ECLI:NL:CRVB:2012:BY3139
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstandsuitkering wegens gebrek aan geldige verblijfstitel
In deze zaak, behandeld door de Centrale Raad van Beroep, gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). De appellanten, die een aanvraag om bijstand hebben ingediend op 1 december 2010, kregen op 14 december 2010 te horen dat hun aanvraag was afgewezen omdat zij niet beschikten over een geldige verblijfstitel. Dit besluit werd later door het bestuur bevestigd, en het bezwaar van de appellanten werd ongegrond verklaard op 8 februari 2011.
De rechtbank Dordrecht verklaarde het beroep tegen dit besluit op 8 november 2011 ongegrond, waarna de appellanten in hoger beroep gingen. Tijdens de zitting op 10 januari 2012 werd de zaak verwezen naar een meervoudige kamer. De Raad overwoog dat de appellanten tijdens de te beoordelen periode geen vreemdeling waren in de zin van de WWB, en dat zij onder artikel 16, tweede lid, van de WWB vallen. Dit betekent dat er geen recht op bijstand kan worden toegekend, zelfs niet op basis van dringende redenen.
De Raad concludeerde dat het beroep van appellanten op het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en het Verdrag inzake de rechten van het kind (IVRK) niet opging, omdat de relevante verdragsbepalingen niet konden worden ingeroepen in het kader van de WWB. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.