Uitspraak
RECHTBANK BREDA
1.Ontstaan en loop van het geding
,ontvangen bij de rechtbank op 6 juli 2007, in één geschrift beroep ingesteld tegen de navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1997 en 2000, de aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over de jaren 1998, 1999, 2001, 2002 en 2003, de voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen over het jaar 2004, de aanslagen vermogensbelasting over de jaren 1999 en 2000, de aanslagen premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen over de jaren 1998, 1999, 2001, 2002 en 2003, de aanslagen ziekenfondspremie over de jaren 2001 en 2002 en de naheffings-aanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 1 januari 1997 tot en met 31 december 1997, 1 januari 1998 tot en met 31 december 1998, 1 januari 2000 tot en met 31 december 2000 en 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004, alsmede de daarbij vastgestelde verhoging en boetebeschikkingen. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 143.
2.Feiten
ƒ 12.641
3.Geschil
- de ontvankelijkheid van het beroepschrift;
- de juistheid van de in 2.5. genoemde correcties;
- de in 2.6. genoemde vergrijpboeten.
4.Beoordeling van het geschil
ƒ 158.500
ƒ 10.000
ƒ 158.500
ƒ 26.500
ƒ 236.295
5.Proceskosten
6. Beslissing
6. Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar;
- vermindert de aanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van ƒ 914.366.;
- vermindert de boete tot ƒ 180.000 (€ 81.680,41);
- veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 139, en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die dit bedrag aan belanghebbende moet vergoeden.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: