Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Voorts heeft verweerder aan eiser een inreisverbod opgelegd voor de duur van tien jaar op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, Vreemdelingenwet 2000 (Vw), omdat eiser een gevaar is voor de openbare orde als bedoeld in artikel 62, tweede lid, aanhef en onder c, Vw.
Het voorgaande betekent dat het Wijzigingsbesluit van 26 maart 2012 in het geval van eiser niet buiten toepassing blijft, zodat artikel 3.86 Vb van toepassing is zoals dat luidde ten tijde van het bestreden besluit.
In 1996 is het gezin van eiser (vader, moeder, drie zoons en een dochter) van Afghanistan naar Pakistan gevlucht. In 1998 is de vader van eiser naar Nederland gevlucht en in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op asielgerelateerde gronden. In 2006 is de moeder samen met eiser en zijn twee broers naar Nederland vertrokken waar zij in het bezit zijn gesteld van een verblijfsvergunning in het kader van gezinshereniging bij echtgenoot en vader. Eiser is dus op vierjarige leeftijd uit Afghanistan vertrokken en sindsdien nooit meer naar dat land teruggekeerd. Hij heeft daarom geen banden meer met dat land. Er woont mogelijk nog een oom van eiser in Afghanistan, maar eiser en zijn gezinsleden hebben met hem geen contact. Op zijn veertiende is eiser met zijn moeder en twee broers naar Nederland gekomen. Zijn zus is naar het Verenigd Koninkrijk vertrokken.
Totdat eiser in detentie kwam heeft hij altijd met zijn broers en ouders in gezinsverband samengewoond. Hij is een jongvolwassene zonder eigen gezin. Eiser heeft een zeer hechte band met zijn gezinsleden. Zij hebben hem elke week bezocht in de periode dat hij gedetineerd was en ze belden drie keer per week met elkaar. Eiser beroept zich onder meer op het arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 23 juni 2008, Maslov tegen Oostenrijk (ECLI:NL:XX:2008:BD2475).
Eiser doet verder een beroep op zijn recht op uitoefening van zijn privéleven. Hij woont thans zeven jaar in Nederland, wat gezien zijn nog jonge leeftijd een derde deel van zijn leven is. Het zijn bovendien de meest vormende jaren van zijn leven geweest. Hij heeft in Nederland een opleiding gevolgd en werkte tot aan zijn aanhouding bij Kentucky Fried Chicken. Als bijzondere voorwaarde tijdens de proeftijd is aan eiser opgelegd dat hij zich zal gedragen naar de voorschriften van de reclassering, hetgeen ook inhoudt een behandeling bij ‘[naam instantie]’. Eiser stelt dat deze behandeling valt onder het recht op uitoefening van het privéleven. In het voordeel van eiser dient mee te wegen dat hij zich voorbeeldig heeft gedragen gedurende zijn detentieperiode en daarna. Eiser heeft ter onderbouwing van deze stelling een verslag van zijn mentor bij ‘[naam instantie]’ overgelegd en een verslag van de reclassering. Eiser is bang om naar Afghanistan te worden uitgezet omdat hij een verwesterde jongeman is die niet in de Afghaanse cultuur past.
Ter onderbouwing van zijn beroep op het recht op privéleven heeft eiser onder meer gewezen op de arresten van het EHRM van 3 juli 2012, Samsonnikov tegen Estland (ECLI:NL:XX:2012:BX6218) en van 16 april 2013, Udeh tegen Zwitserland (JV 2013/246) en op de uitspraak van de Afdeling van 20 augustus 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:877).
Voorts heeft verweerder de volgende omstandigheden meegewogen. Eiser woont vijf jaar in Nederland, wat een relatief korte tijd is. Eiser is op vierjarige leeftijd met zijn ouders, broers en zus naar Peshawar in Pakistan vertrokken, waar hij tien jaar heeft verbleven. Eiser heeft ruim 14 jaar in Pakistan en Afghanistan gewoond en derhalve het grootste deel van zijn leven buiten Nederland verbleven. Verweerder concludeert dat eiser in Peshawar niet verstoken is geweest van omgang met personen die uit zijn land van herkomst afkomstig zijn. Voorts spreekt eiser tot op heden de taal Dari met zijn ouders, zo blijkt uit het gehoor dat op 17 april 2013 in bezwaar heeft plaatsgevonden. Eiser heeft derhalve nog banden met zijn land van herkomst. Eiser is volwassen en niet gebonden aan zijn ouders en broers en kan weer een bestaan opbouwen in zijn land van herkomst. Dat eiser een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd in Nederland, duidt er niet op dat hij zich nauw verwant voelt met de Nederlandse samenleving en dat sprake is van sterke banden met Nederland. Dat zijn ouders en broers in Nederland wonen, is onvoldoende om te concluderen dat zijn banden met Nederland dusdanig sterk zijn dat reeds daarom de belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Voorts is niet gebleken van een objectieve belemmering om het familie- of gezinsleven buiten Nederland uit te oefenen. Dat eiser is verwesterd kan evenmin leiden tot de conclusie dat er sprake is van een objectieve belemmering.
