Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 januari 2014 in de zaak tussen
[X], wonende te [Z], eiser
Procesverloop
Overwegingen
5. Verweerder stelt zich met betrekking tot de tijdigheid van de aanslag op het standpunt dat er in april 2009 op verzoek van eiser uitstel is verleend. Vervolgens is uitstel verleend tot uiteindelijk 1 februari 2010. De aanslag is dan ook binnen de termijn van drie jaar verlengd met verleend uitstel en derhalve tijdig opgelegd. Met betrekking tot de aftrek buitengewone uitgaven stelt verweerder zich primair op het standpunt dat de aftrek van de kosten die zijn gemaakt in verband met het draagmoederprogramma terecht is gecorrigeerd. Ten onrechte is echter de aftrek van medische kosten welke door eiser in Nederland zijn gemaakt niet in aanmerking genomen. Na aftrek van het drempelbedrag dient dan ook nog een bedrag van € 1.525 in aftrek te worden toegelaten en het belastbaar inkomen uit werk en woning moet derhalve nader worden vastgesteld op € 142.727. Subsidiair neemt verweerder het standpunt in dat slechts de medische kosten van eiser, de eiceldonor en de draagmoeder in aanmerking genomen kunnen worden, welke in totaal een bedrag van € 8.233 belopen. Samen met de aftrek van de ziektekosten door eiser gemaakt in Nederland levert dat een aftrekbaar bedrag op van € 9.758. Het belastbaar inkomen uit werk en woning moet dan nader worden vastgesteld op € 134.494.
Voorts heeft eiser bij brief van 4 december 2009 (andermaal) uitstel voor het doen van aangifte heeft gevraagd. Dit uitstel is blijkens genoemde bijlage A verleend tot 1 februari 2010. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat aan eiser kenbaar was dat aan hem in elk geval voor een periode van vijf maanden (van april tot september 2009) uitstel was verleend voor het indienen van de aangifte over het jaar 2008 zodat de aanslagtermijn op zijn vroegst op 31 mei 2012 is geëindigd. Nu de aanslag is opgelegd op 3 februari 2012 is deze binnen de aanslagtermijn opgelegd.
Beslissing
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2014.