ECLI:NL:RBAMS:2025:7675

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
Eftermid
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van het Openbaar Ministerie en de verdediging in de strafzaak Eftermid

Op 16 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak Eftermid, waarin verschillende onderzoekswensen van het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn behandeld. De rechtbank heeft beslissingen genomen op verzoeken met betrekking tot het verhoren van getuigen, het verstrekken van bewijsstukken en het verhoren van medeverdachten. De rechtbank heeft onder andere verzoeken tot het verhoren van de kroongetuige en andere getuigen toegewezen, maar ook verzoeken afgewezen die onvoldoende onderbouwd waren. De rechtbank heeft benadrukt dat de verdediging moet motiveren waarom bepaalde getuigen of stukken van belang zijn voor de zaak. De beslissingen zijn genomen na een zorgvuldige afweging van de belangen van de verdediging en de eisen van een eerlijk proces. De rechtbank heeft ook de rol van de rechters-commissarissen in het vervolg van het proces benadrukt, waarbij de verdediging de mogelijkheid heeft om zich aan te sluiten bij getuigenverhoren. De rechtbank heeft de zaak verwezen naar de rechters-commissarissen voor verdere behandeling van de toegewezen verzoeken.

Uitspraak

Beslissing
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Onderzoek: Eftermid
Parketnummers: hieronder per verdachte weergegeven
Datum beslissing: 16 oktober 2025
Beslissingen van de rechtbank op de onderzoekswensen van het Openbaar Ministerie en de verdediging, gedaan op de regiezittingen van 1 en 3 oktober 2025, in de zaken van de verdachten:
[verdachte 1] ,
geboren op [geboortedag] in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
nu gedetineerd,
parketnummer: 13/194074-24,
raadsman: mr. E.O. de Jong.
[verdachte 2] ,
geboren op [geboortedag] 1991 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de [naam PI] ,
parketnummer: 13/158752-24,
raadslieden: mr. G.N. Weski en mr. F.S. Ördü.
[verdachte 3] ,
geboren op [geboortedag] 1992 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
nu gedetineerd in de [naam PI] ,
parketnummer: 13/158728-24,
raadslieden: mr. S.L.J. Janssen en mr. M.J.R. van Walsem.
[verdachte 4] ,
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de [naam PI] ,
parketnummer: 13/155877-24,
raadslieden: mr. M.L. van Gaalen en mr. D.N.A. Brouns.
[verdachte 5] ,
geboren op [geboortedag] 1994 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
parketnummer: 13/159756-24,
raadsman: mr. N. van Schaik.
[verdachte 6] ,
geboren op [geboortedag] 1998 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
parketnummer: 13/125274-24,
raadslieden: mr. R. van ’t Land en mr. H.M. Dunsbergen.
[verdachte 7] ,
geboren op [geboortedag] 1996 in [geboorteplaats] ,
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen,
parketnummer: 13/122773-25,
raadsman: mr. L. de Leon.
Het Openbaar Ministerie wordt ter zitting van 1 en 3 oktober 2025 vertegenwoordigd door drie officieren van justitie, hierna steeds gezamenlijk aangeduid als: de officier van justitie.
Inhoudsopgave
Algemeen
Verzoeken met betrekking tot de kroongetuige
Verzoeken met betrekking tot EncroChat- en SkyECC-data
3.1. Verzoeken met betrekking tot te voeren ontvankelijkheids- en bewijsuitsluitingsverweren
3.2. Verzoeken met betrekking tot verstrekking ter inzage van EncroChat- en SkyECC-data
4. Verzoeken met betrekking tot APN- en zendmastgegevens
5. Verzoeken tot het verhoren van de medeverdachten als getuigen
6. Verzoeken tot het verhoren van getuigen
6.1. Verzoeken inzake deelonderzoek Berg
6.2. Verzoeken inzake deelonderzoek Bunkyo
6.3. Verzoek inzake deelonderzoek Mad Fox
6.4. Overige getuigenverzoeken
7. Overige verzoeken
7.1. Verzoek inzake deelonderzoek Berg
7.2. Verzoek inzake deelonderzoek Orion
7.3. Verzoeken inzake deelonderzoek Bunkyo
7.4. Verzoeken inzake deelonderzoek Mad Fox
7.5. Overige verzoeken
8. Verwijzing naar de rechters-commissarissen en het verzoek van raadslieden om zich aan te sluiten bij getuigenverhoren

1.Algemeen

Deze beslissingen zijn gegeven naar aanleiding van het onderzoek op de regiezittingen van 1 en 3 oktober 2025. Voorafgaand aan deze zittingen hebben de officier van justitie en de raadslieden, mr. E.O. de Jong ( [verdachte 1] ), mr. G.N. Weski en mr. F.S. Ördü ( [verdachte 2] ), mr. S.L.J. Janssen en mr. M.J.R. van Walsem ( [verdachte 3] ), mr. N. van Schaik ( [verdachte 5] ), mr. R. van ’t Land en mr. H.M. Dunsbergen ( [verdachte 6] ) en mr. L. de Leon ( [verdachte 7] ) schriftelijk onderzoekswensen ingediend. De officier van justitie heeft schriftelijk het standpunt met betrekking tot de ingediende onderzoekswensen kenbaar gemaakt. Op de regiezittingen van 1 en 3 oktober 2025 zijn de onderzoekswensen besproken en hebben de raadslieden en de officier van justitie hun standpunten nader toegelicht. Mr. M.L. van Gaalen en mr. D.N.A. Brouns ( [verdachte 4] ) hebben zich ter zitting gemotiveerd bij enkele onderzoekswensen aangesloten.
Voor een deel hebben de raadslieden dezelfde onderzoekswensen ingediend en in een aantal gevallen hebben raadslieden zich specifiek en gemotiveerd aangesloten bij de onderzoekswensen van de raadslieden van medeverdachten, hetgeen hieronder bij de betreffende verzoeken is vermeld.
Mr. De Leon heeft ter zitting gezegd zich aan te sluiten bij de overige raadslieden. Hoewel de officier van justitie dit heeft opgevat als een algemeen aansluitingsverzoek, ziet de rechtbank dat anders omdat mr. De Leon niet specifiek heeft toegelicht bij welke verzoeken van de andere raadslieden hij wil aansluiten en dit ook op geen enkele wijze heeft onderbouwd.
Een aantal verdachten wordt bijgestaan door twee raadslieden. In dat geval wordt hierna enkel de naam van de raadsman vermeld die bij de gelegenheid van de regiezittingen op 1 en 3 oktober 2025 (grotendeels) het woord namens de verdachte heeft gevoerd.
De rechtbank zal de door de officier van justitie en de raadslieden ingediende verzoeken hierna inhoudelijk bespreken. De beslissingen van de rechtbank op die verzoeken zijn in één document (het onderhavige) vervat, aangezien alle processtukken die in het kader van het onderzoek Eftermid zijn en/of worden opgemaakt, gevoegd worden in de zaken van alle verdachten in dit onderzoek.

