ECLI:NL:RBAMS:2025:554

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
29 januari 2025
Zaaknummer
C/13/751596 / HA ZA 24-595
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige perspublicatie door MEDIAHUIS NRC B.V. over lozingen van gevaarlijke stoffen door [eiser 1] B.V.

In deze zaak vorderden [eisers] (1. [eiser 1] B.V. en 2. [eiser 2]) een verklaring voor recht dat MEDIAHUIS NRC B.V. onrechtmatig heeft gehandeld door in publicaties op [datum 1], [datum 2] en [datum 3] 2023 ten onrechte te stellen dat [eiser 1] gevaarlijke stoffen, waaronder benzeen, loost in de [rivier] en dat er ernstige misstanden zijn bij de arbeidsomstandigheden. De rechtbank heeft de vorderingen van [eisers] afgewezen. De rechtbank oordeelde dat NRC voldoende steun had voor haar uitlatingen, gebaseerd op verklaringen van oud-medewerkers en controle- en rapportages van de regionale uitvoeringsdienst (RUD). De rechtbank benadrukte dat de vrijheid van meningsuiting van NRC in dit geval zwaarder woog dan het recht van [eisers] op eer en goede naam. De rechtbank concludeerde dat de publicaties niet onrechtmatig waren, omdat NRC zorgvuldig onderzoek had gedaan en de uitlatingen voldoende feitelijke basis hadden. De proceskosten werden toegewezen aan NRC, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/751596 / HA ZA 24-595
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van

1.[eiser 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 1] ,
2.
[eiser 2],
te [woonplaats] ,
hierna te noemen: [eiser 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eisers] . ,
advocaat: mr. H.H.T. Beukers,
tegen
MEDIAHUIS NRC B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: NRC,
advocaat: mr. L. Oranje.
Korte samenvatting
[eisers] . maakt bezwaar tegen artikelen die in de zomer van 2023 in NRC zijn verschenen over het lozen van gevaarlijke stoffen in de [rivier] (zoals benzeen) door [eiser 1] en arbeidsomstandigheden en -ongevallen bij [eiser 1] in verband met het werken met gevaarlijke stoffen.
Om te kunnen beoordelen of de publicaties in het NRC onrechtmatig zijn, zoals [eiser 1] stelt, maakt de rechtbank een afweging tussen de vrijheid van meningsuiting van NRC en het recht op eer en goede naam van [eiser 1] . De rechtbank geeft geen oordeel over de feitelijke gang van zaken, met andere woorden of het waar is wat NRC in haar artikelen heeft geschreven. NRC hoeft niet haar uitingen in de artikelen te bewijzen, maar moet onderbouwen dat haar uitingen voldoende steun vinden in bewijsmateriaal dat zij toen voor handen had.
De conclusie van het vonnis is dat NRC mocht concluderen dat [eiser 1] benzeen in de [rivier] loost en er meerdere arbeidsongevallen hebben plaatsgevonden bij [eiser 1] . De artikelen van [datum 1] , [datum 2] en [datum 3] 2023 zijn niet onrechtmatig.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 mei 2024,
- de akte houdende overlegging producties (1-35) van [eiser 1] van 5 juni 2024,
- de akte inzake domiciliekeuze van 12 juni 2024, met productie (36),
- de conclusie van antwoord, met producties (1-42),
- het tussenvonnis van 18 september 2024, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 18 december 2024, met de daarin genoemde stukken,
- de brief van mr. Oranje van 13 januari 2025 naar aanleiding van het proces-verbaal.
1.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] is [naam functie] van de onderneming [eiser 1] . [eiser 1] houdt zich (onder meer) bezig met het reinigen van tankwagens. Chauffeurs van tankwagens komen bij [eiser 1] om hun tankwagen te laten reinigen nadat die is geleegd. Dit gaat met name om tankwagens die gebruikt worden voor het vervoer van industriële stoffen en chemische middelen. In deze zaak gaat het vooral om het reinigen van tankwagens waarin benzeen is vervoerd.
2.2.
NRC is de uitgever van de krant NRC en [internetsite] .
Werkzaamheden [eiser 1] en vergunningen
2.3.
De reinigingsinstallatie van [eiser 1] bestaat uit meerdere onderdelen. Eén van die onderdelen is de vacumeerinstallatie. Die is er, kort samengevat, voor het afzuigen van de damp met benzeen, richting de fakkelinstallatie. De fakkelinstallatie wordt gebruikt voor het affakkelen van resten benzeen (in gasvorm) die in tankwagens achter blijven. Benzeen is één van de stoffen die [eiser 1] regelmatig reinigt. Voor het uitvoeren van deze werkzaamheden is [eiser 1] in 2015 een vergunning verleend. In de vergunning staat, voor zover relevant:
“(…)
Fakkel
8.4
Bij het uitvallen of niet goed functioneren van de fakkel moet het reinigen van tankauto's met benzeen als restproduct onmiddellijk worden gestopt. Van de bedrijfsvoering van de fakkel dient een registratie te worden bijgehouden, waarin ten minste moet zijn vermeld:
- de gegevens waaruit de goede werking van de fakkel blijkt;
- datum en omschrijving van uitgevoerd onderhoud;
- storingen met vermelding van de datum, de oorzaak en de remedie. Vergunninghouder is verplicht het register ten minste 3 jaar te bewaren. (…)”
2.4.
Andere vergunningen die aan [eiser 1] zijn verleend, zijn:
  • veranderingsvergunning 18 april 2016: dit is een andere vergunning dan voor het reinigen van de tankwagens. Deze vergunning is verleend voor het innemen van categorie A en B stoffen. Dat houdt in dat [eiser 1] de stoffen uit de tanks mag verwijderen en die stoffen worden vervolgens afgevoerd;
  • veranderingsvergunning 3 september 2018: voor de opslag van gereinigde en ongereinigde (tank)containers (maximaal 800);
  • veranderingsvergunning 13 augustus 2020: om naast opslag van te reinigen en gereinigde containers ook tankcontainers met ADR (classificatie van gevaarlijke stoffen) en niet-ADR-stoffen op te slaan.
Controles bij [eiser 1] (in het kader van de reinigingsinstallatie)
2.5.
De [gemeente] houdt toezicht op de goede werking van de reinigingsinstallaties en waterzuivering, alsook op de goede naleving van vergunningsvoorschriften door [eiser 1] . RUD Limburg Noord (hierna: RUD) is als regionale uitvoeringsdienst belast met de controles.
2.6.
Op 9 maart 2020 heeft RUD een controle uitgevoerd bij [eiser 1] . In het rapport van het bezoek staat, onder meer:
“(…) Tijdens het bezoek bleek dat er geen registratie aanwezig is van de fakkel. Verder kon tijdens het bezoek niet duidelijk gemaakt worden dat de benzeenfakkel goed functioneert. Daarop is afgesproken dat u bij een tankreiniging met de benzeenfakkel zou aangeven dat deze plaatsvond zodat een van de toezichthouders milieu de goede werking van de benzeenfakkel zou kunnen inspecteren. Daarop is geen bericht meer van u vernomen.

3.Geconstateerde tekortkoming(en)

Nr.
Overtreding
Afspraken en termijnen
1.
Er is geen documentatie aanwezig van de benzeenfakkel: onderhoudsregistratie, storingen reparaties e.d. vs. 8.4
We verzoeken u een registratie van de benzeenfakkel aan te leggen en de bewijzen van onderhoud, herstel e.d. binnen 2 weken op te sturen.
2.
Er is geen bewijs geleverd van de goede werking van de benzeen-fakkel. Vs 8.4 luidt:
Bij het uitvallen of niet goed functioneren van de fakkel moet het reinigen van tankauto’s met benzeen als restproduct
onmiddellijk worden gestopt.
Zo lang geen bewijs van goede werking van de benzeenfakkel wordt geleverd is het verboden om tankauto's (of tanks) met benzeen als restproduct te reinigen.
(…)”
2.7.
Omdat [eiser 1] bij de controle op 9 maart 2020 niet kon laten zien dat de fakkelinstallatie werkte vond op 17 april 2020 een hercontrole plaats. Deze controle was van tevoren aangekondigd. Toen is geconstateerd dat de fakkel in afwijking van de omgevingsvergunning (zonder de vacumeerinstallatie) werd gebruikt ‘maar werkt’.
2.8.
Ruim een jaar later, op 8 juni 2021, heeft RUD een nieuwe controle uitgevoerd. Uit het controlerapport blijkt dat [eiser 1] op dat moment niet kon laten zien dat de fakkel werkte:
“(…) Tijdens het bezoek bleek dat er geen registratie aanwezig is van de fakkel. Verder kon tijdens het bezoek niet duidelijk gemaakt worden dat de benzeenfakkel goed functioneert. Daarop is afgesproken dat u bij een tankreiniging met de benzeenfakkel zou aangeven dat deze plaatsvond zodat een van de toezichthouders milieu de goede werking van de benzeenfakkel zou kunnen inspecteren. Daarop is geen bericht meer van u vernomen.

4.Geconstateerde tekortkoming(en)

Nr.
Overtreding
Afspraken en termijnen (…)
2.
Er is geen bewijs documentatie aanwezig van de benzeen-fakkel: onderhoudsregistratie, storingen reparaties e.d. vs. 8.4
We verzoeken u een registratie van de
benzeenfakkel aan te leggen en de bewijzen
van onderhoud, herstel e.d.
binnen 2 wekenop te sturen.
(…)”
2.9.
Op 8 december 2021 was er een hercontrole. Toen bleek dat [eiser 1] een deel van de afspraken was nagekomen. Ook is toen geconstateerd dat de benzeenfakkel niet meer werkte conform de verleende omgevingsvergunning; de vacumeerinstallatie werd niet meer gebruikt zoals in de vergunning stond.
2.10.
De [gemeente] heeft op 13 december 2021 een concept voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom naar [eiser 1] gestuurd. Over de benzeenfakkel stond hierover:
“(…) Wij eisen nogmaals dat u uiterlijk 1 januari 2022 maatregelen heeft getroffen om de overtreding inzake gebruik benzeenfakkel te beëindigen en beëindigd te houden. Dit houdt in dat u dient zorg te dragen voor de naleving van voorschrift 8.4 behorende bij de vergunning van 3 augustus 2015 (…)”
2.11.
Op 22 maart 2022 is het definitieve voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom naar [eiser 1] verstuurd.
Publicaties en daaraan voorafgaande correspondentie
2.12.
Op 18 juli 2023 heeft een journalist van NRC [eiser 2] gebeld met het verzoek om commentaar te geven op de bevindingen van de journalist in een onderzoek naar [eiser 1] . [eiser 2] heeft telefonisch geantwoord dat hij niet wilde ingaan op vragen.
2.13.
Een dag later, op 19 juli 2023, heeft dezelfde journalist van NRC een e-mail gestuurd aan [eiser 1] met haar bevindingen en uitgebreide lijst met vragen, en heeft zij [eiser 1] verzocht om een reactie binnen zeven dagen. Op 24 juli 2023 heeft de journalist nog een e-mail met een extra vraag toegestuurd. Toen een reactie van [eiser 1] uitbleef, heeft de journalist [eiser 2] op 25 juli 2023 nogmaals gebeld. [eiser 2] heeft toen herhaald dat hij geen antwoord zou geven op de vragen.
2.14.
Op [datum 4] 2023 heeft NRC op haar website [internetsite] het digitale artikel gepubliceerd met als titel “ [titel artikel 1] ”.
2.15.
Op [datum 1] 2023 heeft NRC in haar papieren krant op de voorpagina een artikel over [eiser 1] gepubliceerd met als titel: “ [titel artikel 2] ”. [1] Dit artikel is ook digitaal op [internetsite] verschenen. Kort samengevat gaat het artikel over twee hoofdthema’s: benzeenlozingen door [eiser 1] in de [rivier] en arbeidsongevallen bij [eiser 1] in verband met het werken met gevaarlijke stoffen.
2.16.
In de middag van [datum 1] 2023 verscheen op [internetsite] een artikel met als titel: “ [titel artikel 3] ”. In de ondertitel stond: “
[ondertitel artikel 3]”.
2.17.
Op [datum 5] 2023 heeft [eiser 1] een persbericht gepubliceerd waarin zij heeft gereageerd op het artikel van [datum 1] 2023.
2.18.
NRC heeft verschillende vervolgartikelen gepubliceerd. Op [datum 2] 2023 verscheen in NRC een artikel met de titel: “ [titel artikel 4] ” en met de ondertitel: “ [ondertitel artikel 4] ”.
2.19.
Op [datum 3] 2023 verscheen in NRC een vervolgartikel met de titel: “ [titel artikel 5] en met de ondertitel:
[ondertitel artikel 5] ”.
Na de publicaties
2.20.
Andere media hebben de conclusies uit de eerste publicatie van [datum 1] 2023 herhaald, waarbij werd gerefereerd aan het artikel in NRC.
2.21.
Na de publicatie van [datum 1] 2023 in NRC is op dezelfde dag een hercontrole uitgevoerd bij [eiser 1] door de [gemeente] .
2.22.
Op 31 juli 2023 heeft de gemeente de last onder dwangsom opgelegd, die in de brief van 22 maart 2022 was aangezegd (zie 2.11). Deze last onder dwangsom is opgelegd vanwege de gewijzigde werking van de inrichting van de vacumeerinstallatie in combinatie met de werking van de aanwezige fakkel voor de verwerking van benzeen. De inrichting was niet in overeenstemming was met de verleende vergunning uit 2015. [eiser 1] moest daarom het reinigen van benzeen tankwagens onmiddellijk staken en gestaakt houden.
2.23.
In de gemeenteraad van de [gemeente] zijn vragen gesteld aan het college van B&W over de publicatie in NRC. Het college van B&W heeft deze vragen op 3 augustus 2023 beantwoord.
2.24.
Ook de D66-fractie heeft in de Tweede Kamer vragen gesteld aan de Minister van en staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat heeft op 16 oktober 2023 de vragen beantwoord.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] . vordert dat de rechtbank – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat NRC onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser 1] door in publicaties op [datum 1] , [datum 2] en [datum 3] 2023 ten onrechte, want in strijd met de waarheid, over [eisers] . de mededelingen te doen (naar de letter en/of strekking) dat:
1. [eiser 1] al vele jaren benzeen en/of andere schadelijke c.q. kankerverwekkende stoffen loost in de [rivier] en/of het openbare riool;
2. de tankreinigingsinstallatie van [eiser 1] en/of haar benzeenfakkel al jaren kapot zijn;
3. [eiser 1] beleid voert en aan haar personeel instructies geeft om benzeenreinigingen uit te voeren met (slechts) water;
4. toezichthouders al jaren op de hoogte zijn van de misstanden bij [eiser 1] , maar niet ingrijpen;
5. de omgevingsdienst [eiser 1] al in maart 2020 heeft verboden om benzeenwagens te reinigen;
6. personeel van [eiser 1] wordt blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en giftige dampen en dat personeel van [eiser 1] gevaar loopt;
7. personeel van [eiser 1] onbeschermd, met versleten beschermingsmiddelen en op gevaarlijke en verboden manieren tanks moet reinigen;
8. in de afgelopen vijf jaren zeker tien ernstige bedrijfsongevallen plaatsvonden, die [eiser 1] grotendeels niet heeft gemeld bij de Arbeidsinspectie;
9. al vele jaren sprake is van grove en ernstige misstanden bij [eiser 1] en dat zij probeert dit te verhullen; en/of
10. [eiser 2] lak heeft aan dit alles.
II. NRC te veroordelen om de door [eiser 1] als gevolg van het onder I. beschreven onrechtmatig handelen geleden schade te vergoeden, op te maken bij staat;
III. NRC te gebieden om alle publicaties over [eiser 1] , zoals door haar gedaan op [datum 1] , [datum 2] en [datum 3] 2023 binnen twee werkdagen na het in deze te wijzen vonnis te verwijderen en verwijderd te houden van [internetsite] op straffe van een dwangsom;
IV. NRC te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eisers] . legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag.
De uitlatingen van NRC in de publicaties zijn onjuist. Met name de hierboven tien genoemde uitingen vinden geen steun in feiten. NRC heeft geen goed begrip van de technische werking van de reinigingsinstallaties en de gevolgen daarvan. NRC heeft een onjuiste interpretatie gegeven aan de documenten van autoriteiten, zoals de controlerapporten van RUD. De verklaringen van oud-medewerkers, waar NRC een groot deel van het artikel op baseert, zijn onwaar en NRC is hier lichtzinnig op afgegaan zonder zelf te onderzoeken of deze verklaringen juist zouden kunnen zijn. Bovendien zijn alle oud-medewerkers die NRC heeft gesproken terug te leiden naar één bron; oud-medewerker [naam 1] . [naam 1] is al geruime tijd bezig met een lastercampagne tegen [eiser 1] . Hij verspreidt al langer leugens over [eiser 1] en die komen overeen met de door NRC in de artikelen gepresenteerde bevindingen. Dat is ook de reden dat [eiser 1] niet schriftelijk op de vragen van NRC wilde reageren, omdat hij niet kon geloven dat NRC de informatie van [naam 1] voor waar zou aannemen.
De beschuldigingen die NRC in haar artikel heeft geuit hebben grote gevolgen voor [eiser 1] . Diverse overheidsinstellingen hebben onderzoeken ingesteld. Er zijn vragen gesteld aan het college van B&W van de [gemeente] en zelfs Kamervragen aan de minister. Vele klanten van [eiser 1] hebben onmiddellijk na de artikelen de samenwerking beëindigd. Dit alles was voorzienbaar voor NRC, te meer daar de zware beschuldigingen op de voorpagina van de krant zijn gepubliceerd.
3.3.
NRC voert verweer. NRC concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisers] . in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met wettelijke rente.
NRC heeft zorgvuldig en lange tijd onderzoek gedaan naar [eiser 1] voordat de artikelen zijn gepubliceerd. Zij heeft vele instanties en mensen over de kwestie gesproken en vele documenten ingezien. Zij heeft met dertien oud-medewerkers van [eiser 1] gesproken die niet allemaal uit de koker van [naam 1] komen. Zij is op verschillende manieren tot die bronnen gekomen en met hen is allemaal afzonderlijk gesproken. NRC heeft vervolgens al deze informatie bekeken en beoordeeld en die bevindingen hebben uiteindelijk geleid tot de publicaties.
NRC hoeft in deze procedure haar uitingen niet onomstotelijk te bewijzen. Zij moet laten zien dat de uitingen steun vinden in bewijsmateriaal wat NRC voorhanden had ten tijde van de publicatie. Dat heeft zij gedaan. Bovendien heeft NRC voorafgaand aan de publicatie meerdere keren contact gezocht met [eiser 1] , maar hij heeft er zelf voor gekozen om niet te reageren. NRC heeft belang bij deze publicatie omdat het gaat over het aan de kaak stellen van een zaak die een onderdeel vormt van het publiek debat en daarbij is weinig ruimte tot inperking van de vrijheid van meningsuiting.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader: belangenafweging
4.1.
Het recht van NRC op vrijheid van meningsuiting op grond van artikel 10 EVRM kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een dergelijke beperking is sprake indien de publicaties onrechtmatig zijn jegens [eiser 1] in de zin van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van NRC is er met name in gelegen dat zij zich als journalistiek medium kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties die in de publieke belangstelling staan, terwijl het belang van [eisers] er met name in is gelegen dat zij niet lichtvaardig worden blootgesteld aan verdachtmakingen en dat hun privacy en recht op eer en goede naam niet onnodig worden geschonden.
