Overwegingen
5. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat zij in deze zaak alleen een oordeel kan geven over de vraag of verweerder met de besluiten waartegen beroep is ingesteld de bezwaren van verzoekers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De voorzieningenrechter kan dus geen inhoudelijk oordeel geven over de omgevingsvergunning voor het kappen van de bomen. Ook de omgevingsvergunning voor de fietsbrug en het participatietraject dat aan de besluitvorming vooraf is gegaan liggen in deze zaken niet voor.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder de bezwaren van verzoekers terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Dit motiveert zij als volgt.
7. Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Ten aanzien van rechtspersonen worden, volgens het derde lid van dit artikel, als hun belangen mede beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
8. Volgens de tekst en de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb is de hoedanigheid van belanghebbende niet voorbehouden aan natuurlijke en rechtspersonen. Ook andere entiteiten kunnen belanghebbende zijn, maar dan moeten zij wel als entiteit herkenbaar zijn in het rechtsverkeer.
9. Wie rechtstreeks feitelijke gevolgen ondervindt van een activiteit waarop het verzoek om handhaving betrekking heeft, is in beginsel belanghebbende bij dat besluit. Het criterium ‘gevolgen van enige betekenis’ van de activiteit is een correctie op dit uitgangspunt. Zonder gevolgen van enige betekenis heeft iemand geen persoonlijk belang bij het besluit. Hij onderscheidt zich dan onvoldoende van anderen. Om te bepalen of er gevolgen van enige betekenis voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van iemand zijn, kijkt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) naar de factoren afstand tot, zicht op, planologische uitstraling van en milieugevolgen (onder andere geur, geluid, licht, trilling, emissie, risico) van de activiteit die het besluit toestaat. Zij bekijkt die factoren zo nodig in onderlinge samenhang. Ook de aard, intensiteit en frequentie van de feitelijke gevolgen kunnen van belang zijn.
10. De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoeker 1] geen rechtspersoon is. [verzoeker 1] is een groep van individuele dokters die zich inzet voor duurzaamheid in en rond het ziekenhuis waar zij werken. [verzoeker 1] heeft geen bestuur, geen statuten en niet is gebleken dat [verzoeker 1] als zodanig naar buiten optreedt en/of feitelijke werkzaamheden verricht. Uit vaste rechtspraak volgt dat [verzoeker 1] daarom niet kan worden aangemerkt als entiteit die als zodanig herkenbaar is in het rechtsverkeer en dus niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
11. Ook de individuele dokters kunnen niet als belanghebbende aangemerkt worden. Het feit dat de individuele artsen verantwoordelijk zijn voor het verlenen van de best mogelijke zorg aan hun patiënten, en daartoe de zogenaamde eed van Hippocrates hebben afgelegd, betekent niet dat zij een rechtstreeks belang hebben bij de omgevingsvergunning. Ook maakt dit niet dat de artsen (zonder expliciete machtiging) in rechte kunnen opkomen voor de belangen van hun patiënten. Het ziekenhuis waar zij werken, de stichting BovenIJ (hierna: het BovenIJ ziekenhuis), is belanghebbende bij het bestreden besluit, omdat het gebruiker is van het pand dat uitkijkt op het perceel waar de bomen op staan waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft. De individuele artsen hebben hooguit een, van het belang van het BovenIJ ziekenhuis, afgeleid belang en dat is onvoldoende om als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb te worden aangemerkt.Het BovenIJ ziekenhuis heeft geen bezwaar (of beroep) ingesteld tegen de omgevingsvergunning. Er bestaat ook geen ruimte om het bezwaarschrift van [verzoeker 1] toe te rekenen aan het BovenIJ ziekenhuis. Dit kan alleen als vaststaat dat de belangen van het BovenIJ ziekenhuis identiek zijn aan de belangen van individuele artsen en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan (hebben) bestaan. Dat is niet aan de orde.De individuele artsen kunnen dus, zonder expliciete machtiging daartoe – die ontbreekt –, niet optreden als vertegenwoordigers van het BovenIJ ziekenhuis.
