ECLI:NL:RVS:2009:BJ5511

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807980/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bouwvergunning en vrijstelling voor appartementenvilla te Baarn

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van Adarma B.V. en [appellant b] tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 oktober 2008. De rechtbank had het beroep van [appellant b] gegrond verklaard, maar Adarma niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar tegen de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Baarn om een bouwvergunning en vrijstelling te verlenen voor de oprichting van een appartementenvilla op een perceel in Baarn. Het college had op 24 april 2007 de aanvraag van Adarma afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellant b] niet-ontvankelijk was in zijn bezwaar, omdat het bezwaarschrift niet namens Adarma was ingediend. In hoger beroep betogen Adarma en [appellant b] dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [appellant b] niet namens Adarma bezwaar heeft gemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat de belangen van [appellant b] als directeur en aandeelhouder van Adarma identiek zijn aan die van Adarma zelf. De rechtbank had het beroep van Adarma ontvankelijk moeten verklaren. De Afdeling vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verwijst de zaak terug voor verdere behandeling. Tevens wordt het college veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep en moet het griffierecht vergoeden aan Adarma en [appellant b].

Uitspraak

200807980/1/H1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Adarma B.V., gevestigd te Baarn, en [appellant b], wonend te Baarn,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 oktober 2008 in zaak nr. 08/132 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Adarma B.V. en [appellant b]
en
het college van burgemeester en wethouders van Baarn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Baarn (hierna: het college) geweigerd aan Adarma B.V. (hierna: Adarma) vrijstelling en bouwvergunning eerste fase te verlenen voor het oprichten van een appartementenvilla op het perceel [locatie] te Baarn (hierna: het perceel).
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het college het door [appellant b] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 oktober 2008, verzonden op 13 oktober 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellant b] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 18 december 2007 vernietigd en [appellant b] niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaar. Voorts heeft de rechtbank het beroep van Adarma niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben Adarma en [appellant b] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 oktober 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 juni 2009, waar Adarma en [appellant b], bijgestaan door J.W. van Zundert, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.J.H.W.M. Versteeg, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord Stichting Behoud Karakter Van Heemstralaan, vertegenwoordigd door D.C.M. Ter Berg.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de aanvraag om bouwvergunning is ingediend door Adarma, welke rechtspersoon vertegenwoordigd wordt door [appellant b]. De rechtbank heeft voorts overwogen dat het bezwaarschrift namens [appellant b] is ingediend en niet tevens namens hem in zijn hoedanigheid van bestuurder van Adarma en dat het college [appellant b] niet-ontvankelijk in bezwaar had moeten verklaren.
2.2. [appellant b] en Adarma betogen dat de rechtbank [appellant b] ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn bezwaar en zij het door Adarma bij de rechtbank ingediende beroep ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daartoe voeren zij aan dat [appellant b] de aanvraag en het bezwaarschrift in dezelfde hoedanigheid heeft ingediend, te weten die van directeur en enig aandeelhouder van Adarma, en dat derhalve namens Adarma bezwaar is gemaakt. Voorts voert [appellant b] aan dat, indien er van uit moet worden gegaan dat hij niet namens Adarma bezwaar heeft gemaakt, hij in de hoedanigheid van eigenaar van de grond en bewoner van de door het bouwplan te vervangen villa als belanghebbende dient te worden aangemerkt en hij niet slechts een afgeleid belang heeft.
2.3. Het betoog slaagt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 12 mei 2004 in zaak nr.
200306393/1) is er in het geval dat de directeur/enig aandeelhouder wel binnen de daarvoor, ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, geldende termijn beroep indient, maar de eenmans-b.v. niet, ruimte voor het toerekenen van het beroepschrift van de directeur/enig aandeelhouder aan de eenmans-b.v., indien de eenmans-b.v. en haar directeur/enig aandeelhouder met elkaar vereenzelvigd kunnen worden. Hiervan is volgens voornoemde uitspraak alleen sprake wanneer vast staat dat de belangen van de één identiek zijn aan de belangen van de ander en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan.
Deze uitleg moet volgens de Afdeling ook van toepassing worden geacht in het geval van bezwaar, nu het de uitleg van bepalingen in hoofdstuk 6 van de Algemene wet bestuursrecht betreft die ook zien op het maken van bezwaar.
De aanvraag is ingediend namens Adarma en ondertekend door de vertegenwoordiger van Adarma, [appellant b]. In de aanhef van het tegen de weigering van de aanvraag gerichte bezwaarschrift is vermeld dat het de weigering projectvrijstelling/bouwvergunning Adarma B.V. betreft. Voorts is in de eerste alinea van het bezwaarschrift het volgende aangegeven:
"Met teleurstelling heeft [appellant b] kennis genomen van de beslissing van uw college om de door hem, na een jarenlange voorbereiding en overleg ingediende aanvraag om een projectvrijstelling annex bouwvergunning voor de vervanging van de huidige [villa] door een appartementenvilla, alsnog te weigeren. Tegen dit besluit van 24 april 2007 dien ik namens hem en daartoe door hem gemachtigd, het op onderstaande gronden gebaseerde bezwaarschrift in."
Gelet hierop staat vast dat de belangen van [appellant b] in de hoedanigheid van directeur/enig aandeelhouder van Adarma identiek zijn aan de belangen van Adarma en daarover voor andere betrokkenen in het rechtsverkeer geen enkele onduidelijkheid of onzekerheid kan hebben bestaan. Daarbij komt dat het college in het besluit op bezwaar ook geen enkele twijfel had ten aanzien van de hoedanigheid van [appellant b], als bezwaarmaker. Gelet op het voorgaande moet het bezwaarschrift van [appellant b] worden toegerekend aan Adarma. De rechtbank heeft dit niet onderkend. De rechtbank had het beroep van Adarma mitsdien ontvankelijk moeten verklaren en hierop dienen te beslissen.
Uit het voorgaande volgt dat [appellant b] geen belang meer heeft bij zijn hoger beroep voor zover dit zich richt tegen het door de rechtbank alsnog niet-ontvankelijk verklaren van zijn bezwaar.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen om te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten van het hoger beroep te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 10 oktober 2008 in zaak nr. 08/132;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn tot vergoeding van bij Adarma B.V. en [appellant b] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 672,19 (zegge: zeshonderdtweeënzeventig euro en negentien cent), waarvan € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro) valt toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn aan Adarma B.V. en [appellant b] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 433,00 (zegge: vierhonderddrieëndertig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. T.M.A. Claessens, voorzitter, en mr. C.J.M. Schuyt en mr. J.A. Hagen, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van Driel, ambtenaar van Staat.
w.g. Claessens w.g. Van Driel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
414-580.