ECLI:NL:HR:2014:667

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2014
Publicatiedatum
20 maart 2014
Zaaknummer
12/04652
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen uitspraak Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch over immateriële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Staatssecretaris van Financiën beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch van 23 augustus 2012, nr. 04/01848. De zaak betreft een verzoek van de belanghebbende, een persoon uit België, om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De Hoge Raad heeft de zaak op 21 maart 2014 behandeld en het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

De Hoge Raad overweegt dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. Dit is in overeenstemming met artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat een middel niet tot cassatie kan leiden indien het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad houdt in dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft. Het arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Tot slot is er een griffierecht van € 466 geheven van de Staat ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie.

Uitspraak

21 maart 2014
Nr. 12/04652
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de
Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 23 augustus 2012, nr. 04/01848, betreffende het verzoek van
[X]te
[Z], België (hierna: belanghebbende) om vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.

1.Geding in cassatie

De Staatssecretaris van Financiën heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2014.
Van de Staat wordt ter zake van het door de Staatssecretaris van Financiën ingestelde beroep in cassatie een griffierecht geheven van € 466.