ECLI:NL:RBDHA:2014:15793
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Strafontslag van PI-medewerker wegens verboden contacten met gedetineerden
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 december 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen een PI-medewerker en de minister van Veiligheid en Justitie. De medewerker, verzoekster, was sinds februari 2008 werkzaam bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en had de functie van bewaarder/complexbeveiliger in de Penitentiaire Inrichting (PI) Nieuwegein. Op 26 februari 2014 werd haar onvoorwaardelijk ontslag opgelegd wegens het onderhouden van verboden contacten met een (ex)gedetineerde, wat in strijd was met de Gedragscode van de DJI. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit werd ongegrond verklaard door de minister.
Tijdens de zitting op 15 december 2014 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. Verzoekster had erkend dat zij contacten had onderhouden met een (ex)gedetineerde, wat leidde tot de conclusie dat zij ernstig plichtsverzuim had gepleegd. De voorzieningenrechter oordeelde dat het ontslag niet onevenredig was, gezien de ernst van de overtredingen en de verantwoordelijkheden die de functie met zich meebracht. De voorzieningenrechter weegt daarbij mee dat verzoekster eerder had ontkend contact te hebben gehad met de gedetineerde, terwijl zij dit in werkelijkheid wel had gedaan.
De voorzieningenrechter verklaarde het beroep van verzoekster ongegrond en wees het verzoek om een voorlopige voorziening af. De uitspraak benadrukt het belang van integriteit en professionaliteit binnen de penitentiaire inrichting, en dat overtredingen van de Gedragscode ernstige gevolgen kunnen hebben voor de betrokken medewerkers. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.