12. Op de zitting heeft [naam 1] zich op het standpunt gesteld dat het bezwaarschrift ook ingediend is namens Coöperatie MSB BovenIJ (de Coöperatie), die wel een rechtspersoon is. [verzoeker 1] opereert onder de Coöperatie en vult haar doelstellingen, waaronder verduurzaming van de zorgomgeving, concreet in.
13. De voorzieningenrechter leest niet terug in het bezwaarschrift dat dit mede is ingediend namens de Coöperatie. Weliswaar heeft [naam 1] in bezwaar per e-mail laten weten dat [verzoeker 1] onderdeel is van de Coöperatie, maar daarbij is niet vermeld dat [verzoeker 1] optreden namens de Coöperatie. Verweerder had dit dan ook, anders dan [naam 1] op zitting heeft betoogd, niet zo hoeven opvatten. Verweerder heeft voldoende onderzoek gedaan door [naam 1] met de brief van 2 september 2024 te verzoeken om statuten of andere schriftelijke stukken op te sturen waaruit blijkt wat de doelstellingen van [verzoeker 1] zijn, welke feitelijke activiteiten er ondernomen worden en waarin de taken en bevoegdheden van het bestuur en de leden zijn vastgelegd. Of de Coöperatie als belanghebbende bij de verleende omgevingsvergunning kan worden aangemerkt, moet dan ook buiten beschouwing blijven.
14. De voorzieningenrechter concludeert dat verweerder het bezwaar van [verzoeker 1] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
15. Wat hiervoor is overwogen ten aanzien van [verzoeker 1] , geldt ook voor het bezwaar van [naam 2] namens [verzoeker 2] . ‘ [verzoeker 2] ’ is geen rechtspersoon en ook geen als zodanig in het rechtsverkeer herkenbare entiteit. Als gebruiker van het pand dat is gelegen naast het perceel waar de bomen op staan waarop de omgevingsvergunning betrekking heeft, is Mentrum belanghebbende en aangewezen om bezwaar te maken tegen het bestreden besluit. [verzoeker 2] kunnen niet als vertegenwoordigers van Mentrum worden aangemerkt, omdat niet vast is komen te staan dat de belangen van Mentrum identiek zijn aan de belangen van [verzoeker 2] . In tegendeel, op de zitting heeft [naam 2] aangegeven dat (de afdeling vastgoed van) Mentrum geen bezwaar heeft tegen de kap. Dat [verzoeker 2] hier vanuit het belang van hun patiënten anders naar kijken, maakt hen niet rechtstreeks belanghebbende bij de omgevingsvergunning. Ook dit bezwaar heeft verweerder daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
16. Dat verweerder geen verzendadministratie heeft overgelegd van de brief van
6 september 2024, waarmee [naam 2] is verzocht om toe te lichten waarom hij en zijn collega’s vinden dat zij belanghebbende zijn, maakt het bestreden besluit ook niet onzorgvuldig of onjuist. De brief is verstuurd naar het door [naam 2] opgegeven e-mailadres en is door hem ook ontvangen. Dat deze door de spamfilter is tegengehouden, komt voor rekening en risico van [naam 2] . Bovendien heeft hij nu in het kader van het verzoek om een voorlopige voorziening en het beroep alsnog de gevraagde toelichting kunnen geven.
17. Het is voor de voorzieningenrechter duidelijk dat verzoekers vrezen dat de kap schadelijk is voor de toch al kwetsbare (psychische) gezondheid van hun patiënten en dat de bomen in die zin veel voor verzoekers betekenen. Verzoekers hebben gesteld dat er niemand anders is die in deze kwestie als belanghebbende namens de patiënten kan optreden. Zoals hiervoor is overwogen, hadden het BovenIJ ziekenhuis en Mentrum op kunnen komen tegen de verleende omgevingsvergunning. Hoewel begrijpelijk is dat het voorgaande voor verzoekers, die geen juristen zijn, ingewikkelde juridische materie is, kan dat niet tot een andere conclusie in deze zaken leiden. Het had dan op de weg van verzoekers gelegen om juridische bijstand in te schakelen.