4.2.
Welke van deze belangen de doorslag geeft, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. Omstandigheden die bij de beoordeling van de (on)rechtmatigheid van een perspublicatie een rol kunnen spelen, zijn:
  • de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben;
  • de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de misstand die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen / raakt de publicatie aan een discussie die in de publieke belangstelling staat (
  • de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal;
  • de totstandkoming van de publicatie;
  • de mate waarin degene op wie de publicatie is gericht een publiek figuur is, waarbij tevens van belang is welke functie hij bekleedt;
  • eerder gedrag van de betrokken persoon of bedrijf (
  • de aard en het bereik van het medium waarin de uitlating is gedaan.
Bij de beoordeling van de (on)rechtmatigheid van de publicatie van NRC zijn met name de hierna te noemen omstandigheden van belang.
Publiek belang
4.3.
De eerste relevante omstandigheid is dat de uitlatingen kunnen bijdragen aan een debat dat in de publieke belangstelling staat. Milieu en gevaarlijke stoffen zijn publiekelijk belangrijke onderwerpen en het publiek heeft het recht om daarover geïnformeerd te worden. In dat geval komt veel ruimte en gewicht toe aan de vrijheid van meningsuiting en moeten er zwaarwegende redenen zijn om die te beperken. Een open en kritisch publiek debat over onderwerpen als deze is wezenlijk in een democratische samenleving.
Voldoende steun in de feiten
4.4.
Ten tweede is van belang of de gedane uitlatingen voldoende steun vinden in het feitenmateriaal waarover men op het moment van de uitlatingen beschikte of kon beschikken. Dat betekent echter niet dat pas over de feiten gepubliceerd zou mogen worden als deze min of meer onomstotelijk vast zijn komen te staan. Dat zou immers betekenen dat de nieuwsvoorziening en het commentaar op nieuws in de media voor een belangrijk deel onmogelijk zou worden. [2]
4.5.
Daarnaast hoeft een publicatie niet uitsluitend te berusten op feiten die ook voor het medium vaststaan. Een journalist mag ook gebruik maken van verklaringen van bronnen, ook als deze anoniem zijn, zolang een journalist maar zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de geloofwaardigheid van de door die bronnen afgelegde verklaringen. [3] NRC mag dus een boodschappersfunctie vervullen van derden aan het publiek. De pers komt een grote vrijheid toe bij het weergeven van uitingen van derden, ook als die beschuldigend van aard zijn. Dat betekent dat de media alleen onder bijzondere omstandigheden aansprakelijk kunnen worden gehouden voor het weergeven van uitlatingen van derden. [4]
4.6.
Later gebleken feiten die de juistheid van de uitingen ondersteunen, kunnen alsnog – achteraf – een rechtvaardiging voor die publicatie vormen, ook al was de feitelijke basis aanvankelijk te mager. Andersom maken later gebleken feiten die de juistheid van het gepubliceerde weerspreken, die publicatie niet achteraf onrechtmatig wanneer de ten tijde van de publicatie beschikbare feiten die publicatie op dat moment wel rechtvaardigden. [5]
De stukken die [eiser 1] (nu pas) in deze procedure in het geding heeft gebracht, die de bevindingen van NRC zouden moeten ontkrachten of weerleggen, kunnen dus niet meewegen bij de vraag of de publicatie onrechtmatig is, omdat deze informatie niet bij NRC bekend was ten tijde van de publicatie. NRC heeft [eiser 1] meermaals de mogelijkheid gegeven om voorafgaand aan de publicatie haar visie op de bevindingen te delen, zodat [eiser 1] de mogelijkheid had om het beeld dat bij NRC op dat moment bestond bij te stellen. [eiser 1] heeft er toen echter voor gekozen hier niet op te reageren. Dat kan NRC niet worden verweten.
4.7.
Tot slot kan bij de beoordeling of sprake is van voldoende steun in het feitenmateriaal, van belang zijn of een uitlating moet worden beschouwd als een waardeoordeel of een feitelijk bericht. Bij feitelijke berichtgeving speelt de vraag of steun kan worden gevonden in de feiten een grotere rol, terwijl dat bij waardeoordelen niet of in ieder geval in mindere mate aan de orde is.
4.8.
Dit alles maakt dat NRC een grote mate van vrijheid van meningsuiting toekomt.
Bronnen NRC
4.9.
NRC heeft betoogd dat zij uitgebreid en zorgvuldig onderzoek heeft verricht voorafgaand aan de publicatie. Zij stelt dat zij honderden documenten heeft ingezien en meerdere relevante personen en organisaties over de kwestie heeft gesproken. Uit de onderbouwing van NRC in reactie op de door [eiser 1] gestelde onrechtmatige uitlatingen valt af te leiden dat de belangrijkste bronnen van NRC waren: de officiële documenten, zoals vergunningen, controles door RUD en de rapporten daarover, de gesprekken met dertien (oud-)medewerkers, zeven voorafgaand aan de publicatie en zes nadien, waarvan acht verklaringen op schrift zijn gezet (al dan niet anoniem via een akte van constatering van de deurwaarder) en foto’s en filmpjes afkomstig van de oud-medewerkers.
4.10.
Op de inhoud van de documenten, zoals de controles door RUD zal bij de desbetreffende uiting worden ingegaan. De verklaringen van oud-medewerkers verdienen een opmerking vooraf, omdat deze bijna voor elke uiting die [eiser 1] onrechtmatig vindt, een rol spelen.
4.11.
Het standpunt van [eiser 1] dat NRC aan deze verklaringen had moeten zien dat ze ongeloofwaardig waren en dat dit voor NRC op voorhand duidelijk had moeten zijn, acht de rechtbank onjuist. Hiertoe is het volgende relevant.
4.12.
Ten eerste heeft NRC verklaard dat zij op verschillende manieren in contact is gekomen met oud-medewerkers. In zoverre komen die bronnen dus niet allemaal uit de koker van [naam 1] . Het argument van [eiser 1] dat al deze oud-medewerkers zouden zijn betaald door [naam 1] is niet geloofwaardig, omdat iedere onderbouwing hiervan ontbreekt. In totaal is met dertien oud-medewerkers gesproken, wat een groot aantal is afgezet tegen het totaal aantal werkzame personen bij [eiser 1] over die periode. NRC heeft verklaard dat zij met hen allemaal afzonderlijk heeft gesproken. Van al deze medewerkers is gecheckt wie ze zijn. De verklaringen van de medewerkers vertonen overeenkomsten en vinden dus steun in elkaar, maar ook in andere bewijsmiddelen. Daarom mocht NRC zich baseren op deze verklaringen.
Het voorbeeld van [eiser 1] over de ongeloofwaardigheid van de verklaringen van oud-medewerker [naam 2] , die onder meer heeft verklaard over een ongeluk op 20 september 2021, terwijl [naam 2] toen al niet meer bij [eiser 1] werkzaam was, maakt dit niet anders. In de verklaring van [naam 2] staat dat hij werkzaam was bij [eiser 1] van 2014 tot medio 2020 en dat heeft gevolgen voor de betrouwbaarheid van de verklaring, maar dat betekent niet dat NRC de hele verklaring van [naam 2] buiten beschouwing moest laten, laat staan dat dit zou gelden voor alle andere verklaringen van oud-werknemers.
Verder heeft [eiser 1] in deze procedure informatie over oud-medewerkers ingebracht, waaruit zou moeten blijken dat deze medewerkers zich zelf ook niet aan de regels hielden, zoals informatie uit personeelsdossier. De vraag of dit van invloed kan zijn op de betrouwbaarheid van de verklaringen, kan in het midden blijven omdat NRC niet bekend was met deze informatie ten tijde van publicatie en daarmee dus geen rekening kon houden. NRC is ook niet verantwoordelijk voor wat haar bronnen hebben verklaard. Bovendien heeft NRC in het artikel zelf voldoende duidelijk gemaakt wanneer het om verklaringen van een oud-medewerker ging, gelet op het gebruik van aanhalingstekens om duidelijk te maken dat sprake is van citaten, en het gebruik van de woorden en formuleringen zoals “volgens”, “zeggen” en “verklaarde”.
Tot slot is van belang dat NRC de verklaringen (die zijn samengevat) alleen heeft overgelegd om te laten zien dat zij deze mensen allemaal heeft gesproken. Niet de hele inhoud van het gesprek is in de verklaringen opgenomen. Als er soms maar één zin is opgenomen over een bepaalde gebeurtenis, betekent dat dus niet dat dat het enige is wat die betreffende persoon hierover heeft verklaard. Ook het feit dat sommige oud-medewerkers geen goed Nederlands spraken en het volgens [eiser 1] daarom ongeloofwaardig is dat hun verklaringen in foutloos Nederlands zijn opgesteld, gaat niet op. De journalist van NRC heeft tijdens de zitting toegelicht dat een taalbarrière tijdens de gesprekken geen probleem was, dat sommige werknemers de verklaringen zelf hebben opgesteld en dat soms de verklaringen zijn vertaald via Google translate en daarna nog deels in het kader van de leesbaarheid van de vertaling op kleine punten zijn aangepast.
4.13.
Voor de foto’s en video’s van de medewerkers geldt hetzelfde. Zij hebben de situatie gefilmd om te laten zien hoe die situatie volgens hen was. Dat niet al het beeldmateriaal spontaan is gemaakt omdat medewerkers soms van tevoren hadden gepland om te filmen, maakt de filmpjes niet per definitie ongeloofwaardig. Ook een dergelijk filmpje kan illustratief zijn om te onderbouwen en te laten zien wat er volgens de medewerkers bij [eiser 1] gebeurde.
