ECLI:NL:RBDHA:2013:11042
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toekenning van kinderopvangtoeslag en de authenticiteit van overeenkomsten met een gastouderbureau
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2013 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de kinderopvangtoeslag. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft bezwaar gemaakt tegen de herziene voorschotbeschikking van de Belastingdienst, die het voorschot kinderopvangtoeslag voor 2009 op nihil had vastgesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres drie verschillende versies van haar overeenkomst met het gastouderbureau heeft overgelegd, maar dat er gerechtvaardigde twijfels bestaan over de authenticiteit van de later overgelegde documenten. De rechtbank heeft daarom besloten alleen het eerste overgelegde contract in de beoordeling mee te nemen.
De rechtbank heeft overwogen dat volgens artikel 52 van de Wet kinderopvang (Wko) een schriftelijke overeenkomst tussen de ouder en het gastouderbureau moet voldoen aan bepaalde eisen. In dit geval ontbraken essentiële gegevens in het eerste contract, zoals het uurtarief en de datum van ondertekening, waardoor het niet als bewijs kon dienen voor de kinderopvang. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Belastingdienst terecht het voorschot kinderopvangtoeslag heeft herzien tot nihil, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden voor toekenning.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de Belastingdienst zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond was, waardoor het horen van eiseres niet noodzakelijk was. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen sprake was van een gebrekkige belangenafweging en dat de overige gronden van eiseres niet tot gegrondverklaring van het beroep konden leiden. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.