2.Verzoeken met betrekking tot de kroongetuige

2.1.
Het verzoek tot het verhoren van de kroongetuige
De officier van justitie en mr. Janssen hebben in een eerder stadium het verzoek gedaan tot het verhoren van [kroongetuige] bij de rechter-commissaris. Dit verzoek is door de rechtbank toegewezen op de pro-formazitting van 11 februari 2025, in die zin dat [kroongetuige] zal worden verhoord in de zaken van alle op dat moment gedagvaarde verdachten, te weten [verdachte 3] , [verdachte 2] en [verdachte 4] . De officier van justitie en mr. Janssen hebben het verzoek ter gelegenheid van de regiezitting van 1 en 3 oktober 2025 herhaald en de raadslieden mr. Van Schaik, mr. Van ’t Land en mr. De Leon hebben hetzelfde verzoek ingediend.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [kroongetuige] toe. Hierbij wordt bepaald dat de officier van justitie in de gelegenheid moet worden gesteld om als eerste vragen te stellen.
Omdat het verzoek van de officier van justitie tot het verhoren van [kroongetuige] wordt toegewezen, geldt dat dit zal gebeuren in de zaken van alle verdachten in alle deelonderzoeken.
2.2.
Het verzoek tot het aanwezig mogen zijn bij de verhoren van de kroongetuige
Mr. Janssen heeft ten aanzien van de verhoren van [kroongetuige] bij de rechter-commissaris verzocht dat zijn cliënt, verdachte [verdachte 3] , daarbij aanwezig mag zijn. De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat het verzoek door de rechter-commissaris dient te worden beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat een verdachte, op grond van artikel 186a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), in de gelegenheid kan worden gesteld om een verhoor van een getuige bij de rechter-commissaris bij te wonen. Uit het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2021 kan worden afgeleid dat een verdachte in beginsel bij een verhoor van een getuige bij de rechter-commissaris aanwezig moet kunnen zijn als hij dat verzoekt. [1]
De rechtbank is in dit geval echter van oordeel dat het verzoek moet worden afgewezen. Hoewel de rechtbank het belang van verdachte [verdachte 3] tot het bijwonen van de verhoren van [kroongetuige] ziet, wordt aan dit belang op een ander moment al tegemoet gekomen, namelijk wanneer [kroongetuige] door de rechtbank ter terechtzitting zal worden verhoord. Mr. Janssen heeft onvoldoende gemotiveerd waarom daarmee niet al in voldoende mate aan het belang van verdachte [verdachte 3] in dit verband tegemoet wordt gekomen.
2.3.
Het verzoek tot het uitluisteren van de verhoren van de kroongetuige
Mr. Van ’t Land heeft verzocht om in staat te worden gesteld om alle verhoren van [kroongetuige] die hij in zijn hoedanigheid van kroongetuige heeft afgelegd in alle deelonderzoeken uit te luisteren.
Dit verzoek is eerder gedaan door mr. Van Gaalen en mr. Weski, en toegewezen op de zittingen van respectievelijk 11 februari 2025 en 10 juli 2025, met dien verstande dat het Openbaar Ministerie moet faciliteren dat de audiobestanden van de verhoren van [kroongetuige] moeten kunnen worden uitgeluisterd op een politiebureau door de raadslieden, al dan niet in het bijzijn van hun cliënt. De rechtbank wijst het verzoek van mr. Van ’t Land ook toe onder de genoemde voorwaarden.
Mr. Van Gaalen heeft verzocht de verhoren van [kroongetuige] uit te kunnen luisteren zonder dat daarbij een stemvervorming op de stem van [kroongetuige] is toegepast.
De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat de praktische uitvoering van het uitluisteren van de verhoren aan het Openbaar Ministerie wordt overgelaten, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat het Openbaar Ministerie bij de uitvoering van de door de rechtbank genomen beslissingen steeds de veiligheid van personen in het oog zal houden, en daarbij indien nodig maatregelen zal nemen. Mr. Van Gaalen heeft onvoldoende gemotiveerd dat de genomen maatregel van stemvervorming van zodanige aard is dat de audiobestanden van de verhoren van [kroongetuige] redelijkerwijs niet meer kunnen worden uitgeluisterd.
2.4.
Het verzoek tot het verhoren van de TBG-officier van justitie (AMS7050) en het verzoek tot verstrekking van informatie over de wijze van verslaglegging van gesprekken met de kroongetuige
De CI-officier van justitie is onderdeel van het team dat is belast met bijzondere getuigentrajecten (Team Bijzondere Getuigen, hierna: TBG). Onder diens leiding is de kroongetuige-overeenkomst, op grond van artikel 226g Sv, gesloten.
Verzoeken van de verdediging
Mr. Van Schaik, mr. De Leon, mr. Weski, mr. Janssen en mr. Van ’t Land hebben ieder verzocht tot het verhoren van de TBG-officier van justitie (AMS7050). De raadslieden hebben – kort gezegd – aangevoerd deze getuige te willen verhoren in verband met de toetsing van de rechtmatigheid van de kroongetuige-overeenkomst en de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] .
Mr. Janssen heeft voorts het verzoek gedaan om – voorafgaand aan het verhoor van de TBG-officier van justitie – informatie verstrekt te krijgen over de wijze van verslaglegging van de gesprekken die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de door [kroongetuige] afgelegde kluisverklaringen. Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij dit verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdediging in de gelegenheid moet worden gesteld om vragen voor te leggen aan de TBG-officier van justitie. De TBG-officier van justitie heeft processen-verbaal opgesteld, die ter discussie kunnen worden gesteld. Het verhoren van een officier van justitie vindt echter alleen in bijzondere gevallen plaats. De vragen van de verdediging hebben betrekking op het verloop van het dealtraject dan wel op de inhoudelijke afwegingen die voorafgaand aan of tijdens het dealtraject zijn gemaakt. Hoewel de TBG-officier van justitie nauw heeft samengewerkt met de TBG-verbalisanten, heeft deze officier van justitie zelf de afwegingen gemaakt en draagt hij/zij zelf de eindverantwoordelijkheid voor het gehele traject. De vragen van de verdediging kunnen daarom bij uitstek, door middel van een aanvullend proces-verbaal, door de TBG-officier van justitie worden beantwoord. De officier van justitie heeft verzocht de verzoeken tot het verhoren van de TBG-officier van justitie en de TBG-verbalisanten af te wijzen en in plaats daarvan te bepalen dat een nader proces-verbaal wordt opgemaakt door de TBG-officier van justitie.
Beslissingen van de rechtbank
Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft in zijn Keskin-jurisprudentie [2] het belang van een verdachte om een getuige te kunnen ondervragen benadrukt
(‘an adequate and proper opportunity to challenge and question a witness’). Als het gaat om een
anderegetuige dan een belastende getuige (waarbij het belang tot het verhoren van die getuige wordt verondersteld), geldt dat het verzoek tot het verhoren moet worden gemotiveerd.
De verzochte getuige heeft geen belastende verklaringen over de verdachten afgelegd en is dan ook geen Keskin-getuige. De raadslieden moeten daarom motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
Bij de beoordeling van het verzoek neemt de rechtbank als uitgangspunt dat uit de jurisprudentie volgt dat het verhoren van een officier van justitie als getuige alleen in bijzondere gevallen plaatsvindt. Van een bijzonder geval kan onder meer sprake zijn als de officier van justitie betrokken is geweest bij het onderzoek van de politie voorafgaande aan de aanvang van de vervolging en het verzoek om hem/haar als getuige te (doen) verhoren ertoe strekt hem/haar te ondervragen over dat wat hij/zij daarbij zelf heeft waargenomen of ondervonden.
Uit het dossier blijkt dat de TBG-officier van justitie (AMS7050) betrokken is geweest bij de voorfase van de zaak Eftermid, namelijk bij de totstandkoming van de kroongetuige-overeenkomst, en dus op dat punt uit eigen waarneming en/of ervaring zal kunnen verklaren.
Daarmee is in beginsel gegeven dat de verdachten er belang bij hebben om deze officier van justitie als getuige te verhoren. De hiervoor genoemde bezwaren van de officier van justitie tegen dit verhoor wegen niet op tegen het gestelde belang van de verdediging
‘to challenge and question a witness’. Het voorstel dat door de officier van justitie is gedaan, om de TBG-officier van justitie een proces-verbaal op te laten maken waarin antwoord wordt gegeven op door de raadslieden opgeworpen vragen, komt onvoldoende tegemoet aan de belangen van de verdediging en is daarnaast ook niet altijd meer efficiënt dan een getuigenverhoor.
Alles afwegende wijst de rechtbank het verzoek tot het verhoren van de TBG-officier van justitie (AMS7050) toe.
Het verzoek van mr. Janssen om voorafgaand aan het verhoor van de TBG-officier van justitie informatie verstrekt te krijgen over de wijze van verslaglegging van gesprekken met [kroongetuige] die voorafgaand aan de afgelegde kluisverklaringen zijn gevoerd wordt afgewezen, omdat de noodzaak daartoe onvoldoende is toegelicht en ook niet is gebleken. De rechtbank acht hierbij van belang dat de officier van justitie in reactie op dit verzoek al heeft meegedeeld dat de verkennende gesprekken in de voorfase niet auditief zijn opgenomen, en dat de raadslieden in de gelegenheid worden gesteld om de TBG-officier van justitie ook op dit punt te ondervragen.
2.5.
De verzoeken tot het verhoren van verbalisanten TBG-786585, TBG-237061 en TBG-333033, en het verzoek tot het verhoren van de teamleider/eindverantwoordelijke dan wel opsteller(s) van de verificatie- en falsificatiestukken
Verzoeken van de verdediging
Mr. Janssen heeft verzocht tot het verhoren van de verbalisanten TBG-786585, TBG-237061 en TBG-333033. Deze verbalisanten hebben de eerste kluisverklaringen van [kroongetuige] afgenomen. Mr. Janssen wil de getuigen vragen stellen over de totstandkoming van die kluisverklaringen en de informatie-uitwisseling die daaraan vooraf is gegaan. Ter terechtzitting hebben mr. Van ‘t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij deze verzoeken.
Door mr. Van ’t Land is verzocht tot het verhoren van de teamleider dan wel eindverantwoordelijke dan wel opsteller(s) van de verificatie- en falsificatiestukken uit de deelonderzoeken AD02, ZD01, ZD02, ZD03, ZD05 en ZD06. Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Weski zich aangesloten bij dit verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen de verzoeken verzet, omdat met een nader op te maken proces-verbaal door de TBG-officier van justitie voldoende tegemoet wordt gekomen aan het verdedigingsbelang.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst de verzoeken af. De verzochte getuigen hebben geen belastende verklaringen over de verdachten afgelegd en zijn daarom geen Keskin-getuigen. De raadslieden moeten daarom motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd wat haar belang is bij het verhoren van deze getuigen. Het verzoek is gedaan met het oog op het toetsen van de betrouwbaarheid van (de verklaringen van) [kroongetuige] . Als uitgangspunt daarbij geldt dat de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] zelf dient te onderzoeken aan de hand van het dossier en zich daarbij niet kan baseren op betrouwbaarheidsoordelen van verbalisanten. Voor zover de verzoeken zijn gedaan om de betrouwbaarheidsbeoordeling door deze verbalisanten te toetsen, is dan ook onvoldoende onderbouwd welk belang de verdediging daarbij heeft. De enkele verwijzing door mr. Van ’t Land naar dat door de verbalisanten ‘op verschillende plekken’ is gerelateerd dat ‘een klein deel van de informatie niet geverifieerd of gefalsificeerd kan worden’ is onvoldoende ter onderbouwing van het verdedigingsbelang. Hierbij is mede van belang dat in het verzoek niet is gespecificeerd op welke passages wordt gedoeld, terwijl het verzoek wordt gedaan ten aanzien van zes onderdelen van een zeer omvangrijk dossier.
De rechtbank heeft bij haar oordeel verder betrokken de overweging en beslissing die strekt tot toewijzing van het verzoek tot het verhoren van de TBG-officier van justitie, aan wie tijdens het verhoor de vragen van de verdediging in dit kader, zoals ten aanzien van de gang van zaken bij de totstandkoming van de kluisverklaringen, kunnen worden voorgelegd.
2.6.
Het verzoek tot het verhoren van TGB-officier van justitie
Het getuigenbeschermingsprogramma wordt uitgevoerd door het Team Getuigenbescherming (hierna: TGB) van de landelijke eenheid.
Verzoek van de verdediging
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot het verhoren van de TGB-officier van justitie over de totstandkoming van de kroongetuige-overeenkomst en de daarbij gedane toezeggingen. Ter terechtzitting heeft mr. Janssen zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet. De verdediging heeft op geen enkele manier onderbouwd welk belang het verhoren van deze getuige dient in het kader van de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv. Daar komt bij dat het Openbaar Ministerie geen enkele aanleiding ziet de TGB-officier van justitie te verhoren, omdat diens werkzaamheden, te weten het treffen van specifieke maatregelen voor de feitelijke bescherming van een kroongetuige, naar zijn aard meebrengen dat de inhoud van die maatregelen of afspraken zich niet leent voor openbaarmaking.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. De verzochte getuige heeft geen belastende verklaringen over de verdachten afgelegd en is dan ook geen Keskin-getuige. De raadslieden moeten daarom motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
De rechtbank overweegt dat eventuele toezeggingen die met het oog op de feitelijke bescherming van [kroongetuige] zijn gedaan geen onderdeel uitmaken van de in artikel 226g, eerste lid, Sv bedoelde afspraak en ook niet kunnen worden beschouwd als afspraken als bedoeld in het vierde lid van die bepaling. Voor het Openbaar Ministerie bestaat daarom geen verplichting dergelijke toezeggingen bekend te maken en daarnaast zijn deze toezeggingen ook geen voorwerp van toetsing door de rechter-commissaris op grond van artikel 226g, derde lid, Sv of door de zittingsrechter. Het verhoren van de TGB-officier van justitie dient om die reden in beginsel geen redelijk verdedigingsbelang.
De raadslieden hebben onvoldoende gemotiveerd dat in dit geval van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De enkele stelling, dat in een ander kroongetuigeproces toezeggingen zouden zijn gedaan aan een kroongetuige in afwijking van de ‘Aanwijzing toezeggingen aan getuigen’, is daartoe in ieder geval onvoldoende. Daar komt bij dat er in deze zaak geen aanwijzingen zijn dat in dit verband relevante (straf)toezeggingen zouden zijn gedaan aan [kroongetuige] door de TGB-officier van justitie.
2.7.
Het verzoek tot het verhoren van de ouders van de kroongetuige
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van de ouders van [kroongetuige] . De raadsman heeft betoogd dat de ouders van [kroongetuige] diverse uitlatingen hebben gedaan over zijn betrouwbaarheid als geheel. Zo hebben zij verklaard dat hij veel liegt, manipuleert en dat alles bij hem draait om geld. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij dit verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet. Het verhoren van de ouders van [kroongetuige] dient geen redelijk verdedigingsbelang. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] wordt beoordeeld aan de hand van de vraag of en in hoeverre zijn verklaringen overeenkomen met de overige onderzoeksbevindingen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst dit verzoek af. De getuigen hebben in het opsporingsonderzoek en ook daarna geen belastende verklaringen over de verzoekende verdachten afgelegd en zijn dan ook geen Keskin-getuigen. De verdediging zal daarom moeten motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing.
De rechtbank is van oordeel dat door mr. Weski onvoldoende is onderbouwd wat zijn belang is bij het verhoren van deze getuigen. Het verzoek is gedaan met het oog op het toetsen van de betrouwbaarheid van [kroongetuige] . Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] dient te onderzoeken aan de hand van het dossier en van dat wat op zitting is voorgevallen. De waardering van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] staat dus centraal, en niet die van zijn persoon(lijkheid). Gelet hierop bestaat er niet zonder meer een verdedigingsbelang bij het verhoren van getuigen die kunnen verklaren over het karakter van een kroongetuige. Bovendien zijn de ouders in april 2021 in het onderzoek Bunkyo al als getuigen verhoord, waarbij zij een algemeen beeld hebben geschetst van het karakter van hun zoon, en hebben zij toen ook verklaard dat zij al lange tijd weinig tot geen contact meer met hem hadden, zeker vanaf zijn detentie in januari 2021. Uit het dossier volgt dat [kroongetuige] in februari 2022, tijdens dezelfde detentie, contact heeft gezocht met het TBG. De verdediging heeft op geen enkele wijze gemotiveerd dat de ouders van [kroongetuige] na hun verhoor in april 2021 over in dit verband relevante aanvullende of nieuwe informatie zouden (kunnen) beschikken.

3.Verzoeken met betrekking tot EncroChat- en SkyECC-data

3.1.
Verzoeken met betrekking tot te voeren ontvankelijkheids- en bewijsuitsluitingsverweren
Verzoeken van de verdediging
Mr. De Leon heeft een aantal verzoeken tot nader onderzoek gedaan met betrekking tot de EncroChat-data. Dit met het oog op het kunnen voeren van verweren met betrekking tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dan wel bewijsuitsluiting.
Mr. De Leon heeft verzocht tot het verhoren van de volgende personen als getuige:
  • [getuige 1] , (als (feitelijk) leider) betrokken bij het opsporingsonderzoek naar EncroChat (onderzoek Emma95) aan Franse zijde;
  • LAP0797, officier van justitie en (formeel) leider van het opsporingsonderzoek naar EncroChat aan Nederlandse zijde;
  • R1099, als (verbaliserend) opsporingsambtenaar feitelijk betrokken bij het opsporingsonderzoek naar EncroChat in het onderzoek Lemont aan Nederlandse zijde;
  • [getuige 2] , als Deputy Executive Director vanuit Europol betrokken bij de operatie rondom EncroChat;
  • de (NN-)medewerker die (als Deputy Executive Director) vanuit Eurojust betrokken is geweest bij de operatie rondom EncroChat.
Mr. De Leon heeft verzocht om verstrekking ter kennisname van de volgende stukken:
  • het Franse onderzoeksdossier inzake EncroChat (onderzoek Emma95);
  • het Nederlandse onderzoeksdossier inzake EncroChat (onderzoek Lemont/Bismarck);
  • de (verslaglegging van de) mondelinge en schriftelijke communicatie/de uitgewisselde (proces)stukken tussen Nederland en Frankrijk en alle overige EU-landen met betrekking tot de EncroChat-operatie;
  • de notificaties (in de zin van ‘Bijlage C’ uit Richtlijn 2014/41) vanuit Frankrijk, in het bijzonder die welke zijn gericht aan Nederland;
  • de volledige (ruwe) EncroChat-(bron)dataset.
Mr. De Leon en mr. Weski hebben een aantal verzoeken tot nader onderzoek gedaan met betrekking tot de SkyECC-data. Dit met het oog op het kunnen voeren van verweren met betrekking tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie en bewijsuitsluiting.
Zij hebben verzocht tot het verhoren van de volgende personen als getuige:
  • [getuige 3] , (als (feitelijk) leider) betrokken bij het opsporingsonderzoek naar SkyECC aan Franse zijde;
  • [getuige 4] , feitelijk betrokken bij het opsporingsonderzoek naar SkyECC aan Belgische zijde;
  • LAP0814, officier van justitie en (formeel) leider van het opsporingsonderzoek naar SkyECC aan Nederlandse zijde;
  • R824, als (verbaliserend) opsporingsambtenaar feitelijk betrokken bij het opsporingsonderzoek naar SkyECC aan Nederlandse zijde;
  • 351348, die vanuit Europol betrokken is geweest bij de operatie rondom SkyECC;
  • [getuige 5] , die vanuit Eurojust betrokken is geweest bij de operatie rondom SkyECC.
Mr. Weski heeft daarnaast nog verzocht tot het verhoren van de volgende personen als getuige:
- Verbalisant 1910, opsteller van de processen-verbaal over de lengtevergelijking [3] ;
  • [getuige 6] , (feitelijk) betrokken bij het opsporingsonderzoek naar SkyECC aan Nederlandse zijde;
  • [getuige 7] , de gebruiker van het Sky-ID [Sky-ID] .
Mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht om verstrekking ter kennisname van de volgende stukken:
  • het Franse onderzoeksdossier van het onderzoek SkyECC;
  • het Nederlandse onderzoeksdossier van de onderzoeken Werl, Yucca en Argus;
  • de (verslaglegging van) de mondelinge en schriftelijke communicatie/uitgewisselde (proces)stukken tussen Nederland en Frankrijk en alle overige EU-landen met betrekking tot de SkyECC-operatie;
  • de notificaties (in de zin van bijlage C uit Richtlijn 2014/41) vanuit Frankrijk, in het bijzonder die welke zijn gericht aan Nederland;
  • de volledige (ruwe) SkyECC-(bron)dataset;
Mr. De Leon heeft daarnaast nog verzocht om verstrekking ter kennisname van de volgende stukken:
  • Franse processen-verbaal die de digitale ‘chain of custody’ c.q. de integriteit van de digitale data zouden moeten hebben verzekeren;
  • een nader op te maken proces-verbaal ten aanzien van de mate van onvolledigheid van de SkyECC-data van accounts in de onderhavige strafzaak.
Mr. Weski heeft daarnaast verzocht om verstrekking ter kennisname van de volgende stukken:
  • het Belgische onderzoeksdossier betreffende de uitgeoefende opsporingsbevoegdheden in het kader en/of met als gevolg de verkrijging van de SkyECC-data;
  • de volledige (secundaire) dataset uit het onderhavige onderzoek / van alle Sky ECC-accounts die in dit onderzoek voorkomen.
Mr. Weski heeft daarnaast nog verzocht tot het verrichten van nader deskundigenonderzoek naar de gehele digitale ‘chain of custody’ met betrekking tot de SkyECC-data en tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Mr. Van Schaik en mr. Van ’t Land hebben zich ter terechtzitting bij alle voornoemde verzoeken aangesloten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat alle verzoeken van de verdediging moeten worden afgewezen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank zoekt aansluiting bij dat wat de Hoge Raad in de hierna genoemde arresten heeft geoordeeld. Dit houdt – kort gezegd – het volgende in.
De Hoge Raad heeft op 13 juni 2023 prejudiciële vragen beantwoord over de inzet van ontsleutelde berichten van EncroChat en SkyECC. Daarbij heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel (waarbij wordt uitgegaan van het algemene vertrouwen in het rechtssysteem van de andere staat) ertoe leidt dat de beslissingen van buitenlandse autoriteiten die aan in het buitenland verricht onderzoek ten grondslag liggen, door de rechter in de Nederlandse strafzaak moeten worden gerespecteerd. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat het onderzoek in het buitenland rechtmatig is verricht. Dat is alleen anders als in het buitenland onherroepelijk is komen vast te staan dat het betreffende onderzoek niet in overeenstemming met de daarvoor geldende regels is verricht. Ook neemt de rechter in de Nederlandse strafzaak tot uitgangspunt dat het onderzoek in het buitenland op zo’n wijze is verricht dat de resultaten daarvan betrouwbaar zijn. De Nederlandse rechter is alleen gehouden de betrouwbaarheid van de resultaten te onderzoeken als er concrete aanwijzingen voor het tegendeel bestaan. [4]
In het arrest van 13 februari 2024 heeft de Hoge Raad deze overwegingen over het vertrouwensbeginsel onderschreven. Daarnaast heeft de Hoge Raad overwogen dat ten aanzien van verzoeken van de verdediging die zien op het voegen of het krijgen van inzage in stukken, voor zover die verband houden met de wijze waarop het onderzoek is verlopen dat is uitgevoerd door en onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten, gelet op het vertrouwensbeginsel in de regel geen grond voor toewijzing bestaat.
Ook heeft de Hoge Raad aandacht besteed aan hoe het één en ander zich verhoudt tot artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM). De Hoge Raad heeft overwogen dat het EVRM op zichzelf niet eraan in de weg staat dat in een strafzaak gebruik wordt gemaakt van de resultaten van in het buitenland verricht onderzoek, maar dat het gebruik van dergelijke resultaten voor het bewijs niet in strijd mag komen met het recht op een eerlijk proces dat door artikel 6 EVRM wordt gewaarborgd. Als van de resultaten van het onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten verrichte onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt voor het bewijs, moet de rechter de ‘
overall fairness’ van die strafzaak waarborgen. [5]
Omdat niet is gebleken dat in Frankrijk onherroepelijk is komen vast te staan dat het Franse onderzoek niet overeenkomstig de daarvoor geldende regels is verricht en dat sprake is van concrete aanwijzingen voor de onbetrouwbaarheid van de resultaten van dat onderzoek, moet het er ook in dit onderzoek voor worden gehouden dat de onderzoeksresultaten rechtmatig zijn verkregen en betrouwbaar zijn. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat, voor zover de onderzoekswensen ertoe strekken de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijk optreden en de betrouwbaarheid van de uit de Franse onderzoeken verkregen resultaten te toetsen, die toets niet ter beoordeling aan de rechtbank voorligt, omdat dit in strijd zou zijn met het vertrouwensbeginsel. Gelet daarop is er geen grond voor toewijzing van de verzoeken.
De taak van de rechtbank in de onderhavige zaak is ertoe beperkt de ‘
overall fairness’ van de strafzaak te waarborgen. Het beginsel van ‘
equality of arms’ ligt besloten in het in artikel 6 EVRM verankerde recht op een eerlijk proces en maakt daar een essentieel onderdeel van uit. Dit beginsel heeft tot doel ervoor te zorgen dat de partijen in strafzaken gelijke procedurele kansen krijgen om de zaak voor te bereiden, om hun argumenten voor te leggen aan de rechter en om proactief deel te nemen aan de gehele procedure. De verdediging heeft op grond hiervan in beginsel het recht om toegang te verkrijgen tot al het materiaal dat zowel ten nadele als ten gunste van de verdachte kan worden gebruikt.
Het recht van toegang tot en inzage in toegepaste methoden van opsporing en resultaten van onderzoek, waaronder ook is begrepen het recht op ondervraging of bevraging van ambtenaren die bij de opsporing en vervolging zijn betrokken, is echter geen absoluut recht. Dit recht is namelijk onderhevig aan beperkingen die onder meer worden gevonden in andere belangen, waaronder de nationale veiligheid, de noodzaak tot het beschermen van getuigen, (zwaarwegende) overige opsporingsbelangen, het recht op privacy en in voorkomende gevallen ook de soevereiniteit van andere staten en het daarmee samenhangende interstatelijke vertrouwensbeginsel. Anders gezegd, het recht van de verdediging om in de gelegenheid te worden gesteld om methoden en resultaten van onderzoek te betwisten, valt niet samen met een ongeclausuleerd recht om deze te controleren. Van de zijde van de verdediging zal gemotiveerd duidelijk gemaakt moeten worden naar welke informatie en/of gegevens zij precies op zoek is en wat de relevantie daarvan in de onderliggende strafzaak is. Het zo mogelijk voorkomen van ‘fishing expeditions’ vormt onder omstandigheden dan ook een beperking van het recht op toegang.
Zoals hiervoor al weergegeven, heeft de verdediging verzoeken gedaan met het oog op (eventueel) te voeren ontvankelijkheids-, rechtmatigheids- en betrouwbaarheidsverweren. In dat kader is allereerst verzocht tot het verhoren van getuigen, het verstrekken van stukken ter inzage en het doen van nader onderzoek. Deze verzoeken dienen geen ander doel dan het toetsen van het Franse opsporingsonderzoek naar EncroChat en SkyECC en de internationale samenwerking, en zou betekenen dat de rechtbank alsnog via de omweg van artikel 6 EVRM de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijke optreden zou (kunnen/moeten) toetsen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank in strijd met de bedoeling van het internationale vertrouwensbeginsel.
Daarnaast is verzocht tot het verkrijgen van inzage in de (ruwe) EncroChat- en SkyECC-brondata, en inzage in de Franse, Belgische en Nederlandse dossiers die zien op het onderzoek naar EncroChat en SkyECC. Omdat ook deze verzoeken blijkens de verwoording daarvan allemaal zijn gedaan met het oog op het kunnen toetsen van de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijk optreden en/of de betrouwbaarheid van de uit de Franse onderzoeken verkregen resultaten, wordt verwezen naar dat wat hiervoor is overwogen over het vertrouwensbeginsel en het gebrek aan beoordelingsruimte dat de Nederlandse strafrechter daarbij heeft.
Voor zover de verzoeken worden beoordeeld op grond van artikel 6 EVRM, is de rechtbank dan ook van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd waarom er enig verdedigingsbelang dan wel noodzaak is om de onderzoekswensen toe te wijzen.
In het kader van het beginsel van ‘equality of arms’ merkt de rechtbank daarbij nog op dat in het procesdossier van onderzoek Eftermid zogenoemde verantwoordingsstukken over de verkrijging, verwerking en gebruikmaking van de Encrochat- en SkyECC-data zijn gevoegd. Daarnaast heeft de verdediging behalve de EncroChat- en SkyECC-data die zich in het dossier bevinden (en dus zijn verstrekt aan de rechtbank en verdediging), afzonderlijk nog de beschikking gekregen over de data van de accounts die aan de verdachten zelf worden toegeschreven en de data van de accounts die worden toegeschreven aan [verdachte 1] .
Concluderend komt de rechtbank tot het oordeel dat de onderzoekswensen worden afgewezen.
De rechtbank wijst ook het verzoek van mr. Weski tot het stellen van prejudiciële vragen af. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er, mede gezien het ontbreken van een onderbouwing van het verzoek en de algemene bewoordingen van het verzoek zelf, geen aanleiding tot het stellen van prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie.
3.2.
Verzoeken met betrekking tot verstrekking ter inzage van EncroChat- en SkyECC-data
3.2.1.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van data van (tegencontacten van) tegencontacten
Verzoek van de verdediging
Mr. De Leon heeft verzocht tot het verstrekken van alle beschikbare EncroChat- en SkyECC-data, en tijdstip- en locatiegegevens van accounts die in het onderzoek Eftermid aan zijn cliënt, verdachte [verdachte 7] , zijn gekoppeld, alsmede van de tegencontacten van die accounts en van de tegencontacten van die tegencontacten.
Mr. De Leon heeft ter terechtzitting meegedeeld al te beschikken over de datasets die behoren bij de aan zijn cliënt toegeschreven Sky-ID’s en EncroChat-account. Daarmee begrijpt de rechtbank dat mr. De Leon heeft bedoeld de data van kader-A-accounts (communicatie van het hoofdsubject). De rechtbank begrijpt dat het verzoek van mr. De Leon nu enkel nog ziet op alle data van kader-B-accounts (de communicatie van de tegencontacten van het hoofdsubject met hun tegencontacten) en kader-C-accounts (de communicatie van tegencontacten van kader-B-accounts en hun tegencontacten).
Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek. De rechtbank begrijpt dit zo dat zijn verzoek ziet op data van de (tegencontacten van de) tegencontacten van de aan zijn cliënt toegeschreven accounts.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek moet worden afgewezen, omdat door mr. De Leon onvoldoende is onderbouwd welk verdedigingsbelang hiermee is gemoeid. Data van de zogeheten kader-C-accounts maken geen onderdeel uit van de Eftermid-dataset en kunnen daarom überhaupt niet ter inzage worden verstrekt.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af, omdat de noodzaak van het verstrekken van de verzochte data onvoldoende is onderbouwd. De enkele stelling dat door het verstrekken van de data de juistheid en de volledigheid van de in het dossier Eftermid gevoegde data kunnen worden gecontroleerd, is hiertoe in ieder geval onvoldoende.
3.2.2.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van nieuw ontsleutelde SkyECC-data
Mr. De Jong heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van nieuw ontsleutelde SkyECC-data. Ter terechtzitting heeft mr. De Jong toegelicht dat zijn verzoek alleen ziet op data afkomstig van de Sky-ID’s die worden gekoppeld aan zijn cliënt, verdachte [verdachte 1] . De officier van justitie heeft meegedeeld dat is gebleken dat er in relatie tot die Sky-ID’s geen nieuwe data beschikbaar zijn gekomen en zodoende ook geen data kunnen worden verstrekt.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
3.2.3.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van data van de Sky-ID’s die zijn toegeschreven aan [verdachte 1]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht tot verstrekking ter inzage van de datasets en metadata van de Sky-ID’s die zijn gekoppeld aan [verdachte 1] , te weten [Sky-ID] en [Sky-ID] . Mr. Van ’t Land heeft dit verzoek enkel gedaan ten aanzien van het Sky-ID [Sky-ID] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Gaalen zich aangesloten bij het verzoek ten aanzien van beide Sky-ID’s. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte data ter inzage te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
3.2.4.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van de metadata van de aan [verdachte 5] toegeschreven Sky-ID’s
Mr. Van Schaik heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van de metadata van de aan zijn cliënt, verdachte [verdachte 5] , gekoppelde Sky-ID’s, dan wel data waaruit het bestaan van de ‘overige’ tegencontacten volgt. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte data te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
3.2.5.
Het verzoek tot het complementeren van de Sky-dataset van het Sky-ID [Sky-ID]
Mr. Van Schaik heeft verzocht tot het verstrekken van de dataset behorende bij het Sky-ID [Sky-ID] . De officier van justitie heeft in een reactie laten weten dat er geen ontsleutelde berichten van het Sky-ID [Sky-ID] beschikbaar zijn, waardoor er geen (complementerende) gegevens kunnen worden verstrekt. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik het verzoek, gelet op het standpunt van de officier van justitie, ingetrokken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
3.2.6.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van de metadata van de aan [verdachte 2] toegeschreven Sky-ID’s
Mr. Weski heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van de metadata van de aan zijn cliënt, verdachte [verdachte 2] , gekoppelde Sky-ID’s. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte data te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
3.2.7.
Het verzoek tot het voegen van SkyECC-data
Mr. Weski heeft in een e-mail van 12 september 2025 verzocht tot het voegen in het dossier van door hem geselecteerde SkyECC-data van aan zijn cliënt, verdachte [verdachte 2] , gekoppelde Sky-ID’s. De officier van justitie heeft toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.