Tien gestelde onrechtmatige uitlatingen
4.14.
[eiser 1] moet stellen en onderbouwen welke uitingen in de publicaties van NRC volgens haar onrechtmatig zijn. [eiser 1] heeft in haar petitum gesteld dat er tien onrechtmatige uitlatingen zijn (naar de letter en/of strekking), die zijn verschenen in de publicaties van NRC van [datum 1] , [datum 2] en [datum 3] 2023. De rechtbank zal deze tien uitlatingen één voor één aflopen. De uitlatingen zien met name op twee hoofdthema’s: benzeenlozingen door [eiser 1] in de [rivier] en arbeidsongevallen bij [eiser 1] in verband met het werken met gevaarlijke stoffen. Eerst zal het onderwerp van de benzeenlozingen wordt behandeld, daarna de arbeidsomstandigheden en tot slot de algemene uitingen.
4.15.
Om de uitingen over de benzeenlozingen te kunnen beoordelen (en begrijpen) is het noodzakelijk om eerst een beeld te hebben van de werking van de reinigingsinstallaties van benzeentankwagens van [eiser 1] .
Werking reiniging benzeentankwagens
4.16.
De werking van de reinigingsinstallaties legt de rechtbank uit aan de hand van de toelichting van [eiser 1] in haar dagvaarding en de uitleg van [eiser 2] en de adviseur van [eiser 1] op de zitting.
4.17.
De tankwagens die [eiser 1] reinigt, zijn altijd nagenoeg leeg. Er blijft echter altijd een restlaagje benzeen achter in de tank. De resten van benzeen in een tankwagen bestaan uit een luchtfractie: benzeen in gasvorm (in de lucht), en een waterfractie: dat deel van benzeen dat zich in het water bevindt.
4.18.
Het reinigingsproces bestaat – kort samengevat – uit verschillende stappen:
Een te reinigen tankwagen stelt zich op in een reinigingsstraat.
‘De reiniger’ (de persoon die de tanks schoonmaakt) kijkt eerst visueel of er nog iets in de tank zit. Dat doe hij of zij via het deksel/gat aan de bovenkant van de tank.
Vervolgens wordt aan de onderkant van de tank, het restproduct afgetapt.
De tank wordt daarna gespoeld met water/stoom.
a. Het water (van het spoelen en het condens van het stoomproces)/de waterfractie van benzeen (benzeen in vloeibare vorm), wordt rechtstreeks via slangen, aan de onderkant van de tank, afgevoerd naar de eigen waterzuivering van [eiser 1] (een AWZI: afvalwaterzuiveringsinstallatie). Deze waterzuivering bestaat uit een biologische en fysische zuivering. Nadat het water via de eigen waterzuivering van [eiser 1] is verlopen, stroomt het naar het gemeentelijk riool (RWZI: rioolwaterzuiveringsinstallatie).
b. In de tank zijn ook nog resten van benzeen in gasvorm aanwezig. Benzeen in gasvorm is beperkt oplosbaar in water. Die dampen met benzeen kunnen dus niet met water worden gereinigd omdat benzeen (in gasvorm) slecht condenseert (gas naar vloeibaar). De stoom en damp met benzeenresten (in gasvorm) die in tank nog aanwezig zijn, worden daarom afgezogen (via een vacuuminstallatie) en naar de fakkel geleid. Daar wordt de benzeen afgefakkeld; het verbranden van het gas benzeen. Zo kan benzeen in gasvorm wel worden afgebroken. De fakkel is dus bedoeld om emissie van het gas benzeen naar de lucht te vermijden. Het condens en water die bij het affakkelen vrijkomen, komen terecht in een put en gaan ook naar de waterzuivering van [eiser 1] .
1. [eiser 1] loost al vele jaren benzeen en/of andere schadelijke c.q. kankerverwekkende stoffen in de [rivier] en/of het openbare riool
4.19.
Of de hierboven genoemde uiting 1. onrechtmatig is, gaat enerzijds over de vraag in hoeverre waterzuivering door [eiser 1] en/of de RWZI benzeen kan reinigen/verwerken en anderzijds over de vraag of er ook water met benzeen naar het gemeentelijk riool stroomt zonder eerst door de eigen waterzuivering van [eiser 1] te gaan.
4.20.
Tussen partijen is niet in geschil dat als het onder 4.18 toegelichte reinigingsproces wordt gevolgd, water met benzeenresten naar de waterzuivering van [eiser 1] wordt afgevoerd, waarna het water via de RWZI uiteindelijk naar de [rivier] loopt.
4.21.
[eiser 1] heeft in haar dagvaarding toegelicht dat haar eigen waterzuiveringsinstallatie het water dat bij het reinigingsproces vrijkomt goed kan zuiveren van benzeen omdat de waterzuivering werkt zowel met een fysisch-chemische zuiveringsstap als met een biologische zuiveringsstap. Daarom zit er na de eigen waterzuivering van [eiser 1] nauwelijks nog benzeen in het water en al helemaal niet meer na de zuivering bij de RWZI. De conclusie dat er benzeen in de [rivier] komt is dus onjuist en daarom is uiting 1 onrechtmatig, aldus [eiser 1] . De rechtbank gaat hier niet in mee. NRC heeft voldoende onderbouwd dat zij over genoeg materiaal beschikte om te concluderen dat de waterzuivering door [eiser 1] en de RWZI benzeen onvoldoende kan reinigen, als gevolg waarvan er benzeen in het openbaar riool/de [rivier] terecht komt. Daartoe is het volgende redengevend.
4.22.
[eiser 1] heeft ter onderbouwing van zijn stelling dat benzeen goed is te reinigen via de waterzuivering ten eerste een beroep gedaan op “de beslisboom”, opgesteld door Royal Haskoning DHV (hierna: DHV), de Unie van Waterschappen en ATCN (‘Association of Tankcleaning Companies of the Netherlands’, de branchevereniging van tankreinigers). Doel van de beslisboom is om de waterbezwaarlijkheid van stoffen te meten. De uitkomst volgens deze beslisboom is te vinden in de ATCN stoffenbank. Uit de beslisboom volgt dat benzeen de classificatie ‘A’ heeft en goed is te verwerken, en mag worden verwerkt, in een waterzuiveringsinstallatie.
NRC heeft echter voldoende onderbouwd dat deze stoffenbank van de ATCN ‘omstreden’ en verouderd is en dat de algemene consensus is dat de waterzuiveringsinstallatie benzeen niet voldoende kan reinigen. NRC heeft daarover experts geraadpleegd (hoogleraar milieuecologie prof. dr. A.P. van Wezel, dr.ir. Roberta Hofman, senior onderzoeker bij KWR Water Research Institute, en prof.dr.ir. Jan Hofman, hoogleraar chemical enigineering en co-director van het Water Research and Innovation Centre (WIRC) van de University of Bath) die hebben verklaard dat de beslisboom en -schema van de ATCN zijn verouderd. Volgens de experts zouden stoffen moeten worden ingedeeld door middel van de Algemene Beoordelingsmethodiek, de gangbare manier om de waterbezwaarlijkheid van stoffen te analyseren voor vergunningaanvragen. Op grond van die beoordelingsmethodiek moeten zeer zorgwekkende stoffen, zoals benzeen, als zeer waterbezwaarlijk worden ingedeeld. NRC heeft ook gecorrespondeerd met Rijkswaterstaat en de Unie voor Waterschappen (die al jaren niet meer zijn betrokken bij de validatiecommissie van de Stoffenbank). Zij onderschrijven dat de classificatie door ATCN verouderd is en aan herziening toe is. Ook de minister van Infrastructuur en Waterstaat heeft in het commissiedebat op 24 september 2024 verklaard dat de ATCN is verouderd en dat dit een “verwaarloosd terrein” is geweest. Verder heeft NRC verwezen naar een programma van de Amerikaanse federale milieudienst. Die heeft een index gemaakt voor de biologische afbreekbaarheid van stoffen. Benzeen scoort daar laag wat betekent dat de stof slechts in weken tot maanden afbreekbaar is. Ook volgens een eigen index van de RIVM (de PMT-database, die een graad geeft voor de schadelijkheid van een stof voor het watermilieu en waterzuivering) moet benzeen als zeer waterbezwaarlijk worden aangemerkt. Daarnaast wordt benzeen in de database ‘risico’s van stoffen’ van het RIVM aangemerkt als Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS).
4.23.
[eiser 1] verwijst verder naar haar vergunning uit 2016 (zie 2.4) voor de inname van stoffen, waaruit blijkt dat zij categorie A stoffen mag innemen en via haar eigen vergunning verwerken. Dit maakt het voorgaande alleen niet anders. Uit het voorgaande blijkt immers dat NRC voldoende feiten tot haar beschikking had waaruit blijkt dat het omstreden is om benzeen als A stof te kwalificeren. Bovendien blijkt uit de veranderingsvergunning van [eiser 1] van twee jaar later uit 2018 (zie hiervoor onder 2.4) juist dat het nog onduidelijk is of benzeen als A stof kan worden gekwalificeerd, hierin staat: “Of benzeen een type A of type D stof is wordt momenteel nog onderzocht.”
4.24.
Ook de notitie van DHV van 27 augustus 2024 die [eiser 1] in het geding heeft gebracht waarin (samengevat) staat dat benzeen in een biologische waterzuivering bijna volledig is te verwijderen, zelfs tot beneden de detectiegrens, leidt niet tot een ander oordeel. Ten eerste is die notitie van na de publicatie, had NRC deze dus toen niet tot haar beschikking en kan dit NRC daarom niet worden tegengeworpen. Daarnaast onderbouwt DHV ook niet waarom benzeen goed zou zijn te verwijderen via een biologische waterzuivering.
