ECLI:NL:RBAMS:2025:676

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 januari 2025
Publicatiedatum
4 februari 2025
Zaaknummer
C/13/746762 / HA ZA 24-164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overdracht van aandelen en merkregistraties in strijd met blokkeringsregeling

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Amsterdam, hebben de eisers, bestaande uit vier vennootschappen, een vordering ingesteld tegen twee gedaagden, eveneens vennootschappen, met betrekking tot de overdracht van aandelen en merkregistraties. De eisers stelden dat de gedaagden in strijd met de statuten en de aandeelhoudersovereenkomst handelden door aandelenoverdracht zonder de vereiste toestemming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overdracht van aandelen op 21 februari 2022 geldig was, ondanks de betwisting van de gedaagden. De rechtbank oordeelde dat de notariële akte dwingend bewijs opleverde en dat de gedaagden niet in hun tegenbewijs zijn geslaagd. De rechtbank heeft de gedaagden veroordeeld tot de overdracht van de aandelen en merkregistraties aan de eisers, met een dwangsom voor niet-nakoming. In reconventie hebben de gedaagden vorderingen ingesteld die grotendeels zijn afgewezen, met uitzondering van enkele vorderingen tot terugbetaling van kosten en een lening. De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De uitspraak is gedaan op 15 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746762 / HA ZA 24-164
Vonnis van 15 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[eiser 2] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
3.
[eiser 3] B.V.,
te [vestigingsplaats 2] ,
advocaten: mr. J.W.H. Rouers en mr. D. de Waal,
4.
[eiser 4] B.V.,
te [vestigingsplaats 1] ,
advocaat: mr. M.F. Schouten
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna te noemen [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] en samen [eisers] ,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats] ,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
advocaat: mr. C.A.B. Zeevenhooven,
hierna te noemen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] en samen [gedaagden]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 8 februari 2024 met 32 producties;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie, tevens houdende verzoek op grond van artikel 843a Rv met 15 producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , tevens conclusie van antwoord in het incident met producties 33 tot en met 57;
- de conclusie van antwoord in reconventie van [eiser 4] , tevens conclusie van antwoord in het incident;
- de brief waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de akte houdende producties 16 en 17 van [gedaagden] ;
- de akte vermindering/wijziging/vermeerdering van eis van [gedaagden] ;
- de akte wijziging/vermeerdering van eis van [eisers] ;
- de akte vermeerdering van eis van [eisers] ;
- de mondelinge behandeling op 15 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt, en de overgelegde spreekaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is de persoonlijke vennootschap van [naam broer 1] , [eiser 3] is de persoonlijke vennootschap van zijn broer [naam broer 2] en [gedaagde 1] is de persoonlijke vennootschap van [gedaagde 2] .
2.2.
De broers [naam broers] hebben op 30 juni 2020 [eiser 4] opgericht en daarin hun onderneming ingebracht. [eiser 2] hield 53 aandelen, [eiser 3] hield 32 aandelen en [gedaagde 1] hield 15 aandelen in [eiser 4] . De nominale waarde van de aandelen bedraagt € 1,00.
2.3.
De statuten van [eiser 4] bevatten in artikel 14 een blokkeringsregeling op grond waarvan overdracht van aandelen in het kapitaal van [eiser 4] alleen kan plaatsvinden, nadat die aandelen aan de medeaandeelhouders zijn aangeboden. Deze aanbiedingsplicht geldt niet als de aandelen worden overgedragen binnen drie maanden nadat de medeaandeelhouders schriftelijk hun toestemming voor die overdracht verleend hebben.
2.4.
De aandeelhouders en [eiser 4] hebben een aandeelhoudersovereenkomst gesloten. Deze overeenkomst bepaalt onder meer:

Artikel 1 Definities
De navolgende begrippen hebben in de Overeenkomst de daarbij vermelde betekenis:
Aandeelhouders: de aandeelhouders van de Vennootschap, zijnde ten tijde van de Ingangsdatum van deze Overeenkomst de (rechts)personen 1 tot en met 4 als vermeld onder "Ondergetekenden", individueel ook nader aan te duiden als de "
Aandeelhouder" […]
Artikel 8 Bezwaring en vervreemding van Aandelen[…]
Lid 3. In aanvulling op het bepaalde in de Statuten is ieder der Aandeelhouders verplicht om de door hem / haar gehouden Aandelen schriftelijk en onherroepelijk aan de Vennootschap aan te bieden binnen 30 dagen nadat zich ten aanzien van haar één of meer van de volgende omstandigheden voordoet: […]
c. indien de arbeidsovereenkomst of managementovereenkomst van de Aandeelhouder, natuurlijk persoon, of Uiteindelijk Belanghebbende, met de Vennootschap wordt beëindigd; […]
Artikel 9 Waardebepaling bij 'good leave' en 'bad leave'
Lid 1. In de alle gevallen als genoemd in artikel 8 lid 3 zal de prijs van de Aandelen worden bepaald op de nominale waarde van de betreffende Aandelen. […]
Artikel 12 Duur en beëindiging[…]
Lid 2. Deze Overeenkomst neemt ten aanzien van een Aandeelhouder van rechtswege een einde, indien en zodra deze Aandeelhouder geen Aandelen meer houdt in het kapitaal van de Vennootschap. Deze Overeenkomst eindigt voorts van rechtswege, indien er slechts één Aandeelhouder resteert.”
Artikel 13 Non-concurrentie en relatiebeding
Lid 1. Het is Aandeelhouders, alsmede hun Uiteindelijk Belanghebbenden, verboden om, gedurende de Looptijd van deze Overeenkomst en tot afloop van één (1) jaar nadat deze Overeenkomst ten opzichte van hem of haar is beëindigd, één of meer ondernemingen te drijven of in stand te houden, dan wel hierbij, direct of indirect, betrokken of werkzaam te zijn, die gelijk zijn aan of concurreren met de activiteiten van de Vennootschap, of daarin feitelijk of financieel betrokken te zijn, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Vennootschap. […]
Artikel 14 Bescherming naam en goodwill
Lid 1. Het is ieder der Aandeelhouders tevens verboden om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de overige Partijen, gedurende de Looptijd van deze Overeenkomst en tot afloop van tien (10) jaar nadat deze Overeenkomst ten opzichte van hem of haar is beëindigd:
a. enige naam of namen gelijk aan dan wel gelijkend op of inhoudende de woorden [merknaam 1] , Nutrition Water en Energy Water dan wel enig kenmerk, logo en/of corporate identity als gebruikt door de Vennootschap gebruiken of toestaan te laten gebruiken”
2.5.
[eiser 2] , [eiser 3] en [gedaagde 1] zijn bij oprichting benoemd als eerste bestuurders van [eiser 4] . Tussen [eiser 4] en de bestuurders zijn op 30 juni 2022 managementovereenkomsten gesloten. De managementovereenkomst met [gedaagde 1] bepaalt in artikel 3 dat de managementvergoeding € 2.400 exclusief omzetbelasting per jaar bedraagt.
2.6.
Op 21 februari 2022 heeft de notaris een leveringsakte gepasseerd. Die akte vermeldt dat [eiser 2] en [eiser 3] hun aandelen in [eiser 4] inbrengen in [eiser 1] tegen uitgifte van aandelen in het kapitaal van [eiser 1] . Aan deze akte is een verklaring gehecht waarin [gedaagde 1] op de eerste bladzijde toestemming geeft voor deze levering van aandelen. De tweede bladzijde bevat de aanduiding
Naarden, 7 februari 2022met daaronder de tekst
[gedaagde 2] B.V. (voor deze: [gedaagde 2] )en de handtekening van [gedaagde 2] .
2.7.
Op 16 november 2022 heeft [gedaagde 2] het woordmerk [merknaam 2] en het beeldmerk met daarin de aanduiding [merknaam 2] op zijn naam geregistreerd bij het Benelux Merkenbureau. Eind 2022 heeft [gedaagde 2] daarover in eigen naam een oppositieprocedure gevoerd en de kosten daarvoor gedragen.
2.8.
Op 2 mei 2023 heeft een bespreking tussen de bestuurders van [eiser 4] plaatsgevonden over de beëindiging van de samenwerking tussen enerzijds de broers [naam broers] en anderzijds [gedaagde 2] . [gedaagde 2] wilde een vergoeding voor zijn aandelen en voor de kosten die hij uit eigen zak had voorgeschoten voor [eiser 4] , waaronder de huur van het bedrijfspand en autokosten. Ook wilde hij terugbetaling van een verstrekte lening.
2.9.
Partijen zijn niet tot overeenstemming gekomen over de te betalen bedragen. [gedaagde 2] heeft zijn werkzaamheden voor [eiser 4] gestaakt.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eisers] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
A. [gedaagde 1] veroordeelt haar aandelen in [eiser 4] over te dragen aan [eiser 4] voor de nominale waarde van in totaal € 15, althans voor een volgens de statuten door een onafhankelijke deskundige te bepalen bedrag;
B. als het bedrag door een deskundige wordt vastgesteld [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van een volgens de statuten verschuldigde boete ter hoogte van het verschil tussen de vast te stellen waarde en de nominale waarde;
C. [gedaagde 1] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000 als zij niet aan het gevorderde onder A voldoet, te vermeerderen met € 500 per dag tot een maximum van € 50.000;
D. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de voor aandelenoverdracht benodigde notariële akten en handelingen;
E. [gedaagde 2] veroordeelt tot overdracht aan [eiser 4] van de merkregistraties voor het woord- en beeldmerk [merknaam 2] ;
F. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000 als hij niet aan het gevorderde onder D voldoet, te vermeerderen met € 500 per dag tot een maximum van € 50.000;
G. bepaalt dat het vonnis in de plaats treedt van de voor overdracht van de merkregistraties benodigde akten en handelingen;
H. [gedaagde 2] veroordeelt tot overdracht van de aan [eiser 4] toebehorende telefoon;
I. [gedaagde 2] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 5.000 als hij niet aan het gevorderde onder G voldoet, te vermeerderen met € 500 per dag tot een maximum van € 50.000;
J. [gedaagde 1] veroordeelt tot vergoeding van schade aan de zijde van [eisers] tot een bedrag van € 87.301,36 met rente;
K. [gedaagden] hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten met rente.
3.2.
[eisers] legt aan de vorderingen kort gezegd het volgende ten grondslag.
Op grond van artikel 8 lid 3 van de aandeelhoudersovereenkomst is voor [gedaagde 1] een aanbiedingsplicht voor de door haar gehouden aandelen aan [eiser 4] ontstaan. Deze aanbiedingsplicht is ontstaan op het moment dat de managementovereenkomst tot een einde kwam. Op grond van artikel 9 van de aandeelhoudersovereenkomst moet [gedaagde 1] de aandelen in het kapitaal van [eiser 4] in dat geval aanbieden tegen betaling van de nominale waarde van die aandelen.
3.3.
Voor de vorderingen met betrekking tot de merkregistraties geldt dat deze merken aan [eiser 4] toebehoren en daarom op haar naam geregistreerd dienen te worden.
Ten aanzien van de telefoon geldt dat deze aan [gedaagde 2] ter beschikking is gesteld ten behoeve van zijn werkzaamheden voor [eiser 4] . Nu daaraan een einde is gekomen, dient [gedaagde 2] deze telefoon terug te geven. Het gevorderde schadebedrag bestaat uit de juridische kosten van [eisers] , die [gedaagde 1] volgens hen dient te vergoeden omdat zij de aandeelhoudersovereenkomst heeft geschonden.
3.4.
[gedaagden] voert gemotiveerd verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisers] , met veroordeling van [eisers] in de kosten van deze procedure.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagden] vordert samengevat dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I voor recht verklaart dat de levering van aandelen aan [eiser 1] op 21 februari 2022 nietig is vanwege het ontbreken van toestemming daarvoor van [gedaagde 1] ;
II [eisers] dan veroordeelt alle handelingen te verrichten, die noodzakelijk zijn om de juridische structuur terug te brengen naar de situatie voor 21 februari 2022;
III [eiser 2] dan veroordeelt tot overdracht van haar aandelen in [eiser 4] aan [eiser 4] voor € 53;
IV [eiser 3] dan veroordeelt tot overdracht van haar aandelen in [eiser 4] aan [eiser 4] voor € 32;
V bepaalt dat het vonnis dan in de plaats treedt van de voor aandelenoverdracht benodigde notariële akten en handelingen,
VI [eisers] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 20.000 als zij niet aan het gevorderde onder II, III of IV voldoet, te vermeerderen met € 5.000 per dag;
VII [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 14.026 met rente;
VIII [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 16.056,72;
IX [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 2.114,26;
X [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 2.400,00;
XI [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 18.345,84;
XII [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 304.000,00;
XIII [eiser 4] veroordeelt tot betaling van € 7.800,00;
XIV [eiser 4] , [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 645.000,- aan [gedaagde 1] ;
XV [eiser 4] , [eiser 2] en [eiser 3] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 48.275,51 aan [gedaagde 2] ;
XVI [eiser 1] veroordeelt tot betaling van € 645.000,- aan [gedaagde 1] ;
XVII [eiser 1] veroordeelt tot betaling van € 48.275,51 aan [gedaagde 2] ;
XVIII [eiser 1] veroordeelt tot betaling van een eventuele vordering in rekening-courant van [gedaagden] ;
XIX voor recht verklaart dat [eiser 1] geen gebruik mag maken van de naam en het merk [merknaam 2] ;
XX [eiser 1] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 20.000 als zij niet aan het gevorderde onder XIX voldoet, te vermeerderen met € 5.000 per dag;
XXI de vorderingen onder XV en XVII verhoogt als niet aan de vorderingen VII tot en met XIII wordt voldaan;
XXII [eiser 1] veroordeelt tot overdracht van haar aandelen in [eiser 4] aan [eiser 4] voor € 85;
XXIII bepaalt dat het vonnis dan in de plaats treedt van de voor aandelenoverdracht benodigde notariële akten en handelingen;
XIV [eiser 1] veroordeelt tot betaling van een dwangsom van € 20.000, ingeval zij niet aan het gevorderde onder XXII voldoet, te vermeerderen met € 5.000 per dag;
XXV in het incident op grond van artikel 843a Rv: [eisers] hoofdelijk veroordeelt om inzage te geven in e-mailcorrespondentie;
dit alles met de hoofdelijke veroordeling van [eisers] in de kosten van de procedure, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis.
3.7.
[gedaagden] legt aan zijn vorderingen, samengevat het volgende ten grondslag:
Vordering I tot met VI
De overdracht van aandelen aan [eiser 1] door [eiser 2] en [eiser 3] op 21 februari 2022 is nietig. Deze overdracht is geschied in strijd met de statutaire blokkeringsregeling. Omdat de transactie nietig is, moeten ongedaanmakingshandelingen worden uitgevoerd. Verder zijn [eiser 2] en [eiser 3] op grond van de aandeelhoudersovereenkomst dan verplicht hun aandelen aan te bieden aan [eiser 4] wegens schending van de aandeelhoudersovereenkomst.
Vordering VII tot en met XI
[gedaagden] heeft [eiser 4] kosten voorgeschoten en een bedrag geleend. [eiser 4] dient hem deze bedragen terug te betalen.
Vordering XII en XIII
[gedaagden] heeft werkzaamheden voor [eiser 4] verricht en [eiser 4] dient hem daarvoor te betalen.
Vordering XIV en XV
[eiser 2] en [eiser 3] hebben onrechtmatig gehandeld dan wel wanprestatie gepleegd jegens [gedaagden] Dat hebben zij onder meer gedaan door oprichting van [eiser 1] , een vennootschap identiek aan [eiser 4] . [eiser 1] concurreert met [eiser 4] , doordat [eiser 2] en [eiser 3] klanten en leveranciers van [eiser 4] hebben overgebracht naar [eiser 1] . Zij hebben daarmee in strijd met artikel 13 en 14 van de aandeelhoudersovereenkomst gehandeld.
Vordering XVIII
[eiser 2] en [eiser 3] hebben een forse schuld in rekeningcourant opgebouwd bij [eiser 4] .
Vordering XVI en XVII
Omdat [eiser 1] van de schending door [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] heeft geprofiteerd, heeft zij eveneens onrechtmatig jegens [gedaagden] gehandeld. Zij is dus ook schadeplichtig jegens hem.
Vordering XIX en XX
Het woord- en beeldmerk [merknaam 2] behoort [gedaagde 2] toe. [eiser 1] mag er daarom geen gebruik mag maken.
Vordering XXI
Als [eiser 4] niet overgaat tot vergoeding van de door [gedaagde 2] gemaakte kosten en betaling voor zijn werkzaamheden, stijgt de schade die [gedaagde 2] lijdt door het onrechtmatig handelen van [eisers] met dat bedrag.
Vordering XXII tot en met XXIV
Als de overdracht van 21 februari 2022 aan [eiser 1] geldig is, moet [eiser 1] partij zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst en rust de overdrachtsverplichting op haar.
3.8.
[eisers] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [gedaagden] en afwijzing van de vorderingen van [gedaagden] , zowel in reconventie als in het incident. Dit verweer zal hierna bij de beoordeling van de vorderingen in reconventie en in het incident, voor zover nodig, besproken worden.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
De aandeelhoudersovereenkomst
4.1.
De rechtbank oordeelt dat de aandelenoverdracht van 21 februari 2022 geldig was. Bij notariële akte van die dag hebben [eiser 2] en [eiser 3] hun aandelen in [eiser 4] overgedragen aan [eiser 1] . [eisers] hebben die akte in het geding gebracht en deze levert dwingend bewijs op van hetgeen de notaris omtrent zijn waarnemingen en verrichtingen heeft verklaard. Dat betekent dat de rechtbank behoudens tegenbewijs verplicht is de inhoud van de akte als waar aan te nemen.
4.2.
[gedaagden] hebben tevergeefs aangevoerd dat de aandelenoverdracht ongeldig is omdat daarbij de blokkeringsregeling is geschonden die in de statuten is opgenomen en nader is geregeld in de aandeelhoudersovereenkomst. Zij voeren aan dat de aan de notariële akte gehechte “verklaring i.v.m. blokkeringsregeling” niet door [gedaagde 2] is ondertekend. De handtekening op de tweede bladzijde zou wel van hem zijn, maar deze bladzijde zou niet bij de verklaring horen.
4.3.
De rechtbank oordeelt dat [gedaagden] daarmee niet in het tegenbewijs is geslaagd. Zij heeft het gelaten bij een eenvoudige ontkenning en bijvoorbeeld niet toegelicht welk document van 7 februari 2022 [gedaagde 2] dan wel zou hebben ondertekend of waarom [gedaagde 2] bezwaar zou hebben gehad tegen de overdracht aan [eiser 1] . Ook heeft [eisers] mailcorrespondentie voorafgaand aan de overdracht laten zien die bij de instemmingsverklaring van [gedaagde 2] past.
4.4.
Door de overdracht aan [eiser 1] zijn [eiser 2] en [eiser 3] geen aandeelhouder meer in [eiser 4] . Dat betekent dat zij ook geen partij meer zijn bij de aandeelhoudersovereenkomst, want op grond van artikel 12 lid 2 neemt deze ten aanzien van een aandeelhouder van rechtswege een einde, indien en zodra deze geen aandelen meer houdt in het kapitaal van [eiser 4] . Omgekeerd is [eiser 1] niet toegetreden tot de aandeelhoudersovereenkomst. Dat had op grond van artikel 11 lid 2 wel gemoeten, maar is feitelijk niet gebeurd. Dat betekent dat vanaf 21 februari 2022 alleen [eiser 4] en [gedaagde 1] partij waren bij de aandeelhoudersovereenkomst.
4.6.
[gedaagden] heeft betwist dat de aandeelhoudersovereenkomst nog geldt. Als de levering van aandelen op 21 februari 2022 rechtsgeldig was, is er volgens [gedaagden] nog maar één aandeelhouder over en eindigt de overeenkomst op grond van artikel 12 lid 2: “deze Overeenkomst eindigt voorts van rechtswege, indien er slechts één Aandeelhouder resteert.” De rechtbank oordeelt anders. Volgens de definitiebepaling in artikel 1 kan iemand ook Aandeelhouder zijn als hij geen partij is bij de aandeelhoudersovereenkomst. Vanaf 21 februari 2022 waren er twee Aandeelhouders, [eiser 1] en [gedaagde 1] , zodat de overeenkomst niet is geëindigd.
in conventie
De vordering tot overdracht van de aandelen
4.5.
Omdat alle vorderingen van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] zijn gebaseerd op de aandeelhoudersovereenkomst en zij daarbij geen partij meer zijn, zullen deze worden afgewezen. De rechtbank zal de vordering van [eiser 4] tot overdracht van de aandelen van [gedaagde 1] echter toewijzen.
4.6.
Niet in geschil is dat de managementovereenkomst tussen [eiser 4] en [gedaagde 1] op een zeker moment geëindigd is. [gedaagden] heeft dit in alinea 2.30 van de conclusie van antwoord erkend. Evenmin is in geschil dat dit betekent dat [gedaagde 1] op grond van artikel 8 van de aandeelhoudersovereenkomst verplicht is haar aandelen aan [eiser 4] aan te bieden.
4.7.
De prijs die [eiser 4] aan [gedaagde 1] voor de aandelen dient te betalen, zal worden vastgesteld op de nominale waarde van die aandelen. Artikel 9 van de overeenkomst bepaalt immers dat in alle gevallen, waarin op grond van artikel 8 lid 3 een aanbiedingsplicht ontstaat, de nominale waarde als prijs zal gelden, terwijl in artikel 8 lid 3 alle mogelijke beëindigingscenario’s zijn weergegeven. Daartoe behoort het eindigen van de managementovereenkomst.
4.8.
[gedaagden] heeft aangevoerd dat bedoeld was een afwijkende regeling overeen te komen voor een ‘good leave’-situatie, maar hij heeft zijn betwisting van de door [eisers] gestelde uitleg op dit punt onvoldoende onderbouwd. De rechtbank oordeelt dat partijen bij de overeenkomst de bedoeling hebben gehad dat ook in een good leave-situatie slechts de nominale waarde voor de aangeboden aandelen betaald moet worden.
4.9.
[gedaagden] voert aan dat opschrift en inhoud van het artikel niet op elkaar aansluiten en dat de inhoud van het artikel ook niet aansluit op de overige leden. Dit zou erop duiden dat partijen bedoeld hebben een afwijkende waardebepaling voor de good leave-situatie overeen te komen. De rechtbank volgt [gedaagden] daarin niet. De kop van het artikel luidt immers
waardebepaling bij good leave en bad leaveen maakt dus duidelijk dat het gaat om een waardebepaling in beide situaties. Als partijen bedoeld hadden een afwijkende prijsbepaling af te spreken voor good leave-situaties, hadden zij ergens in de overeenkomst een definitie van dat begrip opgenomen. Dat is niet gebeurd. Evenmin bevat de overeenkomst bepalingen voor de nu door [gedaagden] bepleite waardevaststelling door een deskundige.
4.10.
Ook volgt de rechtbank [gedaagden] niet in zijn betoog dat hij een andere zin aan deze bepalingen mocht toekennen of dat hij redelijkerwijs iets anders mocht verwachten. Uit zijn gedragingen volgt namelijk dat ook hijzelf geen andere zin aan de bepalingen toekende of iets anders verwachtte. Dat kan worden opgemaakt uit de email van [gedaagde 2] aan [naam broer 2] van 18 mei 2023. Hierin reageert [gedaagde 2] op een voorstel van [naam broer 2] dat uitgaat van prijsbepaling op basis van de nominale waarde. [gedaagde 2] maakt in deze reactie geen bezwaar tegen deze prijsbepaling, terwijl hij wel ingaat op andere onderdelen van dit voorstel. Als [gedaagde 2] inderdaad van een andere lezing van artikel 9 uitging, valt niet in te zien waarom hij niet al op dit moment bezwaar maakte tegen deze prijsbepaling.
4.11.
[gedaagden] heeft verder ook geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat partijen voorafgaand aan het opstellen van de aandeelhoudersovereenkomst hebben gesproken over de waardebepaling in een good leave-situatie, laat staan dat toen is gesproken over een andere waardering dan in geval van een bad leave situatie. Wel staan in veel statuten en overeenkomsten gunstigere bepalingen in geval van een good leave dan in geval van een bad leave, maar dat vindt de rechtbank onvoldoende om aan te nemen dat partijen bij het opstellen van de overeenkomst een fout hebben gemaakt of zijn vergeten afwijkende bepalingen over een eventueel good leave-scenario op te nemen.
4.12.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat het gaat om een overeenkomst tussen twee zakelijke partijen, waarvan moet worden aangenomen dat zij zich rekenschap hebben gegeven van de inhoud van het stuk dat zij ondertekenen. Dat [gedaagde 2] ervoor gekozen heeft zich bij het sluiten van de overeenkomst niet te laten bijstaan door een adviseur komt voor zijn rekening en doet daaraan niet af.
4.13.
De bij de overdracht van de aandelen gelijktijdig door [eiser 4] aan [gedaagde 1] te betalen prijs voor de aandelen in haar kapitaal is dus de nominale waarde van die aandelen, in totaal € 15,00. De rechtbank komt daarom niet toe aan het subsidiair gevorderde. De termijn voor overdracht zal echter worden verlengd, aangezien vijf dagen na dagtekening van het vonnis onredelijk kort is.
4.14.
[gedaagden] heeft geen afzonderlijk verweer gevoerd tegen de gevorderde dwangsommen voor de nakoming van het gevorderde onder A. De dwangsommen komen de rechtbank ook niet onredelijk voor, zodat ze zullen worden toegewezen. Bij de vordering om dit vonnis in de plaats te stellen van de voor overdracht benodigde notariële akten bestaat dan geen belang meer.
De overdracht van de merken
4.15.
Tussen partijen is niet in geschil dat de rechten op de merken met nummers [nummer 1] en [nummer 2] toekomen aan [eiser 4] . [eiser 4] vordert overdracht van die registraties, omdat zij meent dat het haar merkrechten betreft. [gedaagden] stelt in zijn conclusie van antwoord onder 6.15 dat hij met de registraties de merkrechten wilde laten toebehoren aan [eiser 4] . De rechtbank begrijpt daaruit dat ook [gedaagden] meent dat het de merkrechten van [eiser 4] betreft, ook al staan zij op naam van [gedaagde 2] .
4.16.
