Uitspraak
[X] Holdings B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van
Rechtbank Den Haagvan 16 mei 2013, nr. SGR 12/11543, betreffende een beschikking als bedoeld in artikel 20b, lid 1, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 maart 2014 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de vennootschapsbelasting en de deelnemingsvrijstelling. De belanghebbende, [X] Holdings B.V., had beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 16 mei 2013, waarin het beroep tegen een beschikking van de Inspecteur ongegrond was verklaard. De beschikking betrof het vaststellen van het verlies van belanghebbende voor het jaar 2010 in het kader van de vennootschapsbelasting. De Rechtbank had geoordeeld dat het resultaat van de verkoop van een belang in een andere vennootschap onder de compartimenteringsleer moest worden berekend, wat leidde tot een belastingheffing over het gerealiseerde resultaat. De belanghebbende betwistte deze berekening en stelde dat goed koopmansgebruik een andere waardering van het belang vereiste.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de argumenten van de belanghebbende en de Rechtbank tegen elkaar afgewogen. De Hoge Raad oordeelde dat de compartimenteringsleer correct was toegepast en dat goed koopmansgebruik niet dwingt tot een aanpassing van de boekwaarde als het resultaat van die aanpassing niet in aanmerking wordt genomen bij de belastbare winst. De Hoge Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en het verlies van belanghebbende vastgesteld op € 26.568.455. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie en de Inspecteur in de kosten van het geding voor de Rechtbank. Dit arrest benadrukt de toepassing van de compartimenteringsleer en de voorwaarden voor de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting.