Uitspraak
Beschikking van 3 oktober 2025 betreffende een klacht als bedoeld in artikel 10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz.
1.Procesverloop
- het verzoekschrift met bijlagen van 21 juli 2025;
- het verweerschrift van 20 augustus 2025.
- verzoeker, bijgestaan door mr. N. de Vos.
- verweerder, vertegenwoordigd door mevrouw [naam 1] als plaatsvervangend geneesheer-directeur, de heer [naam 2] , arts, mevrouw [naam 3] , beleidsadviseur en mevrouw [naam 4] , psychiater in opleiding
2.De feiten
- toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische
- maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter
- behandeling van een somatische aandoening ;
- beperken van de bewegingsvrijheid
- insluiten,
- uitoefenen van toezicht op betrokkene,
- onderzoek aan kleding of lichaam
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen en het nakomen van afspraken met het ambulant behandelteam;
- beperken van het recht op ontvangen van bezoek
- opnemen in een accommodatie
- toedienen van medicatie,
- beperken van de bewegingsvrijheid,
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen,
- opnemen in een accommodatieduur van de opname, max. 6 maanden zoals aangegeven in de zorgmachtiging.
- insluiten,
- uitoefenen van toezicht op betrokkene,
- onderzoek aan kleding of lichaam,
duur van de opname, max. 6 maanden zoals aangegeven in de zorgmachtiging.
- toedienen van medicatie,
- beperken van de bewegingsvrijheid,
- onderzoek aan kleding of lichaam,
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
- opnemen in een accommodatie
- toedienen van medicatie,
- beperken van de bewegingsvrijheid,
- onderzoek aan kleding of lichaam,
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen,
- controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen
- opnemen in een accommodatie
3.3. Het verzoek
Verzoeker verzoekt het besluit van 11 juni 2025 van de klachtencommissie te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de klacht met betrekking tot de opname in de accommodatie gegrond wordt verklaard. De klachtencommissie overweegt ten onrechte dat met het uitreiken van een nieuwe zogenaamde 8:9 lid 2 Wvggz-beslissing opnieuw een grondslag aanwezig is voor een opname, indien de, in de afgegeven zorgmachtiging bepaalde maximale duur, is verstreken. Verzoeker verzoekt de rechtbank een oordeel te geven over de vraag hoe de uitdrukkelijke beperking in de duur van de verplichte zorgvorm van de opname moet worden gezien en wat de consequenties zijn op het moment dat die beperkte duur van de opname wordt overschreden. De klachtencommissie is hierover niet eenduidig en het is verzoeker onduidelijk hoe een strikte beperking van de duur van de opname gedurende een zorgmachtiging moet worden uitgelegd en op welke wijze een verlenging van de opname moet plaatsvinden. Verzoeker meent dat een verlenging van de opname in onderhavig geval alleen door tussenkomst van een beslissing van een rechter kan worden verlengd, nadat een verzoek tot wijziging van de zorgmachtiging is voorgelegd.
4.Verweer
telkens maximaal zes maanden per keerziet op de duur van de beslissing tot verplichte zorg (artikel 8:9-beslissing), waardoor, indien verplichte zorg nog geïndiceerd is, na zes maanden een nieuwe beslissing tot verplichte zorg dient te volgen. De zorgmachtiging zoals aan verzoeker verleend, biedt, in tegenstelling tot wat verzoeker stelt, wel een juridische basis om gedurende de gehele looptijd van de zorgmachtiging verplichte zorg middels opname in de accommodatie toe te passen. Indien de verplichte zorg in de zorgmachtiging in duur is beperkt, moet er een nieuwe artikel 8:9-beslissing worden uitgereikt na verstrijken van de duur.
5.5. Beoordeling
a. zich op de hoogte heeft gesteld van de actuele gezondheidstoestand van betrokkene,
‘telkens voor maximaal zes maanden per keer’. Op 8 juli 2024 heeft verweerder deze zorgvorm toegepast en daarmee ging de termijn van zes maanden lopen. Op 8 januari 2025 verliep deze termijn. Verzoeker bleef echter, ondanks haar verzet, wel opgenomen in de accommodatie. Anders dan door verzoeker betoogt, was dat niet in strijd met de afgegeven zorgmachtiging. Immers de zorgmachtiging van 17 juni 2024 voorzag in die mogelijkheid. In de beschikking staat namelijk dat de gedwongen opname kan plaatsvinden
telkensgedurende maximaal zes maandenen het woord
telkensbrengt tot uitdrukking dat de opname meerdere keren gedurende de looptijd van een zorgmachtiging ingezet kan worden. De rechtbank ziet hierbij geen beperking in die zin dat dit niet achtereenvolgens kan gebeuren. Wel brengt artikel 8:9 van de Wvggz mee dat
telkensopnieuw een beslissing door de zorgverantwoordelijke moet worden genomen voorafgaand aan de toepassing van de zorgvorm. Deze beslissing dient te voorkomen dat de dwang waartoe de zorgmachtiging legitimeert niet zonder meer wordt opgelegd en hiermee wordt voor een betrokkene een extra waarborg ingebouwd dat verplichte zorg niet langer dan noodzakelijk wordt toegepast. Daarbij wordt de betrokkene in een 8:9-beslissing op de mogelijkheid gewezen om te klagen, bijstand van de patiëntenvertrouwenspersoon in te roepen en wordt een afschrift van de beslissing aan de advocaat gezonden. In die zin beoogt de toevoeging
telkens gedurende maximaal zes maandenmeer rechtsbescherming aan een betrokkene te bieden.
De rechtbank volgt evenwel het standpunt van verweerder dat de noodzaak voor de inzet van de verplichte zorg van de opname in de accommodatie er ook na 8 januari 2025 nog was en dat verweerder zich hier ook voldoende van heeft vergewist. Hiertoe is het volgende redengevend.
‘(…)
‘ Er is bij u momenteel sprake van een psychose met desorganisatie en ernstige gedragsontregeling (in combinatie met neiging tot middelengebruik) waardoor u herhaaldelijk gevaarlijk gedrag vertoont. U heeft recentelijk een mes meegenomen naar de dagbesteding en heeft meerdere scherpe voorwerpen op uw kamer opgespaard. In het verleden ben u eveneens dreigend geweest naar anderen. Er is een reële kans op gevaar voor derden.’’In de beslissing van 23 april 2025 staat: ‘
U laat gedesorganiseerd gedrag zien passend bij psychose. Ook vertoont u ontremd gedrag als u drugs heeft gebruikt. Ook heeft u zucht naar drugs. Voorafgaand aan de opname heeft u uzelf ernstig verwaarloosd en bent u maatschappelijk teloor gegaan waarbij u drugs gebruikte, deed aan prostitutie en zeer slechte zelfzorg had. De inschatting is dat u onbehandeld snel zult terugvallen in dit patroon met ernstig nadeel als gevolg.’
8 januari 2025 weliswaar een gebrek is in de zorgvuldige uitvoering van de verplichte zorg door verweerder, echter het is de rechtbank voldoende gebleken dat de gedwongen opname vanaf dat moment nog wel noodzakelijk was en dat verweerder zich er voldoende van heeft vergewist dat hiervoor steeds werd voldaan aan de algemene beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit, veiligheid en effectiviteit van artikel 2:1 van de Wvggz. Dat maakt dat er een formeel gebrek kleeft aan de toepassing van de verplichte zorg, maar dat geen sprake is van een materieel onjuiste toepassing van de verplichte zorg.
Schadevergoeding
Proceskostenveroordeling