De vordering van [eiser 4] strekt er aldus toe de tenaamstelling van de merkregistraties in overeenstemming te brengen met de werkelijke rechtstoestand. Ongeacht of sprake is van een registratie te kwader trouw, biedt in een dergelijke situatie artikel 3:296 BW een grondslag voor de overdracht van de merkregistraties aan de rechthebbende op die merken. [1] De vordering tot overdracht van de merkregistraties zal worden toegewezen. De termijn daarvoor zal echter worden verlengd, aangezien vijf dagen na dagtekening van het vonnis onredelijk kort is.
4.17.
Ten aanzien van de onder F gevorderde dwangsommen voert [gedaagde 2] het verweer dat hij niet weigerachtig is geweest de merkrechtregistraties over te dragen. De rechtbank stelt echter vast dat hij dat tot op heden niet heeft gedaan, terwijl [eiser 4] al herhaaldelijk om overdracht van de registraties heeft verzocht. Daar komt bij dat [gedaagde 2] de merkrechten zonder noodzaak of valide reden op zijn naam heeft geregistreerd. De rechtbank zal de gevorderde dwangsommen daarom toewijzen. Bij de vordering onder G om het vonnis in de plaats te stellen van de voor levering benodigde akten bestaat dan geen belang meer.
De telefoon
4.18.
[eiser 4] stelt een telefoon aan [gedaagde 2] ter beschikking te hebben gesteld. [gedaagde 2] betwist dit echter, zodat het aan [eiser 4] was geweest haar stelling op dit punt nader te onderbouwen. Uit de door [eiser 4] overgelegde stukken blijkt enkel dat een telefoon is aangeschaft en een abonnement is afgesloten, maar niet dat die telefoon ook aan [gedaagde 2] ter beschikking is gesteld. De rechtbank zal deze vordering afwijzen.
De vordering tot schadevergoeding
4.19.
Na vermeerdering van eis kort voor de mondelinge behandeling vordert [eisers] een bedrag van € 87.301,36. Dit bedrag betreft echter slechts de gestelde werkelijke proceskosten in het kader van de onderhavige procedure.
4.20.
De artikelen 237 tot en met 240 Rv bevatten een regeling voor vergoeding van proceskosten, die behoudens bijzondere omstandigheden zowel limitatief als exclusief is. [2] Alleen in buitengewone omstandigheden kan daarnaast sprake zijn van een volledige vergoedingsplicht van proceskosten. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan misbruik van procesrecht. [3] Gesteld noch gebleken is dat daarvan in de onderhavige zaak sprake is, zodat de vordering op dit punt afgewezen zal worden.
De proceskosten
4.21.
De vorderingen zullen worden afgewezen voor zover ingesteld door de aandeelhouders en zijn grotendeels toewijsbaar voor zover ingesteld door [eiser 4] . De rechtbank ziet daarin om praktische redenen aanleiding de proceskosten in conventie te compenseren in die zin dat partijen elk hun eigen kosten dragen.
in reconventie
De aandelenoverdracht van 21 februari 2022
4.22.
De vorderingen van [gedaagden] onder I tot en met VI zijn gebaseerd op de gestelde nietigheid van de overdracht van 21 februari 2022. De rechtbank zal deze vorderingen afwijzen gezien hetgeen hierboven is overwogen.
De voorgeschoten kosten en de geldlening
4.23.
Onder VII vordert [gedaagde 2] terugbetaling van een door hem aan [eiser 4] verstrekte geldlening. In de correspondentie hierover en tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser 4] het bestaan van deze lening erkend.
4.24.
De rente die [gedaagde 2] vordert over de lening zal worden afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat overeengekomen is dat rente over de lening betaald zou worden. De lening was in elk geval vanaf mei 2023 opeisbaar, omdat partijen toen overeenstemming bereikt hebben over terugbetaling van die lening, zonder overeen te komen wanneer die terugbetaling zou geschieden. De gevorderde wettelijke rente zal daarom worden toegewezen vanaf de datum waarop de eis in reconventie is ingesteld (3 april 2024), omdat [eiser 4] in elk geval sindsdien in verzuim is met de terugbetaling van de lening.
De kosten voor de merkregistraties
4.25.
Onder VIII vordert [gedaagde 2] hem de kosten te vergoeden van de registratie van het woord- en beeldmerk [merknaam 2] en het voeren van de oppositieprocedure. Hij maakt aannemelijk dat hij die kosten gemaakt heeft, maar laat na een grondslag voor een vergoeding van die kosten door [eiser 4] te stellen. [eisers] hebben tijdens de mondelinge behandeling gezegd dat zij vanwege de kosten nooit zouden hebben ingestemd met de merkregistratie en de daarmee gemoeide procedure.
4.26.
De rechtbank zal deze vordering daarom afwijzen. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking het feit dat registratie op naam van [gedaagde 2] zelf is geschied in plaats van op naam van [eiser 4] , zonder dat [gedaagde 2] daarvoor een valide reden of verklaring heeft gegeven. Ook is over de registratie geen overleg tussen [gedaagde 2] en zijn medebestuurders gevoerd, noch is daarvan achteraf aan hen mededeling gedaan. De rechtbank oordeelt daarom dat [eiser 4] evenmin ongerechtvaardigd is verrijkt door de merkregistratie.
De voorgeschoten facturen en huur
4.27.
Onder IX vordert [gedaagde 2] terugbetaling van de facturen die zij ten behoeve van [eiser 4] heeft voorgeschoten en onder X de voorgeschoten huur. De verschuldigdheid van de voorgeschoten facturen en huurbetalingen heeft [eiser 4] tot ten minste het gevorderde bedrag erkend in de email van [naam broer 2] aan [gedaagde 2] van 16 mei 2023, zodat de rechtbank de vorderingen IX en X zal toewijzen.
