Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
tussenuitspraak van de voorzieningenrechter van 6 november 2013
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Procesverloop
Overwegingen
Verzoeker is volgens zijn verklaringen op 13 januari 2013 Nederland ingereisd. Verzoeker heeft toen verklaard een asielaanvraag te willen indienen, welke aanvraag op 14 maart 2013 is ingediend.
Op 17 mei 2013 heeft het Bureau Medische Advisering (BMA) een advies uitgebracht over de medische problematiek van verzoeker. In dat advies staat, voor zover relevant, het volgende vermeld. Verzoeker is bekend met hoge bloeddruk. Met de maximale medicatie is de bloeddruk goed ingesteld. Vanwege angstklachten door traumatische gebeurtenissen in het land van herkomst heeft verzoeker individuele ondersteunende gesprekken met de praktijkondersteuner GGZ naast rustgevende medicatie. Voor pijnklachten van zijn rechterbeen na een mishandeling wordt hij behandeld met pijnstillende medicatie. Verzoeker is onder behandeling voor zijn medische klachten. Wat betreft de psychische en lichamelijke klachten is geen sprake van een levensbedreigende situatie. De behandeling van de hoge bloeddruk is echter van blijvende aard voor een stabiele instelling. Zijn bloeddruk is stabiel ingesteld met medicijnen maar deze is ongeneeslijk. Bij staken dan wel uitblijven van medische behandeling zal zijn bloeddruk snel oplopen waardoor op korte termijn mogelijke schade zoals bijvoorbeeld een hartinfarct of een beroerte kan optreden. Door het staken van de bloeddrukmedicatie wordt op korte termijn een levensbedreigende situatie verwacht door mogelijke schade aan de organen bij het oplopen van de bloeddruk.
Ter zitting heeft verweerder hieraan toegevoegd zich bij voortschrijdend inzicht op het standpunt te stellen dat aan verzoeker nimmer een verblijfstitel in de zin van de verordening is verleend, omdat hij weliswaar rechtmatig verblijf heeft gehad, maar daaraan geen machtiging of besluit te grondslag is gelegd. Aan verzoeker is slechts, vanwege zijn medische klachten, een rust- en voorbereidingsperiode gegund van twee maanden alvorens de asielprocedure aan te vangen op 14 maart 2013.
“Een door de autoriteiten van een lidstaat afgegeven machtiging waarbij het een onderdaan van een derde land wordt toegestaan op het grondgebied van die lidstaat te verblijven, met inbegrip van de documenten waarbij personen worden gemachtigd zich op het grondgebied van die lidstaat op te houden in het kader van een tijdelijke beschermingsmaatregel of in afwachting van de tenuitvoerlegging van een verwijderingsmaatregel die tijdelijk door bepaalde omstandigheden niet kan worden uitgevoerd, echter met uitzondering van visa en verblijfsvergunningen die zijn afgegeven tijdens de periode die nodig is om te bepalen welke lidstaat in de zin van de verordening verantwoordelijk is of tijdens de behandeling van een asielverzoek of aanvraag voor een verblijfsvergunning.”
De voorzieningenrechter ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of de door verzoeker overgelegde stukken informatie bevatten in voorbedoelde zin.