ECLI:NL:HR:2000:AA6204
Hoge Raad
- Cassatie
- R.J.J. Jansen
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en de beoordeling van kwade trouw
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1992. De belanghebbende was aanvankelijk aangeslagen naar een belastbaar inkomen van f 60.000,--, maar kreeg later een navorderingsaanslag opgelegd naar een belastbaar inkomen van f 126.860,--, met een verhoging van f 1.000,-- vanwege niet tijdige aangifte. De Inspecteur verleende kwijtschelding voor de verhoging tot vijftig procent. Na bezwaar van de belanghebbende handhaafde de Inspecteur de navorderingsaanslag en de beschikking inzake de verhoging. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gedeeltelijk gegrond verklaarde en de aanslag verlaagde tot f 126.880,-- zonder verhoging. De uitspraak van het Hof is aan het arrest gehecht.
De belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Staatssecretaris van Financiën heeft het cassatieberoep bestreden. De Hoge Raad beoordeelt het middel van cassatie en oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de belanghebbende te kwader trouw was, zoals bedoeld in artikel 16, lid 1, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast dat de Staatssecretaris van Financiën het griffierecht van f 340,-- vergoedt aan de belanghebbende en veroordeelt de Staatssecretaris in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op f 2.130,-- voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het arrest is op 14 juni 2000 uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.