De autokosten
4.28.
Onder XI vordert [gedaagde 2] betaling van autokosten. [eiser 4] heeft erkend dat de auto van [gedaagde 2] incidenteel ten behoeve van [eiser 4] is gebruikt. [gedaagde 2] vordert echter autokosten alsof hij een auto van de zaak reed, dat wil zeggen inclusief afschrijving en bijtelling voor privégebruik. Daarvoor is geen grondslag gesteld, zodat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 18.345,84 niet zal toewijzen. [eiser 4] heeft de gevorderde kosten erkend tot een bedrag van € 0,19 per km voor een totaal aantal gereden kilometers van maximaal 1700. De rechtbank zal de gevorderde autokosten dan ook toewijzen tot een bedrag van € 323,00.
De managementfee
4.29.
Onder XII en XIII vordert [gedaagde 2] betaling van een redelijk loon en van het overeengekomen loon voor zijn werkzaamheden ten behoeve van [eiser 4] . Hij verrichtte deze werkzaamheden op basis van een managementovereenkomst tussen [eiser 4] en [gedaagde 1] . Daarin is een managementfee van € 2.400 per jaar overeengekomen. Artikel 5 van de aandeelhoudersovereenkomst bepaalt dat de bestuurders vooralsnog geen beloning ontvangen voor het management van [eiser 4] , maar pas als omzet en winst daarvoor naar het oordeel van de aandeelhouders voldoende zijn.
4.30.
De rechtbank wijst betaling van het overeengekomen loon toe en betaling van een redelijk loon af. Gebleken is dat geen algemene vergadering van aandeelhouders is gehouden voor augustus 2023, maar dat [eiser 4] in dat tijdvak wel winst gemaakt heeft. Het beroep op artikel 5 van de aandeelhoudersovereenkomst slaagt daarom niet. [eiser 4] is echter niet meer verschuldigd dan het overeengekomen loon van € 2.400 per jaar. Weliswaar heeft [gedaagde 2] erop gewezen dat artikel 7:405 BW aanspraak geeft op een redelijk loon, maar dat geldt alleen als de hoogte van het loon niet door partijen is bepaald.
4.31.
Ook op grond van artikel 7:411 BW bestaat geen recht op loon naast het overeengekomen loon. Dit artikel heeft immers betrekking op de voortijdige beëindiging van een overeenkomst van opdracht, waarna recht bestaat op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het overeengekomen loon. Zoals hiervoor reeds overwogen wordt het gehele overeengekomen loon uitbetaald. [gedaagde 2] stelt onvoldoende om aan te nemen, zoals hij betoogt, dat sprake is geweest van een arbeidsverhouding op grond waarvan een recht op loon zou bestaan.
4.32.
De managementovereenkomst is in juni 2020 gesloten en rond mei 2022 tot een einde gekomen, zodat de rechtbank loon zal toewijzen over een periode van twee jaar, dus tot een bedrag van € 4.800.
Schadevergoeding op grond van de aandeelhoudersovereenkomst
4.33.
Onder XIV vordert [gedaagde 1] een schadevergoeding. Naar de rechtbank begrijpt stelt zij dat [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] hun verplichtingen op grond van de aandeelhoudersovereenkomst niet zijn nagekomen door haar niet in de gelegenheid te stellen haar aandelen tegen de waardering van februari 2022 aan te bieden. De schade die [gedaagde 1] stelt daardoor te lijden bestaat uit het bedrag dat hij zou hebben ontvangen als [gedaagde 1] destijds tegen die waardering haar aandelen had kunnen verkopen, namelijk € 645.000.
4.34.
Hierboven heeft de rechtbank al overwogen dat de transactie van 21 februari 2022 geldig is. Dit betreft niet een verkoop maar een inbreng als storting op aandelen in een nieuw opgerichte houdstervennootschap in het kader van een structuurwijziging. [gedaagde 1] heeft niet toegelicht waarom dit haar het recht zou geven haar aandelen tegen een bepaalde prijs te verkopen.
4.35.
[gedaagden] stelt verder dat [eiser 2] en [eiser 3] in strijd met artikel 13 en 14 van de aandeelhoudersovereenkomst hebben gehandeld door de ‘business’ te verleggen van [eiser 4] naar [eiser 1] . [eisers] hebben dat gemotiveerd betwist. [gedaagden] laat vervolgens na zijn stellingen op dit punt te onderbouwen, terwijl dat wel op zijn weg lag. Als [eiser 1] immers met [eiser 4] zou concurreren, moet zij de markt betreden en dus naar buiten treden. In dat geval had [gedaagden] zijn stelling dus simpelweg kunnen onderbouwen met kopieën van websites of advertenties, waaruit blijkt dat [eiser 1] de markt betreedt of betreden heeft.
4.36.
Verder is niet gesteld dat [eiser 1] de naam “ [merknaam 1] ”, “Nutrition Water” of “Energy Water” heeft gebruikt. [gedaagden] heeft tot slot onvoldoende onderbouwd gesteld dat [eisers] met hun handelen of nalaten de goodwill of reputatie van [eiser 4] hebben geschaad.
4.37.
Tot slot is onvoldoende onderbouwd gesteld dat [eiser 2] , [eiser 3] of [eiser 4] [gedaagden] informatie onthouden hebben. In het licht van de onderbouwde betwisting in de conclusie van antwoord in reconventie had het op de weg van [gedaagden] gelegen zijn stellingen op dit punt nader te motiveren of te onderbouwen. Dat laat hij na, zodat de rechtbank aanneemt dat [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] de aandeelhoudersovereenkomst niet hebben geschonden.