4.25.
Weliswaar heeft [eiser 1] terecht aangevoerd dat het op dit moment niet verboden is om benzeen via haar eigen waterzuivering te verwerken omdat benzeen (op dit moment nog) op grond van de regelgeving van de ATCN stoffenbank is gekwalificeerd als A stof. De discussie of benzeen daardoor wel door de waterzuivering wordt gereinigd is volgens [eiser 1] dan ook een probleem van de branche en niet van haar. Dit maakt uiting 1 evenwel niet onrechtmatig. In het artikel staat immers niet dat het [eiser 1] niet zou zijn toegestaan om benzeen te verwerken. Dat het [eiser 1] is toegestaan om A stoffen in te nemen en te verwerken betekent echter niet dat er na reiniging door [eiser 1] geen benzeen meer in de [rivier] komt. Er is immers discussie over de vraag of benzeen wel een A stof is.
NRC beschikte over voldoende gegevens om te onderbouwen dat het reinigen van benzeen via waterzuivering niet goed werkt en dat, ook indien het water wordt gezuiverd in de zuiveringsinstallatie van [eiser 1] en daarna in de zuiveringsinstallatie van de RWZI, er benzeen in de [rivier] terecht komt.
4.26.
Naast de discussie over de waterzuivering, is er volgens NRC nog een reden dat resten benzeen in de [rivier] komen. NRC beschikt ook over verklaringen van oud-medewerkers die hebben verklaard dat het water waarmee de tanks werden gereinigd niet altijd naar de waterzuivering werd geleid, maar rechtstreeks op de vloer werd geloosd. Dit is ook te zien op video’s die NRC van deze oud-medewerkers heeft gekregen. Volgens [eiser 1] zijn de verklaringen en video’s onjuist. Gezien hetgeen hiervoor overwogen onder 4.12 was er voor NRC geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
Het staat niet ter discussie dat het niet is toegestaan om water uit de tankwagen ongezuiverd over de vloer rechtstreeks het riool in te laten stromen. Dat volgt ook uit de vergunning uit 2015 waarin staat dat de afvoer van water naar de afvalwatergoot gesloten moet plaatsvinden, door middel van een afvoerslang. Als het water ongezuiverd over de vloer wegstroomt, wordt benzeen niet gereinigd in de waterzuivering van [eiser 1] en gaat het rechtstreeks naar de gemeentelijke waterzuivering. Het waterschap Limburg heeft NRC per e-mail op 26 juli 2023 laten weten, in reactie op de vragen van NRC, dat benzeen ‘nagenoeg niet’ uit het water kan worden gezuiverd. Verder heeft het waterschap in die e-mail geschreven dat de concentraties benzeen in het water beperkt zullen zijn, omdat de RWZI van [gemeente] de grootste van Limburg is, maar “het heeft hoe dan ook negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit en de biologie”. Nadat het water met benzeenresten door de gemeentelijke zuivering is gestroomd, belandt het daarna in de [rivier] .
4.27.
De kwalificatie van benzeen als kankerverwekkend is niet onrechtmatig. NRC heeft met verwijzing naar diverse bronnen, waaronder het RIVM, voldoende onderbouwd dat benzeen een kankerverwekkende, brandbare en gevaarlijke stof is.
2. de tankreinigingsinstallatie van [eiser 1] en/of haar benzeenfakkel zijn al jaren kapot;
4.28.
De uiting dat de fakkelinstallatie kapot is (of kapot lijkt) heeft NRC gebaseerd op de controlerapporten van RUD en verklaringen van medewerkers. De uiting vindt voldoende steun in de feiten en is niet onrechtmatig.
4.29.
Uit de controlerapporten van de RUD blijkt het volgende. Na de eerste controle in maart 2020 heeft de inspecteur geconstateerd dat de registratie van de fakkel niet aanwezig was en dat niet duidelijk gemaakt kon worden dat de benzeenfakkel goed functioneert (zie 2.6). Daarna is in april 2020 door de toezichthouder, bij een aangekondigd bezoek, genoteerd dat de fakkel werkt (zie 2.7), maar bij een volgende her-controle ruim een jaar later (zie 2.8) bleek wederom dat [eiser 1] niet kon laten zien dat de fakkel werkte. [eiser 1] betwist de inhoud van de controlerapporten niet, maar wel de uitleg die NRC daaraan geeft. Volgens [eiser 1] hadden de opmerkingen in de controlerapporten niets te maken met de
werkingvan de benzeenfakkel, maar betekenen die opmerkingen alleen dat zij het logboek van de fakkel niet op orde had of dat bijvoorbeeld de monteur niet aanwezig was om te laten zien dat de fakkel werkte. Deze uitleg heeft [eiser 1] echter niet met NRC gedeeld in het kader van de door NRC geboden wederhoor. Dat NRC uit de rapporten afleidt dat de fakkel niet werkte is niet gek omdat letterlijk in de rapporten staat: “Verder kon tijdens het bezoek niet duidelijk gemaakt worden dat de benzeenfakkel goed functioneert.”. Dit zijn sterke aanwijzingen dat [eiser 1] de fakkel niet gebruikte, althans niet volgens de voorschriften. De door [eiser 1] in het geding gebrachte facturen voor het onderhoud van de fakkelinstallaties maken het voorgaande niet anders omdat NRC hier niet over beschikte ten tijde van het publiceren van de artikelen.
4.30.
Ook de oud-medewerkers verklaren dat de fakkel vaak uit stond en dat zij deze niet gebruikten bij de reiniging van de benzeentankwagens omdat deze al sinds 2016 kapot was.
4.31.
Anders dan de publicatie lijkt te suggereren lijkt een verband tussen het stromen van water met benzeen in de [rivier] en het niet functioneren van de fakkel, onvoldoende steun in de feiten te vinden. In 2015 heeft Ingenia, een ingenieurs- en adviesbureau op het gebied van duurzame energie en milieu (hierna: Ingenia) een rapport uitgebracht in relatie tot de vergunningaanvraag voor de benzeenfakkel van [eiser 1] . Uit dat rapport blijkt dat benzeendampen (gas benzeen) niet goed oplosbaar zijn in water omdat het gas slecht condenseert (gas naar vloeibaar). Dat betekent dat bij het reinigen van de tank met water of stoom het gas benzeen in de gasfase blijft en niet oplost in het water. Om naast het benzeen in water, ook het gas benzeen te verwijderen concludeert Ingenia dat affakkelen de aangewezen methode is. Zie ook het hiervoor onder 4.18 punt 4. onder b genoemde reinigingsproces. Dit zou betekenen dat, als de fakkelinstallatie niet wordt gebruikt, (het overgrote deel van) het gas benzeen in de lucht komt en niet in het water en dus ook niet in de [rivier] .
4.32.
In de publicatie staat niet letterlijk dat er dóór het niet gebruiken van de fakkel meer benzeen in de [rivier] komt, maar die suggestie wordt wel gewekt. Met name door de zin: “In juni 2021 stellen omgevingsdienst en waterschap vast dat het bedrijf meer zware metalen en halogenen (…) in het water loost dan toegestaan.
Benzeen wordt niet in zulke hoge concentraties gemeten dat kan worden aangetoond dat de fakkelinstallatie niet werkt.” [onderstreping rb].
In het licht van het voorgaand is het op zich begrijpelijk dat [eiser 1] zich verzet tegen het suggereerde verband. NRC had dit onderdeel wellicht genuanceerder kunnen opschrijven, maar dit maakt de publicaties niet onrechtmatig. Van belang is dat het gesuggereerde verband tussen het niet gebruiken van de fakkel en benzeen in de [rivier] niet letterlijk in de publicatie staat. NRC komt grote redactionele vrijheid toe bij het bepalen van de wijze waarop onderwerpen worden uitgediept. Als het al onzorgvuldig zou zijn van NRC, dan is bovendien in z’n algemeenheid enige onzorgvuldigheid niet meteen onrechtmatig. Het gaat hier om de verwerking van een voor de gezondheid zeer gevaarlijke stof in een branche die onder vuur ligt omdat de regels (vaak) niet goed worden nageleefd. Ook bij [eiser 1] staat vast dat zij zich niet aan de regels voor verwerking houdt en dat het milieu en de gezondheid hier schade van kan ondervinden. Bovendien had [eiser 1] eventuele onduidelijkheden op dit punt kunnen ophelderen toen hem wederhoor werd geboden. Door dit na te laten heef hij zichzelf de kans ontnomen om mogelijk onjuiste suggesties te corrigeren.
3. [eiser 1] voert het beleid en geeft aan haar personeel instructies om benzeenreinigingen uit te voeren met (slechts) water
4.33.
In de publicatie van [datum 1] 2023 staat dat werknemers instructies hadden gekregen dat de tankwagens met benzeen alleen met warm water hoefde te worden gereinigd. Uit de publicatie blijkt voldoende duidelijk dat NRC dit baseerde op uitlatingen van oud-medewerkers. Oud-medewerker [naam 3] wordt aangehaald die heeft verklaard dat hij de instructie had gekregen om de tankwagens alleen met water te reinigen. De uitlatingen van oud-medewerkers vinden voldoende steun in de feiten die NRC tot haar beschikking had.
4.34.