4.Verzoeken met betrekking tot APN- en zendmastgegevens

4.1.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van de zendmast- en APN-gegevens van de Sky-ID’s die zijn toegeschreven aan [verdachte 1]
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot verstrekking ter inzage van de zendmast- en APN-gegevens van de Sky-ID’s die zijn toegeschreven aan [verdachte 1] , te weten [Sky-ID] en [Sky-ID] . Mr. Van ’t Land heeft dit verzoek enkel gedaan ten aanzien van het Sky-ID [Sky-ID] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Gaalen zich aangesloten bij het verzoek ten aanzien van beide Sky-ID’s. De officier van justitie heeft zich niet verzet tegen verstrekking van de zendmast- en APN-gegevens van de Sky-ID [Sky-ID] en verstrekking van de APN-gegevens van Sky-ID [Sky-ID] .
De rechtbank neemt op dit punt dan ook geen beslissing. Omdat er geen zendmastgegevens beschikbaar zijn van de Sky-ID [Sky-ID] , neemt de rechtbank ten aan zien van dat verzoek (dat door mr. Van Schaik is ingetrokken) evenmin een beslissing.
4.2.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van APN-gegevens van aan de verdachten toegeschreven Sky-ID’s
Mr. Janssen heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van alle APN-gegevens van de Sky-ID’s die aan de verschillende verdachten zijn toegeschreven. Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van Gaalen zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte gegevens te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
4.3.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van zendmastgegevens van de telefoon van [verdachte 6]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van zendmastgegevens van de telefoon van [verdachte 6] (met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] ) van de periode mei 2020 tot en met 20 oktober 2020. Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Janssen zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte gegevens te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
4.4.
Het verzoek tot het verstrekken van APN-gegevens op een USB-stick
Verzoek van de verdediging
Mr. Van Gaalen heeft verzocht tot verstrekking van de onder paragraaf 4.2 (APN-gegevens van aan de verdachten toegeschreven Sky-ID’s) verzochte gegevens op een USB-stick ten behoeve van zijn cliënt, verdachte [verdachte 4] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet, omdat het gaat om stukken die slechts ter inzage dienen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. Op grond van artikel 30 lid 1 Sv heeft een verdachte recht op inzage in processtukken. Omdat de te verstrekken stukken (nog) niet worden aangemerkt als processtuk in de zaak Eftermid, ontbreekt de noodzaak tot het verstrekken van die stukken aan een verdachte. De onderbouwing van de verdediging waarom verstrekking op een USB-stick aan verdachte [verdachte 4] wordt gewenst is begrijpelijk, maar leidt niet tot een andere beslissing.

5.Verzoeken tot het verhoren van de medeverdachten als getuigen

5.1.
[verdachte 7]
Mr. Van Schaik, mr. Weski en mr. Janssen hebben verzocht tot het verhoren van [verdachte 7] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 7] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
5.2.
[verdachte 2]
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot het verhoren van [verdachte 2] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 2] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
5.3.
[verdachte 6]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon, mr. Weski en mr. Janssen hebben verzocht tot het verhoren van [verdachte 6] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 6] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
5.4.
[verdachte 3]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon, mr. Weski en mr. Van ‘t Land hebben verzocht tot het verhoren van [verdachte 3] .
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 3] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
5.5.
[verdachte 4]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [verdachte 4] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 4] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
5.6
[verdachte 5]
Mr. De Leon heeft verzocht tot het verhoren van [verdachte 5] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [verdachte 5] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.

6.Verzoeken tot het verhoren van getuigen

6.1.
Verzoeken inzake deelonderzoek Berg (ZD1)
6.1.1.
[naam 1]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [naam 1] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 1] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.1.2.
[naam 2]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [naam 2] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 2] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.1.3.
[naam 3]
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van M.P. [naam 3] . Ter terechtzitting hebben mr. Van ’t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij dit verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 3] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.2.
Verzoeken inzake deelonderzoek Bunkyo (ZD3)
6.2.1.
[naam 4]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van [naam 4] . Ter onderbouwing van dat verzoek heeft mr. Weski aangevoerd dat [naam 5] (hierna: [naam 5] ) heeft verklaard dat hij, ten tijde van de liquidatie van [slachtoffer 1] , daar samen met de getuige in de buurt is geweest, de schoten heeft gehoord en de schietpartij heeft gezien. De getuige heeft verklaard dat “we” naar buiten zijn geweest, wat [naam 5] ontkent. De verdediging wil de getuige verhoren om de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam 5] te toetsen. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet. De officier van justitie heeft betoogd geen verdedigingsbelang te zien bij het verhoren van deze getuige, omdat de verklaring van de getuige dat “
wezijn gaan kijken” een vergissing moet zijn geweest. De getuige heeft in het vervolg namelijk gesproken over het feit dat hij alleen naar buiten is gegaan en alleen zijn bevindingen heeft gedaan, zoals ook uit de camerabeelden is gebleken.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. De getuige heeft in het opsporingsonderzoek en ook daarna geen belastende verklaringen over de verzoekende verdachte afgelegd en is dan ook geen Keskin-getuige. De verdediging zal daarom moeten motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank is van oordeel dat de verdediging hierin niet is geslaagd. De onderbouwing van de verdediging berust namelijk op een onjuiste lezing van de verklaring van de getuige, omdat hij weliswaar eenmaal spreekt over “we”, maar hij daarna overduidelijk alleen over zichzelf spreekt en dat laatste wordt ondersteund door camerabeelden.
6.2.2.
[naam 6]
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van [naam 6] . Ter terechtzitting hebben mr. Van ’t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 6] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.2.3.
[naam 7]
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van [naam 7] . Ter terechtzitting hebben mr. Van ‘t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 7] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.2.4.
[naam 8]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot het verhoren van [naam 8] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 8] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.2.5.
[naam 9]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot het verhoren van [naam 9] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 9] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.3.
Verzoek inzake deelonderzoek Mad Fox (ZD6)
6.3.1.
[naam 10]
Mr. De Jong heeft verzocht tot het verhoren van [naam 10] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen, mr. Van Schaik en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 10] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.
Overige getuigenverzoeken
6.4.1.
[naam 11]
De officier van justitie en mr. Janssen hebben verzocht tot het verhoren van [naam 11] (hierna: [naam 11] ). Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 11] toe, omdat de officier van justitie ook om het verhoren van deze getuige heeft verzocht en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet. Hierbij wordt bepaald dat de officier van justitie in de gelegenheid moet worden gesteld om als eerste vragen te stellen.
Omdat het verzoek van de officier van justitie tot het verhoren van deze getuige wordt toegewezen, geldt dat dit zal gebeuren in de zaken van alle verdachten in alle deelonderzoeken.
6.4.2.
[naam 5]
De rechtbank heeft het verzoek van mr. Van Schaik tot het verhoren van [naam 5] als getuige al op de pro-formazitting van 10 juli 2025 toegewezen. De raadslieden mr. De Leon, mr. Janssen en mr. Van ’t Land hebben ook verzocht tot het verhoren van [naam 5] . De rechtbank zal dit verzoek ook in die zaken toewijzen.
De rechters-commissarissen hebben meegedeeld dat zij niet aan de opdracht tot het verhoren van [naam 5] kunnen voldoen, omdat hij onvindbaar is. [naam 5] heeft geen GBA-adres in Nederland en het is onbekend waar hij verblijft. Navraag door de rechters-commissarissen bij de (voormalig) advocaat van [naam 5] , het IRC én Interpol heeft geen contactgegevens opgeleverd, zodat de rechters-commissarissen [naam 5] niet kunnen oproepen voor een verhoor.
Gelet op het voorgaande bepaalt de rechtbank dat van de rechters-commissarissen geen nadere inspanningen worden verlangd tot het traceren van [naam 5] , behalve als er nieuwe contact- en/of verblijfsinformatie beschikbaar komt via de verdediging en/of het Openbaar Ministerie.
6.4.3.
[naam 12]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [naam 12] . Ter terechtzitting heeft mr. Janssen zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 12] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.4.
[naam 13]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon, mr. Janssen en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [naam 13] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 13] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.5.
[naam 14]
Mr. Van Schaik, mr. De Leon, mr. Janssen en mr. Weski hebben verzocht tot het verhoren van [naam 14] . Ter terechtzitting heeft mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 14] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.6.
[naam 15]
Mr. De Leon heeft verzocht tot het verhoren van [naam 15] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen, mr. Van ‘t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 15] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.7.
[naam 16] en [naam 17]
Verzoeken van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van [naam 16] en [naam 17] . Teneinde de betrouwbaarheid van de papiersnippers van [naam 11] te toetsen, is het van belang de personen te verhoren die in die snippers voorkomen. In de brieven is onder meer het volgende te lezen:
“Doe Dollar en die brada de groeten zijn goeie jongens”. De verdediging heeft het vermoeden dat hiermee [naam 16] en [naam 17] worden bedoeld. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij deze verzoeken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van de verzoeken verzet, omdat de verdediging onvoldoende heeft gemotiveerd waarom [naam 16] en [naam 17] concreet zouden kunnen verklaren over de wijze waarop [verdachte 1] door [naam 11] zou zijn beïnvloed. Dit blijkt ook niet uit de onderzoeksresultaten. Evenmin blijkt uit de onderzoeksresultaten dat [naam 16] en [naam 17] [verdachte 1] kennen. Het verhoren van [naam 16] en [naam 17] is in redelijkheid niet van belang voor de beantwoording van één van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst de verzoeken af, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd wat het belang is bij het verhoren van deze getuigen. Dat personen elkaar mogelijk kennen en groeten, is daartoe in ieder geval onvoldoende.
6.4.8.
[naam 19]
Mr. Weski en mr. Janssen hebben verzocht tot het verhoren van [naam 19] (hierna: [naam 19] ). Ter terechtzitting hebben mr. Van ‘t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 19] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.9.
[naam 20]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van [naam 20] . De raadsman heeft gesteld dat zijn cliënt, verdachte [verdachte 2] , van deze getuige heeft vernomen dat hij van [verdachte 1] heeft gehoord dat hij zeer grote geldbedragen heeft ontvangen van [naam 11] in de periode 2021/2022. Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
[verdachte 2] heeft ter terechtzitting verklaard dat de persoon met wie hij gedetineerd zat (
de rechtbank begrijpt dat dit over [naam 20] ging)hem heeft verteld dat [verdachte 1] tegen hem heeft gezegd dat hij over veel geld beschikte dat hij van [naam 11] had gekregen in ruil voor een bewezen dienst. Daarnaast heeft de getuige hem verteld dat hij [verdachte 1] en [naam 11] met elkaar heeft zien luchten en praten, en dat [verdachte 1] andere gedetineerden dingen aanbood, omdat hij over veel geld beschikte.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet, omdat het verzoek tot het verhoren van de getuige onvoldoende is gemotiveerd. Het verzoek bevat geen nadere feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat het contact tussen de getuige en [verdachte 1] daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, onder welke omstandigheden dat zou hebben plaatsgevonden en wat zij hebben besproken. Ook is niets aangevoerd over het contact nadien tussen de getuige en [verdachte 2] tijdens detentie, en wat zij hebben besproken.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 20] toe. De rechtbank ziet het belang van de verdediging bij het verhoren van de getuige, omdat voldoende gemotiveerd is gesteld dat de getuige uit eigen wetenschap kan verklaren over mogelijke beïnvloeding van [verdachte 1] door [naam 11] .
6.4.10.
[naam 21]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot het verhoren van S. [naam 21] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet, omdat het belang voor de verdediging bij het verhoren van deze getuige niet is gebleken. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie, met verwijzing naar de pagina’s AD02 – 2053 tot en met 2055, toegelicht dat de getuige bij een vakantiepark in Zeewolde is aangetroffen in de auto van [verdachte 2] . [verdachte 2] is echter kort daarna op de snelweg aangetroffen in een andere auto die ook bij het vakantiepark in Zeewolde is gezien. Hieruit leidt de officier van justitie af dat zowel de getuige als [verdachte 2] aanwezig waren bij het vakantiepark in Zeewolde. Ten aanzien van het vakantiepark in Spaarnwoude blijkt uit het dossier dat de getuige daar is aangetroffen in de auto van [verdachte 2] , maar dat [verdachte 2] zelf niet aanwezig was. Het nader horen van de getuige op deze punten is daarom niet relevant.
Beslissing van de rechtbank
Mr. Weski heeft gelet op de toelichting van de officier van justitie afgezien van het verzoek tot het verhoren van [naam 21] als getuige. De rechtbank neemt om die reden geen beslissing op dit verzoek.
6.4.11.
[naam 22]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht [naam 22] als getuige te verhoren. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 19] kan worden getoetst door de getuige te confronteren met de verklaringen van [naam 19] , dat de dood van [slachtoffer 2] te maken had met [naam 23] en dat [naam 23] al het geld van de getuige zou beheren. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet, omdat het verhoren van de getuige in redelijkheid niet van belang is voor de beantwoording van één van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv. Daarbij komt dat [naam 23] , wat de officier van justitie betreft, verhoord zal worden als getuige door de rechter-commissaris.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. De getuige heeft in het opsporingsonderzoek en ook daarna geen belastende verklaringen over de verzoekende verdachte afgelegd en is dan ook geen Keskin-getuige. De verdediging zal daarom moeten motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd wat haar belang is bij het verhoren van deze getuige. De rechtbank heeft hierbij betrokken dat zij het verzoek om [naam 23] als getuige te verhoren zal toewijzen.
6.4.12.
Medegedetineerden
Mr. Janssen heeft verzocht tot het verhoren van [medegedetineerde 1] , [medegedetineerde 2] , [medegedetineerde 3] en [medegedetineerde 4] als getuigen. Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst deze verzoeken tot het verhoren van genoemde getuigen toe, omdat de officier van justitie zich daartegen niet verzet en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.13.
Penitentiair inrichtingswerker
Verzoek van de verdediging
Mr. Janssen heeft verzocht tot het verhoren van de penitentiair inrichtingswerker (hierna: PIW’er) die op 21 mei 2021 opvallend gedrag van [naam 11] heeft waargenomen, welk gedrag door hem is beschreven in een dagrapportage die vervolgens weer is opgenomen in de GVM-rapportage met betrekking tot [naam 11] . Gelet op passages die zijn opgenomen in het ‘Selectieadvies inrichting’ van 17 september 2021, waarin het gaat over de invloed van [naam 11] op en zijn contact met medegedetineerden, gaat mr. Janssen ervan uit dat er door de PIW’er meer waarnemingen ten aanzien van [naam 11] zijn gedaan en dat hij daar aantekeningen van heeft gemaakt. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen dit verzoek verzet. Niet wordt ingezien hoe het verhoren van de PIW’er bij kan dragen aan het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] . Uit de beschrijving van de waarneming die is gedaan op 21 mei 2021 blijkt dat de PIW’er de inhoud van het gesprek tussen [naam 11] en [verdachte 1] niet heeft kunnen horen. Ook in andere aan mr. Janssen verstrekte rapportages (over het gedrag van [naam 11] die zijn opgemaakt in de [naam PI] ) is niets terug te vinden over de inhoud van gesprekken tussen [naam 11] en [verdachte 1] . Er is daarom geen enkel aanknopingspunt dat de PIW’er andere waarnemingen heeft gedaan en dat het dan ook nog eens zou gaan om waarnemingen die iets zeggen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] .
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. De getuige heeft in het opsporingsonderzoek en ook daarna geen belastende verklaringen over de verzoekende verdachte afgelegd en is dan ook geen Keskin-getuige. De verdediging zal daarom moeten motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd wat haar belang is bij het verhoren van deze getuige. Hoewel uit het PEN-dossier blijkt dat [naam 11] werd gemonitord, zijn er geen aanwijzingen dat deze specifieke PIW’er andere relevante waarnemingen heeft gedaan die niet in een ter inzage verstrekte rapportage terecht zijn gekomen.
6.4.14.
Verbalisant RTRAD065 en verbalisant T-1854
Mr. Janssen heeft verzocht tot het verhoren van verbalisant RTRAD065 en verbalisant T-1854. Ter terechtzitting hebben mr. Van ’t Land en mr. Van Schaik zich aangesloten bij de verzoeken.
De rechtbank wijst de verzoeken tot het verhoren van verbalisant RTRAD065 en verbalisant T-1854 toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuigen en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.15.
[naam 24]
Mr. Janssen en mr. Van ’t Land hebben verzocht tot het verhoren van [naam 24] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 24] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.16.
[naam 25]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot het verhoren van [naam 25] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 25] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.17.
[naam 26]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot het verhoren van [naam 26] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De rechtbank wijst het verzoek tot het verhoren van [naam 26] toe, omdat de officier van justitie zich niet verzet tegen het verhoren van deze getuige en de rechtbank het belang van de verdediging hierbij ziet.
6.4.18.
Verbalisant 1095
Mr. De Leon heeft verzocht tot het verhoren van verbalisant 1095. Ter zitting heeft mr. De Leon het verzoek ingetrokken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
6.4.19. (
Tegencontacten) van tegencontacten
Verzoek van de verdediging
Mr. De Leon en mr. Van Schaik hebben verzocht tot het verhoren als getuige van de (geïdentificeerde) tegencontacten van de aan hun cliënten, verdachten [verdachte 7] en [verdachte 5] , toegeschreven EncroChat-accounts en Sky-ID’s. Mr. De Leon heeft daarnaast verzocht tot het verhoren als getuige van de tegencontacten van die tegencontacten. Deze personen moeten worden verhoord zodat onder meer de authenticiteit en betrouwbaarheid van de met deze contacten uitgewisselde berichten kunnen worden getoetst. Deze getuigen kunnen worden bevraagd over hun wetenschap over de tenlastegelegde feiten, of de verdachten de (enige) gebruikers waren van de door het Openbaar Ministerie aan hen toegeschreven accounts en of de verdachten (een andere dan) de aan hen tenlastegelegde rol hebben gehad.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek dient te worden afgewezen. Door de verdediging is onvoldoende onderbouwd dat er een verdedigingsbelang is bij het kunnen verhoren van de getuigen. Hierbij komt ook betekenis toe aan de uitgebreid onderbouwde identificaties die zich in het dossier bevinden, waar door de verdediging niets tegenover is gesteld. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bij een toewijzende beslissing een beperking moet worden gemaakt, in die zin dat maximaal zes getuigen moeten worden verhoord en dat alleen de tegencontacten moeten worden verhoord waarvan de identificatie reeds is gedeeld in een ander onderzoek.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. De verzochte NN-getuigen hebben in het opsporingsonderzoek en ook daarna geen belastende verklaringen over de verzoekende verdachten afgelegd en zijn dan ook geen Keskin-getuigen. De verdediging zal daarom moeten motiveren waarom de ondervraging van belang is voor enige in de strafzaak op grond van de artikelen 348 en 350 Sv te nemen beslissing. De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd wat haar belang is bij het verhoren van deze getuigen. De gegeven onderbouwing behelst namelijk in de kern niet meer dan dat (mogelijk) chats hebben plaatsgevonden met accounts die aan de verdachten worden toegeschreven en de suggestie dat de tegencontacten daardoor mogelijk weten wie zich bediende van de aan de verdachten toegeschreven accounts en iets kunnen zeggen over de rol van de persoon die van die accounts gebruik maakte. De rechtbank weegt hierbij mee dat de verdediging de juistheid van de in de processen-verbaal ter identificatie van verdachten genoemde bevindingen en conclusies niet concreet heeft betwist. Integendeel, de verzoekende verdachten hebben in het geheel nog geen verklaring afgelegd, en dus ook niet betwist dat zij gebruikers waren van de door het Openbaar Ministerie aan hen toegeschreven accounts en dat zij de aan hen tenlastegelegde rol hebben gehad.
Voor zover mr. Van Schaik heeft verwezen naar concrete berichten met tegencontacten, stelt de rechtbank vast dat deze zien op communicatie gevoerd tussen medeverdachten in deze zaak, welke personen al als getuige zullen worden verhoord.

7.Overige verzoeken

7.1.
Verzoek inzake deelonderzoek Berg (ZD1)
7.1.1.
Het verzoek tot het bekendmaken van de identiteit van de persoon die uit de TCI-informatie is verwijderd
Verzoek van de verdediging
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben gewezen op de conclusie van het onderzoek dat is gedaan naar de vraag of er TCI-informatie beschikbaar is overeenkomstig dan wel tegenstrijdig met de informatie die [kroongetuige] in diens kluisverklaringen over de betrokkenheid van onder anderen hun cliënten (pagina AD02 5-57 in het dossier Berg), waarin de identiteit van een persoon is afgeschermd met de tekst “(TCI-informatie verwijderd)”. De raadslieden achten het van belang om de identiteit van deze persoon te kennen en de TCI-verbalen met de beschrijving van diens rol in het dossier gevoegd te zien dan wel in te zien. Het verzoek raakt rechtstreeks aan de onderbouwing van een alternatief scenario en daarmee ook rechtstreeks aan het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de verklaringen van [kroongetuige] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen het verzoek verzet, omdat zij niet over deze informatie beschikt. In het proces-verbaal van de CI-officier van justitie van 28 augustus 2024 staat beschreven dat in het door het TBG in de heimelijke fase verrichtte verificatie- en falsificatie-onderzoek gebruik is gemaakt van onder andere dubbel-nul-informatie. Deze informatie is verwijderd toen de onderzoeksrapporten aan het procesdossier werden toegevoegd, omdat deze de afscherming van informanten kan raken en dus gevaar voor hen kan opleveren.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. Het verzoek is gedaan met het oog op het onderzoeken van een mogelijk alternatief scenario en dus op waarheidsvinding. Hoewel de rechtbank het belang van de verdediging om de verzochte informatie daartoe verstrekt te krijgen ziet, maakt het zwaarderwegende afschermingsbelang dat deze informatie niet aan de verdediging ter inzage kan worden gegeven. Gelet op het tijdstip van verwijdering is dit niet onevenredig bezwaarlijk, omdat deze informatie niet de grondslag heeft kunnen vormen voor de beoordeling van de rechtmatigheid van de voorgenomen overeenkomst tussen [kroongetuige] en het Openbaar Ministerie door de rechter-commissaris en voor de inzet van bijzondere opsporingsmiddelen.
7.2.
Verzoek inzake deelonderzoek Orion (ZD2)
7.2.1.
Het verzoek tot nadere informatie met betrekking tot telefoons afkomstig uit de Mazda
Mr. Janssen heeft verzocht om nader geïnformeerd te worden met betrekking tot de ontvangst en de overdracht van een aantal telefoons, afkomstig uit de Mazda, aan het opsporingsteam door een Rotterdamse officier van justitie. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat de bedoelde officier van justitie niet langer werkzaam is bij het Rotterdamse parket. De officier van justitie heeft de vragen van de verdediging daarom voorgelegd aan de huidige CI-officier van justitie van het arrondissementsparket Rotterdam, die heeft geantwoord zo spoedig mogelijk te zullen onderzoeken of de vragen van de verdediging kunnen worden beantwoord.
Gelet op de toelichting van de officier van justitie neemt de rechtbank op dit moment op dit verzoek geen beslissing.
7.3.
Verzoeken inzake deelonderzoek Bunkyo (ZD3)
7.3.1.
Het verzoek tot toestemming verstrekking stukken
De officier van justitie heeft ter terechtzitting verzocht om de processen-verbaal van voorgeleiding, de raadkamers gevangenhouding en zittingen uit het onderzoek Bunkyo waarin verklaringen van [kroongetuige] staan opgenomen, van de rechtbank te mogen ontvangen. De officier van justitie beschikt niet over deze stukken, omdat deze niet in het onderzoek Eftermid zijn opgemaakt, maar afkomstig zijn uit het oorspronkelijke Bunkyo-dossier. In het verlengde daarvan heeft de officier van justitie verzocht om toestemming van de rechtbank te krijgen om deze stukken, na het “zwarten” van eventuele gevoelige informatie, in het dossier te voegen.
De rechtbank zegt toe aan dit verzoek tot verstrekking van de gevraagde processen-verbaal aan de officier van justitie te zullen voldoen, voor zover de rechtbank daartoe toegang heeft. Indien de rechtbank beschikt over de processen-verbaal zal zij deze aan de officier van justitie doen toekomen en geeft zij de officier van justitie toestemming om de stukken, na het onleesbaar maken van gevoelige informatie, te voegen in het dossier.
7.3.2.
Het verzoek tot het handschrift-vergelijkend onderzoek
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht om een handschrift-vergelijkend onderzoek te doen aan het briefje dat [verdachte 2] zou hebben geschreven met betrekking tot de aanschaf van het baken. [verdachte 1] heeft verklaard dat hij een dergelijk briefje van [verdachte 2] heeft ontvangen. In het licht van het tenlastegelegde is het verrichten van dergelijk onderzoek essentieel voor de verdediging. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Ter terechtzitting heeft mr. Weski zijn verzoek nader gespecificeerd in die zin dat hij heeft verzocht alle onder [verdachte 1] aangetroffen briefjes te onderwerpen aan een handschrift-vergelijkend onderzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet. Het enige briefje in relatie tot het baken, dat bij de doorzoeking van de woning van [verdachte 1] is aangetroffen, betreft een sticker van een GPS-tracker, die bij de liquidatie van [slachtoffer 1] is gebruikt, met de handgeschreven tekst ‘Basic 3500’. [verdachte 1] heeft verklaard dat [verdachte 2] hem een briefje heeft overhandigd met de tekst ‘Sitcon’ erop, maar een dergelijk briefje is niet aangetroffen. Een handschrift-vergelijkend onderzoek naar dit briefje is dan ook niet mogelijk. Wat de sticker met de tekst ‘Basic 3500’ betreft is het onduidelijk wie dit heeft geschreven. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat dit door [verdachte 2] is geschreven. Daar komt bij dat handschrift-vergelijkend onderzoek op basis van één woord en één getal niet uitvoerbaar is.
Beslissing van de rechtbank
Mr. Weski heeft gelet op de toelichting van de officier van justitie afgezien van het verzoek tot het laten verrichten van handschrift-vergelijkend onderzoek. De rechtbank neemt om die reden geen beslissing op dit verzoek.
7.3.3.
Het verzoek tot voeging van de sepotbrief inzake Bunkyo met betrekking tot [verdachte 6]
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot voeging in het dossier van de sepotbrief van 18 juli 2022 inzake Bunkyo met betrekking tot [verdachte 6] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
De officier van justitie heeft toegezegd de sepotbrief in het dossier te zullen voegen. Daarnaast heeft de officier van justitie te kennen gegeven de stukken betreffende de procedures op grond van
artikel 255 Sv in relatie tot [verdachte 6] en [verdachte 2] in het dossier te zullen voegen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.4
Verzoeken inzake deelonderzoek MadFox (ZD6)
7.4.1.
Het verzoek met betrekking tot beelden dan wel foto’s van de toegangsdeuren van het W-hotel en de nooduitgang-deuren van de Albert Heijn
Verzoeken van de verdediging
Mr. De Jong heeft verzocht om na te gaan of er nog meer en betere beelden beschikbaar zijn van de toegangsdeuren van het W-hotel en de nooduitgang-deuren van de Albert Heijn op de avond van het incident. Subsidiair heeft mr. De Jong verzocht nieuwe foto’s te laten maken van de deuren op hetzelfde tijdstip in de avond en onder min of meer gelijke weersomstandigheden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat er geen andere of betere beelden zijn gemaakt, anders dan de beelden die zich in het dossier bevinden. De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van het subsidiaire verzoek verzet. Op pagina ZD06-438 staat beschreven dat aan de hand van een gemaakte foto is vastgesteld dat van buitenaf door de nooduitgang-deuren van de Albert Heijn niet is te zien of er medewerkers in de winkel aanwezig zijn. Uit de camerabeelden volgt dat ten tijde van het schietincident niemand zich achter deze deuren bevond. De vraag van mr. De Jong is daarmee beantwoord.
Beslissingen van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek in zijn geheel af. De officier van justitie heeft meegedeeld dat er geen andere of betere beelden beschikbaar zijn van de toegangs- en nooduitgang-deuren van respectievelijk het W-hotel en de Albert Heijn. Het primaire verzoek kan alleen al om die reden niet worden toegewezen. Voor het subsidiaire verzoek geldt het volgende. Op pagina ZD06 438 van het dossier is een foto opgenomen, waarbij staat beschreven dat het niet mogelijk is om personen te zien die in de Albert Heijn aanwezig zijn. Het is alleen mogelijk om schaduwen van personen te zien indien zij op de trap achter de nooduitgang lopen. Uit pagina ZD06-436 volgt dat deze foto is genomen op 8 augustus 2024 om 22.30 uur, recht voor de nooduitgang van de Albert Heijn, onder dezelfde omstandigheden qua verlichting als ten tijde van de beschieting. In zoverre is de vraag van de verdediging al beantwoord en wordt het niet noodzakelijk geacht om ter plaatse nieuwe foto’s te maken. Voor zover dit verzoek mede zou zien op de toegangsdeuren van het W-hotel, heeft de verdediging dit verzoek, in het licht van de andersluidende verdenking ten aanzien van het W-hotel, onvoldoende gemotiveerd. De rechtbank merkt ten overvloede nog op dat ook van deze deuren zich foto’s in hetzelfde proces-verbaal van bevindingen met een omschrijving van geraakte objecten bevinden, die eveneens zijn genomen onder vergelijkbare omstandigheden als ten tijde van de beschieting.
7.4.2.
Het verzoek tot verstrekking dan wel tot het kunnen bekijken van camerabeelden in de omgeving van het W-hotel en de Albert Heijn
Verzoek van de verdediging
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot kennisname van de (bewegende) camerabeelden van de omgeving van de plaats delict in het onderzoek Mad Fox, waarover wordt gesproken op de pagina’s ZD06-09, ZD06-50 tot en met ZD06-82 en ZD06-430. Aan de hand van de camerabeelden wenst de raadsman zelf een beoordeling te maken van de situatie ter plaatse en de vraag in hoeverre er concreet sprake kan zijn geweest van een aanmerkelijke kans op het raken van personen in de Albert Heijn. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat een compilatie van de beschikbare camerabeelden op 3 juli 2025 digitaal beschikbaar is gesteld aan de raadslieden, de rechtbank en de rechters-commissarissen. Het is daarom niet duidelijk welke camerabeelden mr. Van ’t Land nog wil bekijken. Als dit andere camerabeelden betreffen dan de reeds verstrekte camerabeelden, dient mr. Van ’t Land nader te specificeren welke camerabeelden dit zijn.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek van de raadsman af. Aan de verdediging is al een compilatie van beeldmateriaal van de schietpartij verstrekt. Voor zover het verzoek ziet op het verstrekken van andere camerabeelden, wordt het verzoek afgewezen onder verwijzing naar dat wat in paragraaf 7.4.1. is overwogen.
7.4.3.
Het verzoek tot het doen opstellen van een aanvullend proces-verbaal in relatie tot hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen ‘omschrijving geraakte objecten W-hotel en Albert Heijn’
Verzoek van de verdediging
Mr. Van ’t Land heeft verzocht om ten aanzien van hetgeen is gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen op pagina ZD06-438 in deelonderzoek Mad Fox een aanvullend proces-verbaal te laten opstellen, waarin wordt beschreven of van buitenaf op iedere plek (trede) op de trap achter de nooduitgang schaduwen van personen te zien kunnen zijn. Dit is van belang voor de vraag wat de schutter van buitenaf wel en niet zou hebben kunnen zien en of er sprake is geweest van een ‘aanmerkelijke kans’ en ‘voorwaardelijk opzet’.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verzoek dient te worden afgewezen. In het proces-verbaal staat vermeld dat er op basis van de camerabeelden kan worden vastgesteld dat ten tijde van het schieten geen medewerkers op de trap of in de schootsbaan in de ruimte achter de trap stonden. De schutter kan daarom ook geen schaduwen hebben gezien en het verzochte nadere onderzoek kan daarom niets toevoegen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. Het onderzoek dat de verdediging wil laten uitvoeren is al verricht en het opmaken van een nader proces-verbaal wordt niet noodzakelijk geacht, waarbij de rechtbank verwijst naar dat wat in paragraaf 7.4.1. is overwogen.
7.5
Overige verzoeken
7.5.1.
Het verzoek tot het voegen van alle verklaringen van [verdachte 1] in zijn eigen dossier
Mr. de Jong heeft verzocht om alle verklaringen van [verdachte 1] , die hij in zijn hoedanigheid als kroongetuige heeft afgelegd, in zijn dossier als verdachte te voegen. Ter terechtzitting heeft mr. De Jong zijn verzoek aangevuld in die zin dat hij verzoekt tot voeging van alle verklaringen die [verdachte 1] als kroongetuige heeft afgelegd of nog zal afleggen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.2.
Het verzoek tot het aansluiten bij de verhoren van getuigen
Mr. de Jong heeft herhaald verzocht om te mogen aansluiten bij alle getuigenverhoren in de zaken van de medeverdachten, voor zover het getuigen betreft die worden verhoord in het kader van de betrouwbaarheid van de verklaringen die [verdachte 1] heeft afgelegd in zijn hoedanigheid van kroongetuige. Dit verzoek is eerder door de rechtbank op 27 november 2024 toegewezen. Ter terechtzitting heeft mr. De Jong zijn verzoek verder gespecificeerd, door verwijzing naar door de andere raadslieden verzochte getuigen.
Voor zover de verzoeken van de andere raadslieden hiervoor zijn toegewezen is de rechtbank van oordeel dat dit steeds getuigen betreffen die (mede) zullen worden verhoord in het kader van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] en dat de raadsman daarom in staat moet worden gesteld om aan te sluiten bij die verhoren.
7.5.3.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van uitgelezen gegevens op in beslag genomen telefoons van [naam 10] en [naam 27]
Mr. De Jong heeft verzocht tot het verstrekken ter inzage van uitgelezen gegevens op in beslag genomen telefoons van [naam 10] en [naam 27] , die kort nadat bekend werd dat [verdachte 1] kroongetuige was geworden in hun cel in beslag zijn genomen. Ter terechtzitting hebben mr. Janssen, mr. Van Schaik en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.4.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van ontsleutelde gegevens uit de onder [verdachte 6] in beslag genomen telefoon
Mr. De Jong heeft verzocht tot het verstrekken ter inzage van ontsleutelde gegevens uit de onder [verdachte 6] op 20 oktober 2021 in beslag genomen telefoon. Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van ’t Land zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.5.
Het verzoek tot het geven van opheldering over de onder [verdachte 6] in beslag genomen telefoon
Mr. Weski heeft verzocht tot het geven van opheldering over de onder [verdachte 6] in beslag genomen telefoon. Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.6.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van notities uit de telefoon van [verdachte 6]
Mr. Janssen heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van twaalf notities die zijn aangetroffen in de telefoon van [verdachte 6] . Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat er elf andere notities zijn aangetroffen, en dat zij zich niet verzet tegen verstrekking ter inzage van die notities.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.7.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van relevante gesprekken tussen [verdachte 6] en [naam 28] [verdachte 6]
Mr. Janssen heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van relevante gesprekken tussen [verdachte 6] en [naam 28] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen door het verzochte stuk in de vorm van een nazending op deelonderzoek Bunkyo aan het dossier te zullen toevoegen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.8.
Het verzoek tot voeging dan wel verstrekking van de selectiebeslissingen tot (over)plaatsing van [verdachte 1] en [naam 11] in de [naam PI]
Verzoek van de verdediging
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot voeging dan wel verstrekking van de selectiebeslissingen die zien op respectievelijk de plaatsing van [verdachte 1] in de [naam PI] per 2 april 2021 en de overplaatsing van [naam 11] van afdeling [afdeling] naar afdeling [afdeling] op 9 april 2021. De verdediging wenst te kunnen onderzoeken of de plaatsing(en) van [verdachte 1] en [naam 11] op dezelfde afdeling het gevolg is van ‘stom toeval’, of dat autoriteiten hier de hand in hebben gehad en zodoende hebben aangestuurd op ontmoetingen tussen [verdachte 1] en [naam 11] .
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich verzet tegen toewijzing van de verzoeken. De plaatsing van [verdachte 1] en [naam 11] in elkaars directe nabijheid berust op toeval. Bij de politie en het Openbaar Ministerie was op het moment van plaatsing geen relatie bekend tussen de zaak waar [verdachte 1] op dat moment voor gedetineerd zat en de Rotterdamse onderzoeken Berg en Orion.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst de verzoeken af, omdat onvoldoende is onderbouwd waarom toewijzing daarvan noodzakelijk is met het oog op de te nemen rechterlijke beslissingen. De onderbouwing die door de verdediging is gegeven is speculatief en er is geen enkele aanwijzing dat sprake zou zijn geweest van het welbewust bij elkaar plaatsen van [verdachte 1] en [naam 11] op dezelfde afdeling van de [naam PI] met het door de verdediging gesuggereerde doel. Dat achteraf kan worden gesteld dat, als informatie die bij verschillende onderdelen van de overheid bekend was onderling zou zijn gedeeld, een mogelijk verband had kunnen worden gelegd, doet er niet aan af dat er geen aanwijzingen zijn dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd.
7.5.9.
Het verzoek tot voeging dan wel verstrekking van de OO-verslagen, GRIP- en GVM-rapportages betreffende [naam 11] in de periode van 22 juni 2020 tot en met 21 oktober 2021 en het verzoek om meer informatie over de documentatie van contacten tussen [verdachte 1] en [naam 11]
Verzoeken van de verdediging
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot voeging dan wel verstrekking van de OO-verslagen, GRIP- en GVM-rapportages betreffende [naam 11] , om te onderzoeken of hierin gewag wordt gemaakt van onder meer mogelijke represaillemaatregelen van de ‘groep [groepsnaam] ’ naar aanleiding van de moord op [slachtoffer 2] en of [verdachte 1] in die stukken wordt genoemd als betrokkene bij die moord dan wel anderszins als (potentieel) ongewenst contact van [naam 11] . Als de rapportages niet integraal kunnen worden verstrekt, wordt voorgesteld om deze aan de rechters-commissarissen te verstrekken, die de inhoud kan schonen van eventueel risicovolle informatie.
Mr. Janssen heeft de officier van justitie verzocht om een proces-verbaal te laten opmaken over de vraag waarom er na de vondst van de papiersnippers in de cel van [naam 11] vanuit het Openbaar Ministerie of vanuit de Dienst Justitiële Inrichtingen (hierna: DJI) of het GRIP geen stappen zijn ondernomen om informatie ten aanzien van contacten tussen [verdachte 1] en [naam 11] grondig te documenteren en te voorkomen dat op grond van ambtelijke uitgangspunten aantekeningen en andere daarover beschikbare informatie verloren zou gaan. Bij het opmaken van het proces-verbaal kan mogelijke bij DJI of GRIP nog wel aanwezige informatie worden betrokken. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft toegezegd de eerder aan de raadslieden van verdachten [verdachte 3] , [verdachte 2] en [verdachte 4] ter inzage verstrekte PEN-dossiers ook aan mr. Van Schaik en mr. De Leon te zullen verstrekken. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie toegelicht dat het GRIP een politiedienst is die naast informatie van de politie en het Openbaar Ministerie ook informatie van DJI verwerkt. Daarnaast heeft de officier van justitie geciteerd uit een rapport dat op 9 april 2025 is opgemaakt door het Landelijk Bureau Inlichtingen en Veiligheid (hierna: LBIV), waarin wordt beschreven dat wanneer een gedetineerdendossier wordt gesloten, alle documenten, zoals rapporten en selectiebeslissingen, in het Centraal Digitaal Depot (hierna: CDD+) worden gezet. Dit is een archief, een uitwisselsysteem, waar DJI gebruik van maakt. De dagrapportages van de P.I., wat lokale rapportages zijn, worden niet in CDD+ opgeslagen en slechts zes maanden door de P.I. bewaard. Over het gebruik en de inhoud van de dagrapportages is beschreven dat zij regelmatig in selectieadviezen worden opgenomen en voornamelijk gaan over de dagelijkse waarnemingen op de afdeling over de gedetineerde.
Volgens de officier van justitie moeten de verzoeken worden afgewezen. Er is geen aanleiding om te veronderstellen dat door DJI niet volledig aan de vorderingen tot verstrekking van relevante informatie is voldaan. De inhoud van de wel verstrekte informatie geeft geen aanleiding om te denken dat er nog meer of andere informatie zou moeten zijn.
Beslissing van de rechtbank
Gelet op de toelichting van de officier van justitie over de opslag en uitwisseling van informatie vanuit de P.I. rijst de vraag of met het doen van de vordering aan DJI tot verstrekking van alle relevante informatie over de contacten tussen [naam 11] en [verdachte 1] ook daadwerkelijk alle informatie is verkregen die mogelijk nog beschikbaar is. De rechtbank wijst de verzoeken van de raadslieden tot verstrekking van de OO-verslagen, GRIP- en GVM-rapportages, en tot meer informatie over de documentatie van contacten tussen [verdachte 1] en [naam 11] , bij gebrek aan onderbouwing dat er meer is dan al is verstrekt en dat er een noodzaak bestond om contacten tussen [naam 11] en [verdachte 1] grondig te documenteren, vooralsnog af, maar ziet wel aanleiding om de officier van justitie opdracht te geven om navraag te doen bij het CDD+ en het GRIP of daar aanvullende informatie is opgeslagen over contacten tussen [verdachte 1] en [naam 11] in de P.I. en, zo ja, wat die informatie inhoudt. Immers, de rechtbank begrijpt de toelichting in het rapport van het LBIV van 9 april 2025 zo dat bij het CDD+ rapportages en/of andere stukken zijn opgeslagen waarin mogelijk ook melding wordt gemaakt van de inhoud van dagrapportages uit de P.I., terwijl de dagrapportages zelf vanwege de beperkte bewaartermijn niet meer beschikbaar zijn. De rechtbank heeft uit de toelichting ten aanzien van het GRIP opgemaakt dat informatie uit dagrapportages daar mogelijk langer dan bij de P.I zelf worden bewaard. Aan de officier van justitie wordt opdracht gegeven een aanvullend proces-verbaal op te (laten) maken over de bevindingen.
7.5.10.
Het verzoek tot het opmaken van een aanvullend proces-verbaal omtrent verstrekking van stukken aan de raadsman van [naam 5]
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal omtrent verstrekking van stukken aan de raadsman van [naam 5] . Ter terechtzitting heeft mr. Janssen zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft toegezegd aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.11.
Het verzoek tot het woordelijk ( [woord] ) uitwerken van een audiobestand
Mr. Van Schaik heeft te kennen gegeven dat een deel van de door hem uitgeluisterde audio-opname van het verhoor van [verdachte 1] van 24 april 2024 niet woordelijk ( [woord] ) is uitgewerkt, althans dat deze uitwerking zich niet bij zijn stuken bevindt. Mr. Van Schaik heeft verzocht deze ontbrekende uitwerking alsnog verstrekt te willen krijgen. De officier van justitie heeft te kennen gegeven aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.12.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage in dagrapportages van [naam 19] en [verdachte 1] op het AIT van P [naam PI]
Mr. Weski heeft verzocht tot inzage in de dagrapportages van [naam 19] , die zien op diens verblijf, samen met [verdachte 1] , op de Afdeling Intensief Toezicht (AIT) van de [naam PI] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij dit verzoek. De officier van justitie heeft onweersproken meegedeeld dat van een gelijktijdig verblijf op de AIT in [naam PI] geen sprake is geweest.
De rechtbank wijst dit verzoek dan ook af.
7.5.13.
Het verzoek tot inzage in de resultaten van celinspecties van [naam 19]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot inzage in resultaten uit celinspecties van [naam 19] , gelet op de communicatie middels briefjes tussen [naam 11] en [naam 19] . Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij dit verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet, omdat het verzoek onvoldoende is onderbouwd.
Beslissing van de rechtbank
Het verzoek tot inzage in alle resultaten van alle celinspecties van [naam 19] wijst de rechtbank af, omdat het verzoek zodanig ruim is geformuleerd dat het te onbepaald is, zodat de noodzaak onvoldoende is onderbouwd. Wel ziet de rechtbank de noodzaak tot het verkrijgen van nadere informatie over eventueel aangetroffen correspondentie tussen [naam 11] en [naam 19] , gelet op de in de cel van [naam 11] aangetroffen papiersnippers van (klad)brieven die vermoedelijk aan [naam 19] waren gericht. De rechtbank geeft de officier van justitie daarom opdracht tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal waarin wordt beschreven of tijdens celinspecties van [naam 19] in de periode van april 2021 tot en met oktober 2021 (de periode waarin [verdachte 1] en [naam 11] samen gedetineerd hebben gezeten in de [naam PI] en waarin ook de papiersnippers in de cel van [naam 11] zijn aangetroffen) correspondentie is aangetroffen tussen [naam 11] en [naam 19] .
7.5.14.
Het verzoek tot inzage in de resultaten van de celinspecties van [naam 11]
Mr. Weski heeft verzocht tot inzage in de resultaten van de celinspecties van [naam 11] . Ter terechtzitting hebben mr. Janssen en mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft toegezegd de verzochte stukken te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.15.
Het verzoek tot inzage in rapporten omtrent de psychische gesteldheid van [verdachte 1]
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot inzage in de rapporten die zijn opgesteld over de psychische gesteldheid van [verdachte 1] , omdat de daarin genomen conclusies van belang zijn om de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] te toetsen. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van dit verzoek verzet. Niet valt in te zien waarom een dergelijke rapportage over [verdachte 1] van belang zou zijn voor de beantwoording van de vragen van artikelen 348 en 350 Sv. De betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] moet worden beoordeeld aan de hand van de vraag of en in hoeverre zijn verklaringen overeenkomen met de overige onderzoeksbevindingen.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst dit verzoek af. De rechtbank is van oordeel dat door de verdediging onvoldoende is onderbouwd wat de noodzaak is bij het verstrekt krijgen van deze stukken, ook als er veronderstellenderwijs van wordt uitgegaan dat die stukken voorhanden zijn. Het verzoek is gedaan met het oog op het toetsen van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] . Als uitgangspunt geldt dat de rechtbank de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] dient te onderzoeken aan de hand van het dossier en het verhandelde op de zittingen. De waardering van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [verdachte 1] staat dus centraal, en niet die van zijn persoon(lijkheid).
