In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 november 2013, wordt de rechtmatigheid van de afwijzing van bijstandsaanvragen door de gemeente Den Haag beoordeeld. Eiseres, een Nicaraguaanse vrouw, heeft twee dochters, waarvan één de Nederlandse nationaliteit heeft. De rechtbank behandelt twee zaken: de toekenning van bijstand aan de dochter [B] en de afwijzing van de bijstandsaanvraag van eiseres zelf. Eiseres stelt dat zij en haar dochter recht hebben op bijstand op basis van het Zambrano-criterium, zoals uiteengezet in het arrest Ruiz Zambrano van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit criterium stelt dat een ouder van een Unieburger recht heeft op verblijf in de EU als het ontzeggen van dat recht zou leiden tot het feitelijk verplichten van de Unieburger om de EU te verlaten.
De rechtbank oordeelt dat in dit geval geen sprake is van een Zambrano-situatie, omdat eiseres niet kan aantonen dat het ontzeggen van bijstand aan haar zou leiden tot het feitelijk vertrek van haar dochter [B] uit Nederland. De rechtbank wijst erop dat eiseres in het verleden al een afwijzing van haar verblijfsvergunning heeft ontvangen en dat zij momenteel in Nederland verblijft op basis van maatschappelijke opvang. De rechtbank concludeert dat de gemeente Den Haag de aanvragen terecht heeft afgewezen, omdat eiseres niet voldoet aan de voorwaarden voor bijstandsverlening onder de Wet werk en bijstand (Wwb).
De rechtbank verklaart de beroepen van eiseres ongegrond en bevestigt de afwijzing van de bijstandsaanvragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de rechten van Unieburgers en hun ouders in het kader van bijstandsverlening, maar concludeert dat in dit specifieke geval de gemeente correct heeft gehandeld.