Meerdere oud-medewerkers hebben aan NRC verteld dat zij de instructie kregen om de tankwagens alleen te spoelen met water, zo blijkt uit hun verklaringen. Ook heeft NRC reinigingsbonnen in het geding gebracht die zij van deze medewerkers heeft gekregen waaruit volgens deze medewerkers blijkt dat dat de tankwagens alleen met water hoefde te worden gereinigd, of waar in ieder geval niet op zou staan dat de benzeendampen afgezogen en afgefakkeld moesten worden. Op de door NRC overgelegde reinigingsbon/cleaning intruction staat rechtsboven “Cleaning method wasprogramma 16”, “cleaning with potable water” en “Hot water spin”. Nergens lijkt een instructie te staan over afzuigen en affakkelen van benzeen gas. [eiser 1] heeft betwist dat de door NRC in het geding gebrachte reinigingsinstructies kloppen en heeft een reinigingsinstructie in het geding gebracht die volgens haar wel zou kloppen en waarop een instructie staat over afzuigen naar de brander. Deze instructie is echter uit een andere periode (juni 2019) dan die van NRC (maart 2020) en daarom slecht te vergelijken. [eiser 1] betoogt verder dat de reinigingsinstructie van NRC niet daadwerkelijk is gebruikt omdat deze niet is ondertekend. Echter, nu ook de instructie van [eiser 1] niet is ondertekend valt hier niets uit af te leiden. Bovendien geldt ook hier dat NRC niet over deze reinigingsinstructie van [eiser 1] beschikte op het moment van de publicatie. Dat bij elkaar maakt dat er voor NRC onvoldoende aanleiding was om te twijfelen aan de verklaringen van de oud-medewerkers dat zij de instructie kregen de benzeentankwagens alleen met water te reinigen en dus is deze uiting niet onrechtmatig.
4. toezichthouders zijn al jaren op de hoogte van de misstanden bij [eiser 1] , maar grijpen niet in
4.35.
De uiting van NRC dat omgevingsdienst RUD, gemeente, milieupolitie, OM en Arbeidsinspectie niet hebben opgetreden, terwijl ze wel op de hoogte waren van problemen bij [eiser 1] , vindt voldoende steun in de feiten. Dit ziet zowel op feiten rondom de handhaving omtrent de reinigingsinstallatie van [eiser 1] als op de handhaving door de Arbeidsinspectie in verband met arbeidsongevallen. Dit wordt hieronder toegelicht.
4.35.1.
Een van de uitingen in de publicatie is dat RUD al 3,5 jaar op de hoogte is van de misstanden, maar dat zij [eiser 1] alleen enkele waarschuwingen gaf en nooit een boete heeft opgelegd of het bedrijf heeft stil gelegd. Op basis van de (her)controles door RUD (zie opgenomen onder 2.6-2.11) mocht NRC concluderen dat RUD meerdere keren heeft geconstateerd dat [eiser 1] zich niet volledig aan de vergunning hield. RUD heeft gedreigd met boetes, maar heeft die nooit daadwerkelijk opgelegd. De term ‘misstand’ die NRC hierbij gebruikt, is ook niet onrechtmatig. Het staat NRC vrij om een dergelijk waardeoordeel te geven.
4.35.2.
Een andere uiting in de publicatie is: “ [eiser 1] mist deadlines, komt afspraken niet na, maar nooit heeft dat consequenties. Maandenlang doen omgevingsdienst en politie niets.” Hiervoor geldt hetzelfde. NRC heeft dit geconcludeerd op grond van de controlerapporten die zij tot haar beschikking had. Hierin stond bijvoorbeeld dat [eiser 1] binnen twee weken bewijzen op moest sturen maar ‘daarop is geen bericht meer van u vernomen’. In de stukken die NRC verder had, blijkt niet dat hieraan consequenties werden verbonden.
4.35.3.
Verder staat in de publicatie: “Maar opnieuw gebeurt er niks. Op dit moment, meer dan een jaar later, is de dwangsom nog steeds niet opgelegd. Een woordvoerder van [gemeente] geeft toe dat de gemeente „onvoldoende heeft doorgepakt” met het opleggen van de dwangsom vanwege „de complexiteit van het dossier en capaciteitsgebrek”.”
Dit gaat over de discussie die gemeente/RUD met [eiser 1] heeft gehad over de installatie van [eiser 1] die niet meer voldeed aan de situatie zoals die was vergund (zie 2.9-2.11). NRC had stukken tot haar beschikking waaruit blijkt dat vanwege deze reden in december 2021 een concept voornemen tot last onder dwangsom naar [eiser 1] is gestuurd en in maart 2022 een definitief voornemen tot last onder dwangsom. Daarna is inderdaad niet verder opgetreden. [eiser 1] heeft uit het feit dat zij daarna niets meer heeft gehoord afgeleid dat het in orde was, of de zaak niet urgent was. De gemeente heeft echter in reactie op een vraag van NRC hierover op 25 juli 2023, een paar dagen voorafgaand aan de publicatie, geantwoord: “We zijn ook steeds uitgegaan van de Landelijke Handhavingsstrategie waarbij we vertrouwen als uitgangspunt nemen. Als we kijken naar deze casus hebben we vanaf het moment van de 1e meldingen tot aan het voornemen tot opleggen van dwangsom herhaaldelijk contact gehad met het bedrijf ( zie ook eerdere beantwoording). In retroperspectief kunnen we zeggen dat we – ook gezien de complexiteit van het dossier en de capaciteit aan onze zijde – hier onvoldoende op hebben doorgepakt.” Op basis van dit antwoord vindt de uiting van NRC dan ook voldoende steun in de feiten.
4.35.4.
Ook de uiting: “Uit documenten die NRC heeft ingezien, blijkt dat de milieutoezichthouder de zaak in 2020 voorlegt aan de politie en de Arbeidsinspectie. In oktober 2020 wordt de zaak ingebracht bij het landelijk milieuoverleg van het Openbaar Ministerie. Die verzoekt de Limburgse toezichthouder „verscherpt en onaangekondigd toezicht te houden”.” is een feitelijke constatering. [eiser 1] betwist ook niet dat dit heeft plaatsgevonden.
4.36.
Kortom, de uitingen in de publicaties zien op feitelijke gebeurtenissen. [eiser 1] betwist niet dat deze gebeurtenissen hebben plaatsgevonden, maar zij is het niet eens met de kwalificatie die NRC hieraan geeft. Volgens [eiser 1] is het logisch dat toezichthouders niet ingrepen, omdat er volgens haar ook geen sprake was van problemen of ongeregeldheden. [eiser 1] meent dat de toezichthouders onafhankelijk te werk gingen en als zij dus geen waarschuwing, boete of andere maatregel oplegden, dit betekende dat er niets fout was. NRC heeft de documenten anders geïnterpreteerd. NRC leidde uit hiervoor genoemde feitelijke gebeurtenissen af (dat tussen de waarschuwingen of voornemens tot last onder dwangsom, of meldingen bij de Arbeidsinspectie lange tijd heeft gezeten / soms lange tijd niets is ondernemen) dat de overheidsinstanties niet ingrepen terwijl dat wel nodig was omdat er sprake was van overtredingen. Op basis van de hiervoor genoemde feiten en wat in de documenten stond die NRC heeft ingezien, mocht NRC die interpretatie hieraan geven.
5. de omgevingsdienst heeft [eiser 1] al in maart 2020 verboden om benzeenwagens te reinigen
4.37.
Ook deze uiting is niet onrechtmatig ten opzichte van [eiser 1] . In het controlerapport van RUD van 9 maart 2020 staat bij afspraken: “Zo lang geen bewijs van goede werking van de benzeenfakkel wordt geleverd is het verboden om tankauto's (of tanks) met benzeen als restproduct te reinigen.” (zie 2.6). Dat NRC op basis hiervan heeft geconcludeerd dat [eiser 1] geen benzeentankwagens meer mocht reinigen, is dan ook begrijpelijk. De gemeente heeft bovendien in reactie op vragen van NRC op 25 juli 2023 per e-mail geschreven: “Er is alleen een verbod geweest naar aanleiding van het bezoek in maart 2020; dit was naar aanleiding van de klacht dat de fakkel niet goed werd gebruikt.” De gemeente bevestigt hiermee dat het verboden was om benzeentanks te reinigen.
Ook uit artikel 8.4 van de vergunning uit 2015 blijkt dat er een verbod gold. Hierin staat: “Bij het uitvallen of niet goed functioneren van de fakkel moet het reinigen van tankauto's met benzeen als restproduct onmiddellijk worden gestopt.” (zie 2.3).
6. personeel van [eiser 1] wordt blootgesteld aan gevaarlijke stoffen en giftige dampen en personeel van [eiser 1] loopt gevaar
en
7. personeel van [eiser 1] moet onbeschermd, met versleten beschermingsmiddelen en op gevaarlijke en verboden manieren tanks reinigen
4.38.
Deze beide uitingen heeft NRC gebaseerd op verklaringen en foto’s van oud-medewerkers. Zoals eerder vermeld heeft NRC in totaal met dertien oud-medewerkers gesproken, zeven voorafgaand aan de publicatie en zes nadien, waarvan acht verklaringen op schrift zijn gezet (al dan niet anoniem via een akte van constatering van de deurwaarder). Meerdere oud-medewerkers hebben – samengevat – het volgende verklaard:
  • ze moesten werken met gevaarlijke stoffen zonder dat ze hiervoor een opleiding of cursus hadden gevolgd, vaak leerden ze alleen op de werkvloer van anderen;
  • gevaarlijke stoffen liepen over de vloer;
  • bij het controleren van de tankwagens hingen giftige dampen in de lucht, die werden ingeademd waardoor soms ongelukken plaatsvonden;
  • er was een gebrek aan beschermingsmiddelen of die waren van slechte kwaliteit;
  • ze hebben zelf een ongeval meegemaakt of waren getuige van ongevallen van anderen vanwege het werken met gevaarlijke stoffen, door bijvoorbeeld inademing van de stoffen of vallen van hoge objecten omdat valbeveiliging ontbrak, en de gevolgen daarvan.
Deze verklaringen vinden steun in enkele foto’s van een medewerker die geen veiligheidsschoenen draagt en het ontbreken van een loopbordes (valpreventie) op een tankwagen.
4.39.
