ECLI:NL:RBDHA:2013:7429
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- R.C.H.M. Lips
- T. van Rij
- E.J.W. Heithuis
- Rechtspraak.nl
Toepassing deelnemingsvrijstelling bij verkoop van aandelen en de gevolgen voor vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft eiseres, [X] B.V., in 2004 4,7% van de beursgenoteerde aandelen in [Y] Inc. verworven, waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing was. Na een waardestijging eind 2006 en een aanzienlijke waardedaling eind 2009, heeft eiseres het belang in 2010 verkocht voor een bedrag dat hoger was dan de waarde eind 2009, maar lager dan het betaalde bedrag. De Belastingdienst heeft een winst in aanmerking genomen op basis van het positieve verschil tussen de verkoopdatum en de waarde eind 2009. Eiseres betwistte de belastbaarheid van deze winst en stelde dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing was.
De rechtbank Den Haag oordeelde dat per 1 januari 2010 het deelnemingsregime niet meer van toepassing was. De rechtbank baseerde zich op de wetgeving en jurisprudentie, waaronder BNB 1997/101, en concludeerde dat de inspecteur terecht een belastbare winst in aanmerking had genomen. Eiseres had geen recht op de deelnemingsvrijstelling, omdat het belang niet als een aflopende deelneming kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskosten af.
De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de gevolgen van de wetgeving voor de vennootschapsbelasting, vooral in het licht van de waardeveranderingen van aandelen en de tijdsgebonden regels van het belastingregime.