesis of drospirenone perfected by lndustriale Chimica s.r.l. must, in order to be lawful and not infringe Bayer Schering's monopoly right, possess features denoting originality or follow in the wake of the known technical solutions predating EP '791.” Dit toetsingskader lijkt meer gewicht toe te kennen aan de achter de conclusies liggende uitvindingsgedachte dan de letterlijke tekst, zodat ‘het juiste midden’ zoals het Protocol voorschrijft daarmee in de ogen van deze rechtbank niet wordt gehouden.
gemäβ Anspruch” in paragraaf [0012]). Andere overwegingen over de wijze van watereliminatie worden in de beschrijving niet gegeven. Bij de beschrijving is één voorbeeld opgenomen, dat het gebruik van pTSA voor de watereliminatie beschrijft.
Winner takes all”. Desgevraagd hebben partijen verklaard dat zij daarmee bedoelen dat Sandoz in conventie en reconventie zal worden veroordeeld in de proceskosten ter hoogte van € 150.000,- als er een verbod in conventie wordt toegewezen en dat Bayer in die proceskosten in conventie en reconventie zal worden veroordeeld als er geen verbod zal worden toegewezen. De rechtbank begrijpt deze afspraak aldus, dat die zowel van toepassing is bij toewijzing van het gevorderde (octrooi-)inbreukverbod, als bij toewijzing van het verbod om onrechtmatig te handelen. Gelet op deze overeenkomst tussen partijen zal Bayer als de in het ongelijk gestelde partij zowel in de proceskosten in de hoofdzaak en het incident in conventie als in reconventie worden veroordeeld. Daarbij worden de totale kosten tot op heden aan de zijde van Sandoz begroot op € 150.000,- in totaal, voor het deel van de procedure dat betrekking heeft op de handhaving van octrooirechten en het deel dat betrekking heeft op de onrechtmatige daad. Nu partijen niet hebben aangegeven in welke mate die kosten zijn toe te wijzen aan de hoofdzaak en het incident in conventie en de reconventie, deelt de rechtbank, gelet op het tussen partijen gevoerde debat, ambtshalve een bedrag van € 125.000,- toe aan de hoofdzaak in conventie, nihil aan het incident en € 25.000,- aan de reconventie. De door Sandoz gevorderde uitvoerbaar bij voorraad verklaring van de proceskostenveroordeling is eveneens toewijsbaar.