In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 augustus 2013 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, [X], en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiser was aangeslagen voor navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en vermogensbelasting over de jaren 1990 tot en met 2000, in verband met een vermeende bankrekening bij de Kredietbank Luxembourg. De rechtbank oordeelde dat de Belastingdienst onvoldoende bewijs had geleverd dat eiser daadwerkelijk rekeninghouder was van de genoemde bankrekening. Eiser had consistent ontkend een buitenlandse bankrekening te hebben en had meerdere pogingen ondernomen om informatie van de bank te verkrijgen, maar zonder resultaat. De rechtbank concludeerde dat de navorderingsaanslagen, verhogingen, boetes en beschikkingen heffingsrente niet in stand konden blijven. Daarnaast werd eiser een immateriële schadevergoeding van € 1.000 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in bezwaar. De rechtbank vernietigde de uitspraken op bezwaar en de navorderingsaanslagen, en droeg de Belastingdienst op het betaalde griffierecht van € 84 aan eiser te vergoeden.