Uitspraak
Rechtbank Den Haag
1.De feiten
Artikel 15:
Het OM weegt in elk geval bij het stellen van vrijheidsbeperkende voorwaarden uitdrukkelijk af of deze met elektronische controlemiddelen moeten worden gecombineerd. Steeds zal het OM beoordelen of een (vergaande) inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de veroordeelde die een bijzondere voorwaarde met zich kan brengen, proportioneel is.”
Kamerstukken II, 2005/2006, 30 513, nr. 4) erop gewezen dat de voorgestelde regeling ertoe leidt dat aan de vrijheidsstraf een verplichtend, controlerend, mogelijk verlengend en in algemene zin verzwarend element wordt toegevoegd. De Raad van State heeft daarom geadviseerd de oude VI-regeling op alle bestaande veroordelingen toe te passen. Naar aanleiding van dit advies en in antwoord op vragen van de Eerste Kamer heeft de Minister van Justitie bij brief van 19 november 2007 (
Kamerstukken I, 2007/2008, 30 513 E) het standpunt ingenomen dat toepassing van de nieuwe VI-regeling op voordien door de rechter uitgesproken veroordelingen niet in strijd komt met het in de artikelen 7 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en Fundamentele Vrijheden (EVRM) en artikel 1 WvSr neergelegde legaliteitsbeginsel. Kort gezegd heeft de Minister hierbij met verwijzing naar rechtspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna ‘EHRM’) betoogd dat de (wijze van) tenuitvoerlegging van een straf niet onder het bereik van het legaliteitsbeginsel valt, omdat de maximale duur van de opgelegde straf hierdoor niet wijzigt. Voorts heeft de Minister erop gewezen dat de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht tot doel hebben het recidiverisico te verminderen en zo de maatschappelijke veiligheid te bevorderen, maar ook om te voorkomen dat de betrokkene opnieuw de fout ingaat en als gevolg daarvan opnieuw wordt bestraft en van zijn vrijheid wordt beroofd, waarbij de betrokkene het zelf in eigen hand heeft welk risico van herroeping van zijn invrijheidstelling hij wil lopen.
Het TR-traject en de verloven van betrokkene zijn pas recent gestart, in januari 2014, en om die reden is van een geleidelijke terugkeer in de samenleving nog nauwelijks sprake. Hierdoor is er nog geen zicht op het functioneren van betrokkene in de extramurale situatie. Ook zijn de reacties vanuit de samenleving op een extramuraal verblijf van betrokkene tijdens een VI-periode nog onduidelijk. (…) om die reden [wordt] een VI met bijzondere voorwaarden geadviseerd. (…) Via GPS is betrokkene traceerbaar en zal hij niet komen in gemeenten waar zijn komst tot onrust kan leiden (Den Haag als politiek centrum, Hilversum als plaats delict, Tilburg als woonplaats van slachtoffer[chauffeur] en Rotterdam, waar het slachtoffer de heer Fortuyn woonde en veel politieke aanhangers had). Een mediaverbod zal de resocialisatie kunnen bevorderen, evenals een coachend contact met een psycholoog/psychiater, een persoon met wie betrokkene zijn ervaringen tijdens zijn VI-periode kan delen en die hem kan voorzien van advies en feedback.”
De risicoprognose incorporeert een overwegend laag risico met weinig specifieke risicofactoren. Dit impliceert dat er weinig specifiek risicomanagement benodigd is. Doordat echter het delictscenario niet geheel transparant was en is, toekomstige risicofactoren deels ongewis zijn en betrokkene niet als vanzelf tot openheid en transparantie neigt is het toch geïndiceerd om hier algemeen risicomanagement op in te zetten. Temeer omdat er heftige maatschappelijke reacties te verwachten zijn, waardoor betrokkene en zijn gezin – en hiermee de ‘stevigheid’ van de beschermende factoren- ernstig op de proef zullen worden gesteld. Breedspectrum begeleiding en controle (toezicht, enkelbandcontrole) door de reclassering kunnen hier goeddeels in voorzien.
Laag risico op geweld in de toekomst, met enkele onzekere risicofactoren.
De reclassering onderschrijft hetgeen het NIFP stelt ten aanzien van risicoprognose en risicomanagement. Bijzondere voorwaarden tijdens de VI worden ten eerste wenselijk en noodzakelijk geacht om deze toekomstindicatoren voor geweld die nu nog onbekend zijn (toekomstige woonomgeving, gebruik maken van professionele ondersteuning en persoonlijke steunbronnen, het stressniveau van betrokkene onder meer bepaald door (ervaren) dreiging van vergelding en/of confrontatie met de media) te kunnen sturen, beïnvloeden en/of monitoren. Ten tweede biedt het de kans om de resocialisatie van betrokkene zo optimaal mogelijk te laten verlopen, door maatschappelijke onrust, daar waar mogelijk, te voorkomen. En tot slot kunnen middels een toezicht risico's tijdig gesignaleerd en gemeld worden zodat hierop actie kan worden ondernomen. Vanzelfsprekend is een goede werkrelatie tussen alle betrokken partijen, niet in de laatste plaats met betrokkene, van belang voor de kans van slagen van het VI-traject.”
Om zoveel mogelijk maatschappelijke onrust te voorkomen wordt geadviseerd om eenlocatieverbodop te leggen voor de gemeenten Den Haag, Rotterdam, Tilburg en Hilversum. Den Haag omdat deze gemeente het politieke centrum van Nederland vormt en de aard van het delict waarvoor betrokkene veroordeeld is, een politieke moord betrof. Hilversum omdat in deze gemeente het mediapark is gelegen, destijds plaats delict en een plek waar (politiek) bekende Nederlanders regelmatig aanwezig zijn. Het zich ophouden in Rotterdam door betrokkene is ongewenst omdat in deze gemeente het slachtoffer de heer Fortuyn woonde en veel politieke aanhangers had. Tilburg is de woonplaats van de heer [chauffeur], eveneens slachtoffer. Als betrokkene in die gemeente wordt gesignaleerd kan dit ook tot onrust leiden. Het locatieverbod voor deze gemeenten zal gecontroleerd worden middels EC/GPS.
2.Het geschil
punitive and inherently severe’ en daarmee in strijd met artikel 7 EVRM. Bovendien zijn de voorwaarden disproportioneel, aangezien het recidiverisico van [eiser] door zowel de reclassering als het NIFP als laag is beoordeeld, terwijl hem de zwaarst denkbare bijzondere voorwaarden zijn opgelegd, die zijn vrijheid aanzienlijk beperken. De voorwaarden voldoen niet aan het in de wet voorziene doel van oplegging ervan, aangezien zij met recidivebeperking niets van doen hebben.