Advocaatkosten en autokosten
4.38.
Onder XV vordert [gedaagde 2] vergoeding van advocaatkosten en autokosten wegens een gepleegde onrechtmatige daad. Hij licht niet toe waaruit deze onrechtmatige daad zou hebben bestaan, zodat deze vordering wordt afgewezen.
Vorderingen tegen [eiser 1]
4.39.
Onder XVI en XVII vordert [gedaagden] dezelfde bedragen van [eiser 1] . Deze vorderingen zullen om dezelfde redenen worden afgewezen.
Rekening-courant
4.40.
Onder XVIII vordert [gedaagde 1] betaling van een eventuele rekening-courant vordering, maar zij geeft geen specificatie of onderbouwing van haar vordering. Deze wordt daarom afgewezen.
De overige vorderingen
4.41.
De onder XIX en XX gevorderde verklaring voor recht dat [eiser 1] geen gebruik mag maken van het woord- en beeldmerk [merknaam 2] zal worden afgewezen. Hierboven heeft de rechtbank uitgelegd dat deze merken niet aan [gedaagden] , maar aan [eiser 4] , toebehoren.
4.42.
Voor haar vordering onder XXI heeft [gedaagde 2] geen grondslag gegeven, zodat deze zal worden afgewezen. De vorderingen onder XXII, XXIII en XXIV zijn slechts ingesteld onder de voorwaarde dat [eiser 1] partij bij de aandeelhoudersovereenkomst is geworden, en die situatie doet zich niet voor.
Proceskosten in reconventie
4.43.
[gedaagden] is in de procedure tegen [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] in het ongelijk gesteld en moet daarom hun proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Deze proceskosten worden begroot op:
- salaris advocaat
8.714,00
(2 punten in tarief VIII × € 4.357,00)
- nakosten
278,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
totaal
8.992,00
4.44.
In de procedure tegen [eiser 4] wordt [gedaagden] voor een klein deel in het gelijk gesteld. De rechtbank zal daarom de proceskosten compenseren in die zin dat partijen elk hun eigen kosten dragen.
in het incident
4.45.
Bij de onder XXV ingestelde incidentele vordering heeft [gedaagden] geen belang meer. Tijdens de mondelinge behandeling is komen vast te staan dat de documenten waarin [gedaagden] inzage verzocht hem inmiddels alle ter beschikking zijn gesteld.
4.46.
De proceskosten van dit incident komen voor rekening van [gedaagden] , omdat hij in het ongelijk wordt gesteld. De proceskosten aan de zijde van zowel tegen [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] als [eiser 4] worden begroot op € 614,00 (1 punt in tarief II).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde 1] alle door haar gehouden aandelen in [eiser 4] , met nummers [aandeelnummer 1] tot en met [aandeelnummer 2] , vrij en onbezwaard aan [eiser 4] te leveren, binnen vijftien dagen na dagtekening van het vonnis, tegen gelijktijdige betaling door [eiser 4] van € 15,-, en alle vereiste/benodigde handelingen te verrichten ter effectuering van deze levering;
5.2.
veroordeelt [gedaagde 1] om aan [eiser 4] een dwangsom te betalen van € 5.000,-, te vermeerderen met € 500,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat zij niet aan de veroordeling onder 5.1. voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
5.3.
veroordeelt [gedaagde 2] tot overdracht van de woord- en beeldmerkregistraties zoals deze blijken uit productie 15 bij de dagvaarding aan [eiser 4] , binnen vijftien dagen na dagtekening van het vonnis en alle vereiste/benodigde handelingen te verrichten voor deze overdracht;
5.4.
veroordeelt [gedaagde 2] om aan [eiser 4] een dwangsom te betalen van € 5.000,-, te vermeerderen met € 500,- voor elke dag of gedeelte daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder 5.3 voldoet, tot een maximum van € 50.000,- is bereikt;
5.5.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.6.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.8.
veroordeelt [eiser 4] om aan [gedaagde 2] te betalen een bedrag van € 10.700,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 3 april 2024 tot de dag van volledige betaling;
5.9.
veroordeelt [eiser 4] om aan [gedaagde 2] te betalen een bedrag van € 2.114,26;
5.10.
veroordeelt [eiser 4] om aan [gedaagde 2] te betalen een bedrag van € 2.400,00;
5.11.
veroordeelt [eiser 4] om aan [gedaagde 2] te betalen een bedrag van € 323,00;
5.12.
veroordeelt [eiser 4] om aan [gedaagde 1] te betalen een bedrag van € 4.800,00;
5.13.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] in dit geding, tot op heden begroot op € 8.992,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagden] ook de kosten van betekening betalen;
5.14.
compenseert de kosten van deze procedure tussen [gedaagden] en [eiser 4] , in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
5.15.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
5.16.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in het incident
5.17.
wijst de vordering af,
5.18.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit incident aan de zijde van [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , tot op heden begroot op € 614,00;
5.19.
veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit incident aan de zijde van [eiser 4] , tot op heden begroot op € 614,00;
5.20.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Bolkestein en in het openbaar uitgesproken op
15 januari 2025.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 20 december 2023, ECLI:NL:HR:2013:2071, overweging 3.7.2.
2.Zie Hoge Raad 12 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1600.
3.Zie HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828.