Volgens verweerder faalt eisers beroep op het arrest van het EHRM van 23 juni 2008 in de zaak Maslov, omdat eiser ten tijde van het begaan van het misdrijf, in tegenstelling tot de vreemdeling in de zaak Maslov, meerderjarig was. De korte tijd die eiser in vrijheid heeft doorgebracht na zijn vrijlating op 1 november 2012 is onvoldoende voor de aanname van een positieve gedragsverandering. Ten aanzien van eisers beroep op zijn recht op privéleven stelt verweerder dat de duur van eisers verblijf in Nederland niet als zeer langdurig kan worden aangemerkt. Hij heeft immers het grootste deel van zijn leven buiten Nederland doorgebracht.
the nature and seriousness of the offence committed by the applicant’. De rechtbank zal daarom in de beoordeling van de door verweerder verrichte belangenafweging aansluiting zoeken bij het hierboven weergegeven toetsingskader.
De rechtbank verwijst in dit verband naar voornoemd arrest van het EHRM van 23 juni 2008 (Maslov), en de arresten van 22 april 2004 in de zaak Radovanovic tegen Oostenrijk (ECLI:NL:XX:2004:AP1062), het arrest van 23 september 2010, in de zaak Bousarra tegen Frankrijk (ECLI:NL:XX:2010:BO3271) en het arrest van het EHRM van 12 januari 2010 in de zaak Kahn tegen het Verenigd Koninkrijk (ECLI:NL:XX:2010:BL4175), in welk laatste arrest het gegeven dat geen sprake was van recidive tevens een relevante factor in de belangenafweging vormde. Verweerder heeft aan beide elementen in het bestreden besluit geen (kenbaar) gewicht toegekend.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder niet kunnen concluderen dat eiser sinds het gepleegde delict geen positieve gedragsverandering heeft laten zien, door enkel te stellen dat de periode sinds zijn vrijlating uit detentie daartoe te kort is.
Aan het feit dat eiser heeft gesteld dat mogelijk nog een oom in Afghanistan woont, heeft verweerder in dit verband geen relevante betekenis kunnen hechten, reeds omdat niet vaststaat dat deze oom daadwerkelijk (nog) in Afghanistan woont en eiser heeft verklaard dat hij en zijn familie geen contact hebben met deze oom. Aan het ontbreken van banden met zijn land van herkomst komt te meer gewicht toe, nu uit het algemene ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over Afghanistan van juli 2012 blijkt, zoals eiser heeft aangevoerd, dat een individu in Afghanistan voor bescherming in de eerste plaats afhankelijk is van de bescherming van zijn eigen netwerk en relaties. In voornoemd ambtsbericht staat hierover het volgende:
.
Tegenover het ontbreken van sociale en familiaire banden met zijn land van herkomst, dat eiser op zijn vierde jaar heeft verlaten, staat dat hij vanaf zijn veertiende jaar vijf jaar ononderbroken rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad. Dat is een aanzienlijk deel van zijn leven, en bovendien belangrijke, vormende jaren tot aan het volwassen worden, waarbij eiser een schoolopleiding heeft gevolgd en een baan heeft gehad. Eiser heeft daarbij steeds in gezinsverband met zijn ouders en broers samengewoond en nog nooit zelfstandig gewoond of geleefd. Onder die omstandigheden en in aanmerking genomen de jonge leeftijd waarop eiser het strafbare feit heeft gepleegd, zijn, gelet op rechtsoverweging 75 van meergenoemd arrest van het EHRM van 23 juni 2008 (Maslov), zeer zwaarwegende redenen vereist om de uitzetting van eiser naar zijn land van herkomst te rechtvaardigen.
De beroepsgrond slaagt.