Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Uitspraak
[eiser],
de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Het procesverloop
De beoordeling
Wat betreft de bewijslast komt voornoemd beleid op het volgende neer. Teneinde te kunnen bepalen of betrokkene individueel voor artikel 1F-handelingen verantwoordelijk dient te worden gehouden, dient de “personal and knowing participation test” te worden toegepast. Dit wil zeggen dat moet worden bezien of ten aanzien van betrokkene kan worden aangenomen dat hij weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf/de betreffende misdrijven (“knowing participation”) én hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen ("personal participation").
Volgens de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) (uitspraken van 2 mei 1997 in de zaak St. Kitts, RV 1997,70 en van 6 februari 2001 in de zaak Bensaid, JV 2001/103) kan uitzetting in verband met de medische toestand van de uit te zetten persoon onder uitzonderlijke omstandigheden en wegens dwingende redenen van humanitaire aard, bij gebreke aan medische voorzieningen en sociale opvang in het land waarnaar wordt uitgezet, leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Van uitzonderlijke omstandigheden kan blijkens de hiervoor genoemde uitspraken van het EHRM slechts sprake zijn als de vreemdeling lijdt aan een ziekte in een vergevorderd en direct levensbedreigend stadium. Van zodanige omstandigheden is de rechtbank niet gebleken.
De beslissing
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen de afwijzing van de asielaanvraag, niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het inreisverbod, gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in zoverre in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 974,- te betalen aan eiser