ECLI:NL:HR:2012:BU9852
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- W.F. Groos
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen in relatie tot voorwaardelijke invrijheidstelling
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 februari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij [eiser] in beroep ging tegen een eerdere beslissing van het gerechtshof. De zaak betreft de toepassing van de Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen (Wots) en de vraag welke regeling van toepassing is op de voorwaardelijke invrijheidstelling van [eiser], die in het Verenigd Koninkrijk was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaar. De veroordeling vond plaats op 20 december 2007, vóór de inwerkingtreding van de nieuwe regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling op 1 juli 2008. De rechtbank te Rotterdam verleende op 29 april 2009 verlof tot tenuitvoerlegging van de buitenlandse veroordeling, waarbij de straf werd omgezet naar een gevangenisstraf van 60 maanden naar Nederlands recht.
De Hoge Raad oordeelde dat de datum van de omzettingsbeslissing van de Nederlandse rechter bepalend is voor de toepassing van de regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het hof had terecht geoordeeld dat de nieuwe regeling van toepassing was, omdat de omzetting van de buitenlandse vrijheidsstraf naar Nederlands recht na de inwerkingtreding van de nieuwe regeling had plaatsgevonden. De Hoge Raad bevestigde dat de beslissing van de rechtbank tot omzetting van de straf moet worden aangemerkt als een 'veroordeling tot vrijheidsstraf' in de zin van de wet van 6 december 2007. De Hoge Raad verwierp het beroep van [eiser] en veroordeelde hem in de kosten van het geding in cassatie.