[eiser 1] heeft verschillende producties in het geding gebracht die de situatie zouden moeten ontkrachten. Deze kunnen NRC ten eerste niet worden tegengeworpen omdat NRC hier niet over beschikte ten tijde van de publicatie. Daarnaast maken deze de conclusie dat publicatie van de gewraakte uitingen niet onrechtmatig was, ook niet anders. De facturen en certificaten van opleidingen voor medewerkers voor het werken met gevaarlijke stoffen zijn niet in lijn met de verklaringen van de oud-medewerkers. Daarnaast komen de namen van de oud-medewerkers die nu juist hebben verklaard geen opleiding te hebben gehad, hier niet op voor. NRC heeft bovendien voldoende duidelijk gemaakt dat zij zich baseert op verklaringen van oud-medewerkers.
8. in de afgelopen vijf jaren vonden zeker tien ernstige bedrijfsongevallen plaats, die [eiser 1] grotendeels niet heeft gemeld bij de Arbeidsinspectie
4.40.
[eiser 1] erkent dat er twee arbeidsongevallen hebben plaatsgevonden, die zijn gemeld bij de Arbeidsinspectie. Voor de rest zouden er volgens [eiser 1] geen arbeidsongevallen zijn geweest. NRC heeft echter meerdere verklaring van oud-medewerkers in het geding gebracht die één of meerdere arbeidsongevallen beschrijven die zij zelf hebben meegemaakt of waar zij getuige van waren. [eiser 1] erkent voor een deel ook dat deze ongevallen hebben plaatsgevonden, maar deze waren volgens haar minder ernstig. Op basis van de beschrijvingen door de medewerkers stond het NRC vrij de arbeidsongevallen wél ernstig te noemen. Bovendien gaat het hier om een waardeoordeel waarbij NRC een grotere mate van vrijheid toekomt.
4.41.
De conclusie dat de arbeidsongevallen grotendeels niet zijn gemeld bij de Arbeidsinspectie is feitelijk juist. [eiser 1] heeft twee arbeidsongevallen gemeld bij de Arbeidsinspectie, er is één melding gedaan door [naam 1] en één melding bij de Arbeidsinspectie was te laat. Daarvoor heeft [eiser 1] een boete gekregen. NRC heeft op basis van de verklaringen veel meer ongevallen geteld. De uiting dat het grootste deel van de ongevallen niet was gemeld vindt dan ook voldoende steun in de feiten.
Overigens voegt de onderbouwing van [eiser 1] dat er geen arbeidsongevallen hebben plaatsgevonden met een verwijzing naar het antwoord van de staatsecretaris in reactie op de Kamervragen, waarbij de staatssecretaris heeft gezegd dat de Arbeidsinspectie niet bekend is met melding, niets toe. Als [eiser 1] arbeidsongevallen niet meldt bij de Arbeidsinspectie, is de Arbeidsinspectie hier dus ook niet van op de hoogte.
9. al vele jaren is sprake van grove en ernstige misstanden bij [eiser 1] en zij probeert dit te verhullen
en
10. [eiser 2] heeft lak aan dit alles
4.42.
Beide uitingen staan niet letterlijk in de publicatie. In de publicatie is de kwalificatie ‘misstanden’ wel twee keer opgenomen/benoemd, maar niet in combinatie met de woorden ‘grove’ of ‘ernstige’. ‘Misstanden’ is ook niet genoemd in combinatie met ‘verhullen’. Daarover staat in de publicatie slechts ‘Alleen wordt nu van alles gedaan om dat te verhullen’. Voor zover het wel op die manier in de publicatie zou hebben gestaan, is dit ook niet onrechtmatig. Een kwalificatie zoals ‘ernstige’ of ‘grove’ mag een medium opnemen. Media zijn vrij in hun redactionele keuzes en dus ook om daarbij een kritische of felle toon aan te slaan.
4.43.
De uiting ‘Alleen wordt nu van alles gedaan om dat te verhullen’ vindt voldoende steun in de verklaringen van oud-medewerkers, waaruit volgt dat als zij dingen deden die niet mochten, dit moest worden verhuld.
4.44.
De uiting ‘misstanden’ is eveneens niet onrechtmatig. Op basis van al het voorgaande mag NRC concluderen dat er meerdere regels bij [eiser 1] niet werden nageleefd of dat er problemen waren. De kwalificatie hiervan als misstand behoort tot de redactionele vrijheid van NRC. Datzelfde geldt voor de kwalificatie dat [eiser 1] er ‘lak’ aan heeft. In de publicatie staat niet dat “ [eiser 2] lak heeft aan dit alles”. Er staat in de publicatie, na een opmerking van een oud-medewerker alleen dat hij ondanks een verbod een tankwagen met water moesten reinigen en daarna volgt: “Maar zijn baas heeft daar kennelijk lak aan”. Ergens lak aan hebben is in deze context niet onrechtmatig.
Conclusie
4.45.
De conclusie op grond van al het voorgaande is dat de uitingen van NRC in de publicaties niet onrechtmatig zijn.
Proceskosten
4.46.
[eisers] . is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van NRC worden begroot op:
- griffierecht
688,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.094,00
4.47.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
4.48.
De proceskostenveroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] . af,
5.2.
veroordeelt [eisers] . hoofdelijk in de proceskosten van € 2.094,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eisers] . niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis wordt betekend,
5.3.
veroordeelt [eisers] . hoofdelijk tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Voetelink, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
BIJLAGE
Tekstuele weergave van het artikel in het NRC van [datum 1] 2023:
Gevaarlijke stoffen
[titel artikel 2]
Al jaren begaat [eiser 1] in [gemeente] ernstige fouten. Medewerkers lopen gevaar, er wordt nauwelijks ingegrepen.
Wat is het nieuws?
Tientallen liters kankerverwekkend benzeen stromen elke week ongezuiverd de [rivier] in, afkomstig van [eiser 1] in [gemeente] .
Medewerkers lopen gevaar. De afgelopen vijfjaar vonden zeker tien ernstige bedrijfsongevallen plaats.
De omgevingsdienst, Arbeidsinspectie, milieupolitie en OM zijn al ruim drie jaar op de hoogte van de problemen, maar grepen nauwelijks in.
De [naam functie] reageert niet op vragen en vindt het onderzoek van NRC „nergens op slaan”. De [gemeente] zegt te lang te hebben geloofd in de goede intenties van het bedrijf.
Door onze redacteur
[naam 4]
-------------------------------
[gemeente] .
[naam 3] bekijkt de papieren terwijl de vrachtwagenchauffeur de reinigingsbaan op draait: ruwe benzeen, reinigen met water, staat in de instructies. Voor [naam 3] , reiniger bij [eiser 1] , is het een routineklus. Zo gaat het iedere werkdag, iedere maand, twaalf maanden per jaar, ook op deze voorjaarsdag in 2020. Maar hij weet: wat ik doe, is gevaarlijk en verboden. Benzeen is een kankerverwekkende stof. Het is verboden om tanks met benzeenresten met water te reinigen, zeker op grote schaal – zoals gebeurt bij het tankreinigingsbedrijf waar hij werkt. Maar zijn baas heeft daar kennelijk lak aan. De installatie om tanks met benzeen te reinigen, is al jaren kapot.
[naam 3] (nu 38) zet zijn gasmasker op en draait de tank open, toont een filmpje dat die dag werd gemaakt. De benzeen klotst met volle kracht over de vloer. De ruimte vult zich met een penetrante, dieselachtige lucht. Hij pakt de waterslang met heet water en begint gehaast te spuiten. Zijn baas wil altijd dat het sneller gaat. „Sneller, sneller, gas, gas, gas”, snauwt hij vaak. Stoom stijgt op uit de tankwagen. Liters gevaarlijke benzeen stromen over de vloer, dan het riool in en ongezuiverd naar de [rivier] . [naam 3] spuit nog wat luchtverfrisser in de tank en de chauffeur vertrekt.
Bij [eiser 1] , het bedrijf waar [naam 3] tussen 2009 en november 2020 werkte, worden de arbo- en milieuregels geschonden, vertellen verschillende oud-medewerkers aan
NRC. Het bedrijf werkt met grote volumes gevaarlijke, giftige stoffen en spoelt die door het riool. Medewerkers moeten in giftige dampenwerken met gasmaskers die volgens hen versleten en kapot zijn. Ambulances moesten meermaals uitrukken wegens bedrijfsongevallen. In vijf jaar tijd raakten zo’n tien medewerkers ernstig gewond. De brandweer moest herhaaldelijk in actiekomen wegens brand of wegens klachten over een hevige, penetrante gaslucht.
[naam functie] [eiser 2] (34), die het bedrijf overnam van zijn vader, gaat niet in op een uitnodiging voor een gesprek. „Ik vind het nergens op slaan”, zegt hij telefonisch. „Ik snap niet dat journalisten zich hier druk om maken.” [eiser 1] reageert ondanks herhaaldelijk aandringen niet op schriftelijke vragen en beschuldigt NRC van „stalken”.
De lokale milieutoezichthouder, omgevingsdienst RUD Limburg Noord, is al 3,5 jaar op de hoogte van de misstanden, blijkt uitdocumenten die NRC inzag. Maar de inspecteurs geven het bedrijf enkel waarschuwingen. Een boete is er nooit gekomen, het bedrijf is niet stilgelegd. Intussen stromen wekelijks tientallen liters gevaarlijke stoffen de [rivier] in en lopen medewerkers gevaar, blijkt uit interviews met zeven oud-medewerkers en honderden documenten, filmpjes en foto’s die NRC bekeek.
De misstanden zijn meermaals gemeld bij de Arbeidsinspectie, maar die gaf voor zover bekend alleen een boete van 450 euro in2021. Waarom grijpen de instanties al drie jaar niet in?
