ECLI:NL:RBBRE:2012:BW9012
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van verliesbeschikking en kwade trouw bij aangifte vennootschapsbelasting
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 mei 2012 uitspraak gedaan in een geschil tussen een B.V. en de inspecteur van de Belastingdienst over de herziening van een verliesbeschikking voor het jaar 2004. De belanghebbende had een hoge rekening-courant schuld aan haar moedermaatschappij, die niet correct was verwerkt in de aangifte vennootschapsbelasting. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur een ambtelijk verzuim had begaan door niet nader onderzoek te doen naar de juistheid van de aangifte, maar dat de gemachtigde van de belanghebbende zich te kwader trouw had gedragen door de aangifte niet zorgvuldig te controleren. Dit leidde tot de conclusie dat de herziening van de verliesbeschikking gerechtvaardigd was.
De rechtbank stelde vast dat de belanghebbende in haar aangifte een verlies van € 58.345 had opgegeven, maar dat de inspecteur dit verlies had herzien naar € 47.640. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuw feit was dat de herziening rechtvaardigde, maar dat de kwade trouw van de gemachtigde, die de aangifte had ingediend, wel degelijk aanwezig was. De rechtbank benadrukte dat een belastingplichtige te kwader trouw is als hij opzettelijk onjuiste inlichtingen verstrekt of de inspecteur opzettelijk de juiste inlichtingen onthoudt.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat de kwade trouw van de gemachtigde aan de belanghebbende kan worden toegerekend, waardoor de inspecteur gerechtigd was om de verliesbeschikking te herzien. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.