7.5.16.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van WhatsApp-berichten tussen [naam 5] en verbalisant [verbalisant]
Mr. Weski heeft verzocht tot het verstrekken ter inzage van WhatsApp-berichten tussen [naam 5] en verbalisant [verbalisant] . Ter terechtzitting hebben mr. Van Schaik en mr. Van ‘t Land zich aangesloten bij het verzoek. De officier van justitie heeft toegezegd inzage te zullen geven in de WhatsApp-berichten voor zover deze betrekking hebben op onderzoek Eftermid.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.17.
Het verzoek tot het verstrekken ter inzage van het dossier 13Puli
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft aangevoerd dat uit de verklaring van [naam 5] van 20 oktober 2020 blijkt dat hij is verhoord in het onderzoek naar de moord op [slachtoffer 3] (onderzoek 13Puli) en getuige zou zijn geweest van de moord. Mr. Weski wil inzage krijgen in het dossier 13Puli om de betrouwbaarheid van de verklaringen van [naam 5] te toetsen. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Ter terechtzitting heeft mr. Weski subsidiair verzocht tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal, waarin wordt bevestigd of [naam 5] is verhoord in het onderzoek 13Puli en of is komen vast te staan dat hij aanwezig was ten tijde van de moord.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van het verzoek tot inzage in het volledige dossier in het onderzoek 13Puli verzet. Dit verzoek is onvoldoende onderbouwd. De verklaring van [naam 5] in het kader van deelonderzoek Bunkyo is al op betrouwbaarheid getoetst.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek tot het verstrekken ter inzage van het gehele dossier 13Puli af, omdat de noodzaak daartoe niet is onderbouwd. Wel ziet de rechtbank de noodzaak tot het verkrijgen van nadere informatie over de vragen of [naam 5] (zoals hij heeft verklaard in zijn verhoor dat is weergegeven op pagina ZD01 03 0045 van het dossier Bunkyo) is verhoord in het onderzoek 13Puli en of in dat onderzoek is vastgesteld dat [naam 5] aanwezig is geweest in de omgeving ten tijde van de moord. De rechtbank geeft de officier van justitie daarom opdracht tot het laten opmaken van een aanvullend proces-verbaal waarin antwoord wordt gegeven op die twee vragen.
7.5.18.
Het verzoek tot het herbeluisteren OVC moment “ [naam 29] ”
Mr. Weski heeft in een e-mail van 17 september 2025 verzocht tot het herbeluisteren van het gedeelte van de OVC-opname van 29 maart 2021 waarop [verdachte 6] “ [naam 29] ” zou hebben gezegd (17:44). De officier van justitie heeft opgemerkt dat gelijk aan de constatering van mr. Weski niet te horen is dat wordt gesproken over “ [naam 29] ”.
De rechtbank neemt geen beslissing op dit verzoek omdat, gelet op het standpunt van de officier van justitie, de noodzaak daartoe niet bestaat.
7.5.19.
Het verzoek tot het doen van nader onderzoek naar de OVC-opname
Mr. Weski heeft in een e-mail van 17 september 2025 verzocht tot het doen van nader onderzoek naar de OVC-opname van 29 maart 2021, omdat er een dubbeling in lijkt te zitten. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat er inderdaad een dubbeling in het audio-bestand zit die is ontstaan bij het samenvoegen van de afzonderlijke audiobestanden. De officier van justitie heeft toegezegd mr. Weski de dertien originele audiobestanden ter beschikking te zullen stellen als hij dat wenst.
De rechtbank neemt geen beslissing op dit verzoek omdat, gelet op het standpunt van de officier van justitie, de noodzaak daartoe niet bestaat.
7.5.20.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van dossier Douglasville
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben verzocht tot verstrekking ter inzage van het volledige procesdossier in het onderzoek Douglasville. De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat het dossier reeds op 18 september 2025 ter inzage aan mr. Van Schaik is verstrekt. De officier van justitie heeft meegedeeld, naar aanleiding van het aanvullende verzoek van mr. Van Schaik om ook beschikking te krijgen over het (doorgenummerde) einddossier van Douglasville, de stukken uit de hoger beroepsfase te hebben opgevraagd. De officier van justitie heeft toegezegd de nader verzochte stukken ter inzage aan mr. Van Schaik te verstrekken én het volledige dossier Douglasville aan mr. De Leon ter inzage te zullen verstrekken.
De rechtbank neemt dan ook geen beslissing op dit verzoek.
7.5.21.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van dossier Douglasville op een USB-stick
Verzoek van de verdediging
Mr. Weski heeft verzocht tot verstrekking ter inzage van dossier Douglasville op een USB-stick ten behoeve van zijn cliënt.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzet zich tegen toewijzing van dit verzoek, omdat het belang voor de verdediging ontbreekt.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af. Op grond van artikel 30 lid 1 Sv heeft een verdachte recht op inzage in processtukken. Omdat het dossier Douglasville (nog) niet wordt aangemerkt als processtuk in de zaak Eftermid, ontbreekt de noodzaak tot het verstrekken van het dossier Douglasville aan de verzoekende verdachte. De onderbouwing van de verdediging waarom verstrekking op een USB-stick aan de verdachte wordt gewenst is begrijpelijk, maar leidt niet tot een andere beslissing.
7.5.22.
Het verzoek tot het verkrijgen van inzage in alle financiële gegevens zoals die zijn opgevraagd en gebruikt binnen het onderzoek Eftermid
Mr. Van ’t Land heeft verzocht tot het verkrijgen van inzage in alle financiële gegevens (bankafschriften met mutaties en dergelijke) zoals die door de politie zijn opgevraagd en gebruikt binnen het onderzoek Eftermid, waarvan slechts een selectie aan het procesdossier is toegevoegd. Ter terechtzitting heeft mr. Van Schaik zich aangesloten bij het verzoek.
Ter terechtzitting heeft mr. Van ’t Land zijn verzoek nader toegelicht in die zin dat hij zijn verzoek heeft beperkt tot de financiële gegevens van [verdachte 6] en zijn toenmalige vriendin [naam 8] . De officier van justitie heeft in een reactie ter zitting meegedeeld aan dit verzoek te zullen voldoen.
De rechtbank neemt op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.23.
Het verzoek tot verstrekking ter inzage van (proces)stukken
Mr. Van Schaik heeft eerder, op de zitting van 10 juli 2025, verzocht tot verstrekking ter inzage van (proces)stukken. Ter gelegenheid van de regiezitting van 1 en 3 oktober 2025 heeft mr. Van Schaik te kennen gegeven dat aan dit verzoek door het Openbaar Ministerie al uitvoering is of wordt gegeven.
Gelet hierop neemt de rechtbank op dit verzoek dan ook geen beslissing.
7.5.24.
Het verzoek tot verstrekking van het overzichtsverbaal van het onderzoek Eftermid en van de deelonderzoeken
Verzoek van de verdediging
Mr. Van Schaik en mr. De Leon hebben het Openbaar Ministerie verzocht om het overzichtsverbaal van het onderzoek Eftermid en de daarvan deel uitmakende deelonderzoeken te verstrekken en in het dossier te voegen. Artikel 3 van het Besluit processtukken in strafzaken (hierna: het Besluit) bevat een dwingend voorschrift dat een dergelijk verbaal, houdende een verslag betreffende verrichte opsporings-handelingen, dient te worden opgesteld. Subsidiair heeft mr. Van Schaik verzocht om verstrekking ter inzage in het volledige bibliotheekdossier van het onderzoek Eftermid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich tegen toewijzing van zowel het primaire als het subsidiaire verzoek verzet. Het Openbaar Ministerie heeft zowel formeel als materieel voldaan aan de eisen die artikel 3 van het Besluit stelt door de wijze waarop het procesdossier is vormgegeven en aan partijen ter beschikking is gesteld.
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank wijst het verzoek af en overweegt daartoe als volgt.
Artikel 3, lid 1, van het Besluit luidt als volgt:
“Indien het procesdossier een strafzaak betreft van een misdrijf dat met zes jaar gevangenisstraf of meer is bedreigd, draagt het openbaar ministerie ervoor zorg dat uiterlijk op het tijdstip waarop de dagvaarding ter terechtzitting in eerste aanleg is betekend, een proces-verbaal houdende een verslag betreffende verrichte opsporingshandelingen in die strafzaak aan de processtukken wordt toegevoegd.”
De rechtbank leidt uit artikel 3 van het Besluit, alsmede de toelichting daarop, af dat het daarin genoemde proces-verbaal ertoe dient om de verdediging in een vroeg stadium, namelijk uiterlijk op het tijdstip waarop de dagvaarding in eerste aanleg is betekend, te informeren over de opsporingshandelingen die zijn verricht. De bepaling ziet op de opsporingshandelingen die redelijkerwijs van betekenis zouden kunnen zijn voor (de beoordeling van het verloop van) het onderzoek. Dit criterium maakt dat niet alle stappen en beslissingen (in chronologische volgorde) in dit proces-verbaal dienen te worden opgenomen.
In de zaak Eftermid is in juni 2025 het einddossier, waarbij ieder deelonderzoek is voorzien van een relaas, aan de rechtbank en de verdediging verstrekt. Ter gelegenheid van elke daarop volgende regie- dan wel pro-formazitting heeft de officier van justitie inzicht gegeven in de stand van het onderzoek en in dat kader ook de nog te verrichten onderzoekshandelingen. Daarnaast is het BOB-dossier verstrekt.
De rechtbank volgt mede vanwege de stand van het onderhavige onderzoek de lijn die in andere, qua aard en omvang enigszins vergelijkbare zaken is aangenomen op dit punt. [6] Die houdt – kort gezegd – in dat het Openbaar Ministerie hiermee voldoende tegemoet is gekomen aan het bepaalde in artikel 3 van het Besluit, wat maakt dat er geen noodzaak meer is tot het (laten) opstellen door het Openbaar Ministerie van een overzichtsverbaal of het bieden van inzage in het bibliotheekdossier. Dat in een recente zaak een andere uitkomst is gevolgd, doet hier onvoldoende aan af, omdat het Openbaar Ministerie en de verdediging in die zaak op zitting overeenstemming hebben bereikt over de onderzoekswens om een overzichtsproces-verbaal van het onderzoek aan het dossier toe te voegen en de rechtbank daarover dus geen beslissing heeft hoeven nemen. [7] Dit leidt tot afwijzing van zowel het primaire als het subsidiaire verzoek.
8. Verwijzing naar de rechters-commissarissen en het verzoek van raadslieden om zich aan te sluiten bij getuigenverhoren
De rechtbank verwijst de zaak naar de rechters-commissarissen (hierna: rechter-commissaris) voor het verhoren van de onder paragraaf 2.1, 2.4, 5 en 6 toegewezen getuigen. Van de raadslieden wordt verwacht dat zij
binnen twee weken na ontvangst van deze beslissingeen onderbouwd verzoek bij de rechter-commissaris indienen, als zij zich alsnog willen aansluiten bij één of meer getuigenverhoren waarbij zij zich nog niet hebben aangesloten. Dit onderbouwde verzoek is ter beoordeling van de rechter-commissaris. Indien deze verzoeken worden toegewezen is, bij het plannen van de verhoren door de rechter-commissaris, de agenda van de raadslieden in de zaken waarin aanvankelijk het verzoek tot het verhoren van die getuige is gedaan, leidend.
De officier van justitie en de raadslieden dienen ten aanzien van de toegewezen getuigen de rechter-commissaris te berichten over hoelang zij inschatten dat een verhoor in beslag zal nemen dan wel hoeveel vragen zij aan de getuigen willen stellen en daarnaast of er een voorkeur is voor een volgorde van verhoren.
De rechtbank geeft de rechter-commissaris in overweging om bij het plannen van de verhoren van medeverdachten als getuigen voorafgaand aan de verhoren te inventariseren of zij bereid zijn een verklaring af te leggen of dat zij voornemens zijn zich bij alle vragen te zullen beroepen op het verschoningsrecht. Als dat laatste aan de orde is, zullen de verhoren bij de rechter-commissaris niet plaatsvinden.
De rechtbank bepaalt verder dat, in het geval geen adres of verblijfplaats van een getuige kan worden achterhaald en de getuige onvindbaar blijkt te zijn en niet binnen afzienbare tijd kan worden gehoord, door de rechter-commissaris van het verhoor kan worden afgezien.
Onderzoekswensen die voortkomen uit het verhoor van een getuige of uit nader door de officier van justitie overgelegde stukken kunnen aan de rechtbank worden gestuurd uiterlijk twee weken voorafgaand aan een volgende pro-forma- en regiezitting.
Deze beslissingen zijn op 16 oktober 2025 genomen door
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. C.A. van Dijk en M.R.J. van Wel, rechters en
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann en mr. M.R. Baart, griffiers,
en alleen ondertekend door de voorzitter en de griffiers.

Voetnoten

1.HR 20 april 2021, ECLI:NL:HR:2021:576, ro. 2.10.
2.EHRM 19 januari 2021, ECLI:CE:ECHR:2021:0119JUD000220516,
3.Mr. Weski heeft aanvankelijk ook verzocht tot het verhoren van deze getuige, maar heeft dit verzoek desgevraagd ter terechtzitting laten vallen, zodat de rechtbank hier verder niet op in zal gaan.
4.HR 13 juni 2023, ECLI:NL:HR:2023:913.
5.HR 13 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:192.
6.Rb. Amsterdam 17 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:5585 (Marengo) en Rb. Midden-Nederland 10 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:2423 (Eris).
7.Rb. Midden-Nederland 27 mei 2024, ECLI:NL:RBMNE:2024:3269 (Lucifer).