ECLI:NL:RBDHA:2014:6481
Rechtbank Den Haag
- Schadevergoedingsuitspraak
- I. Obbink-Reijngoud
- E.I. Batelaan-Boomsma
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Schadevergoeding voor overschrijding van de redelijke termijn in belastingzaken
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Den Haag, hebben de erfgenamen van wijlen [A] beroep ingesteld tegen navorderingsaanslagen inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over de jaren 1990 tot en met 1994. De rechtbank oordeelt dat de verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, aannemelijk heeft gemaakt dat het basisinkomen van erflater in deze jaren ten minste ƒ 50.000 heeft bedragen. De erfgenamen hebben verzocht om een schadevergoeding van € 2.500 wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn is overschreden, aangezien de totale procedure meer dan vier jaar heeft geduurd, terwijl de redelijke termijn voor een belastingprocedure twee jaar bedraagt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overschrijding volledig voor rekening van de verweerder komt, omdat de behandeling van de bezwaren en beroepen niet binnen de gestelde termijnen heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft de beroepen van de erfgenamen ongegrond verklaard, maar heeft de verweerder wel veroordeeld tot het betalen van de schadevergoeding van € 2.500 voor de overschrijding van de redelijke termijn. De uitspraak is gedaan op 22 mei 2014.