Poolse medewerkers
[eiser 1] is het enige schoonmaakbedrijf voor tankwagens in de wijde omgeving. Het bedrijf, met zo’n twintig voornamelijk Poolse medewerkers, ligt pal naast de [locatie] , op een belangrijk logistiek kruispunt voor chemische producten die van Rotterdam naar het Ruhrgebied en de Duitse chemiebedrijven worden vervoerd. Volgens de website kunnen chauffeurs er zes dagen per week terecht om onder meer wagens te reinigen met benzeen, formaldehyde (kankerverwekkend), fenol (giftig en gevaarlijk voor huid en ogen) en naftaleen (kan lever, nieren, ogen en bloedlichaampjes beschadigen).
De omgevingsdienst heeft het bedrijf in maart 2020 verboden benzeenwagens te reinigen, blijkt uit controlerapporten in handen van NRC. Het bedrijf reinigde tankwagens met het kankerverwekkende benzeen altijd door middel van een installatie die de stof ‘affakkelt’, zodat die niet in het milieu komt. Maar die installatie is al sinds 2016 kapot, zeggen meerdere werknemers tegen NRC. Sindsdien worden wagens met benzeen met warm water leeggespoeld, blijkt uit reinigingsinstructies.
Benzeen is helemaal niet met water te reinigen – de stof lost slecht op in water. Regelmatig klagen klanten dat de wagens niet goedschoongemaakt zijn, zeggen oud-medewerkers. Maar het gaat stukken sneller dan reinigen met de fakkel, en voor de [naam functie] geldt dat tijd geld is, zeggen voormalig werknemers.
Na tips van een oud-medewerker besluit de omgevingsdienst begin 2020 een inspectie uit te voeren. En inderdaad: de fakkelinstallatie lijkt kapot, noteert de inspecteur in een controlerapport. Het bedrijf stuurt vervolgens documenten aan de omgevingsdienst waaruit zou moeten blijken dat de installatie wel werkt. De gemeente gaat ervan uit dat alles op orde is. Maar bijeen nieuwe controle, een jaar later, ontdekt de inspecteur dat de fakkel nog steeds niet naar behoren werkt. Zolang de fakkelinstallatie het niet goed doet, mag het bedrijf geenbenzeenwagens schoonmaken.
Volgens medewerkers gaat het reinigen van de benzeentankwagens gewoon door. Ook na de waarschuwingen van de omgevingsdienst worden er wekelijks zo’n tien gereinigd, zien ze. Alleen wordt nu van alles gedaan om dat te verhullen. De ventilatie wordt uitgezet, zodat buren de stank minder goed ruiken. Voortaan blijven de giftige dampen in de hallen hangen, waar werknemers staan. De meest vieze tanks worden ’s avonds en ’s nachts gereinigd door een Poolse man die tegen zijn pensioen aan zit. „Hij durfde geen ‘nee’ te zeggen”, zegt oud-collega [naam 3] .
De oud-medewerkers melden nog veel meer kwesties bij de milieu-inspectie. Zo is op 6 mei 2020 bij het reinigen van een tank 2.500 kilo naftaleen vrijgekomen en over de grond gestroomd. Op 24 maart en 4 mei 2020 moesten medewerkers raneynikkel in een container voor restafval gooien. Deze stof kan spontaan ontvlammen als die niet onder water staat. Volgens de medewerkers is hierdoor meermaals brand ontstaan bij afvalverwerker Renewi. Een woordvoerder van de afvalverwerker laat weten dat dit verhaal bij Renewi niet bekend is. Wel zegt hij dat Renewi sinds eind vorig jaar geen afval voor [eiser 1] meer verwerkt, omdat [eiser 1] voor een andere afvalverwerker heeft gekozen.
Uit satellietbeelden en foto’s van vorige week blijkt dat er tanks achter het bedrijf zijn gedumpt. In de berm naast de snelweg staan momenteel vier containers in kniehoog bermgras. Of er giftige stoffen in zitten – en zo ja, welke – is onduidelijk. Een vijfde container is open, ondersteboven in de berm gekieperd.
De brandweer moest zo vaak uitrukken naar [eiser 1] dat in 2022 overleg volgde tussen brandweer, bedrijf en gemeente. [eiser 1] heeft volgens de [gemeente] vervolgens „nieuwe werkinstructies en procedures” ingevoerd. Ee nwoordvoerder van de veiligheidsregio wil niet zeggen of er daarna nog nieuwe incidenten hebben plaatsgevonden.
Benzeenfakkel
Uit documenten die NRC heeft ingezien, blijkt dat de milieutoezichthouder de zaak in 2020 voorlegt aan de politie ende Arbeidsinspectie. In oktober 2020 wordt de zaak ingebracht bij het landelijk milieuoverleg van het Openbaar Ministerie. Die verzoekt de Limburgse toezichthouder „verscherpt en onaangekondigd toezicht te houden”.
De omgevingsdienst voert in het voorjaar van 2021 meerdere onaangekondigde controles uit. In juni 2021 stellen omgevingsdienst en waterschap vast dat het bedrijf meer zware metalen en halogenen (sterk oxiderende stoffen) in het water loost dan toegestaan. Benzeen wordt niet in zulke hoge concentraties gemeten dat kan worden aangetoond dat de fakkelinstallatie niet werkt. Maar dat maakt de lozingen niet minder ernstig, zegt een woordvoerder van het waterschap Limburg. „De illegale lozingen hebben hoe dan ook negatieve gevolgen voor de waterkwaliteit en de biologie, want de rioolwaterzuivering in [gemeente] kan benzeen nagenoeg niet zuiveren.”
Maar de aanpak van de omgevingsdienst blijft vriendelijk en vragend: „We verzoeken u een registratie van de benzeenfakkel aan te leggen en de bewijzen van onderhoud, herstel e.d. binnen 2 weken op te sturen”, schrijven de inspecteurs. „U dient overschrijding van de genoemde normen [voor zware metalen] te voorkomen.”
[eiser 1] mist de deadlines, komt afspraken niet na, maar nooit heeft dat consequenties. Maandenlang doen omgevingsdienst en politie niets. De gevaren voor de medewerkers blijven bestaan, de gevaarlijke stoffen blijven de [rivier] in stromen.
In maart 2022, meer dan twee jaar nadat de inspectie op de hoogte is gebracht van de problemen, volgt een zwaardere maatregel: een voornemen tot last onder dwangsom. Als de problemen niet worden opgelost, zal het bedrijf een dwangsom krijgen tot een maximum van 10.000 euro. Een peulenschil voor een bedrijf dat volgens het laatst beschikbare jaarverslag in 2021 ruim 1 miljoen euro winst maakte.
Maar opnieuw gebeurt er niks. Op dit moment, meer dan een jaar later, is de dwangsom nog steeds niet opgelegd.
Een woordvoerder van [gemeente] geeft toe dat de gemeente „onvoldoende heeft doorgepakt” met het opleggen van de dwangsom vanwege „de complexiteit van het dossier en capaciteitsgebrek”. Bovendien heeft de gemeente lang geloofd in de goede intenties van het bedrijf. „We hebben veel vertrouwen gehad dat het bedrijf aan oplossingen werkte”, zegt de woordvoerder. „Dat is niet gebeurd, terwijl er wel veel tijd overheen is gegaan. Dat vertrouwen is inmiddels geschaad.”
De woordvoerder stelt dat het „lastig” is om overtredingen vast te stellen. „Wij hebben geen filmpjes en foto’s gekregen waar NRC wel beschikking over heeft.” Navraag bij de gemeente en degene die de filmpjes met NRC deelde, leert dat dit niet klopt. De omgevingsdienst bevestigt in tweede instantie dat zij in mei 2020 zo’n acht filmpjes en enkele foto’s heeft ontvangen. De filmpjes waren voor de gemeente „geen aanleiding om nieuwe zaken te onderzoeken.”
De omgevingsdienst heeft ook nooit de bedrijfsadministratie onderzocht om te bekijken of het bedrijf nog wagens met benzeen reinigt. „Er was voor ons geen aanleiding deze te controleren”, zegt de woordvoerder daarop.
Nadat NRC vragen heeft gesteld laat de gemeente weten „op korte termijn een vervolgstap” te zullen nemen in het dossier. Als bij een nieuwe controle overtredingen worden vastgesteld, kan dan een dwangsom worden opgelegd. Bij die controle zal ook worden gekeken naar de containers die in de berm zijn gedumpt, laat een woordvoerder weten.
De politie Limburg-Noord schrijft in een reactie dat er geen strafrechtelijk dossier is opgebouwd, geen onderzoek loopt en geen boetes zijn opgelegd aan [eiser 1] .
Naftaleen en zwavelzuur
En de werknemers? Hoeveel gevaarlijke stoffen zij inademen, is onbekend. Bedrijven zijn verplicht de concentraties gevaarlijke stoffen te meten, maar [eiser 1] beantwoordt geen vragen daarover.
De [gemeente] heeft naar eigen zeggen meerdere meldingen gedaan bij de Arbeidsinspectie. „We hebben de Arbeidsinspectietwee keer ruim van tevoren uitgenodigd om mee te gaan op een onaangekondigde controle”, zegt de woordvoerder. „Tot tweemaal toe lieten ze op de dag zelf weten dat ze niet konden.” De Arbeidsinspectie laat weten dat deze meldingen, voor zover ze hebben kunnen nagaan, niet bij haar zijn binnengekomen.
De afgelopen vijf jaar hebben zo’n tien ernstige ongelukken plaatsgevonden bij het bedrijf, voornamelijk met Pools personeel. Een Poolse medewerker kreeg naftaleen over zijn lijf nadat een slang was geknapt. Een andere Pool ademde zwavelzuur in, viel van een vrachtwagen en moest naar het ziekenhuis. Weer een andere Pool ademde mierenzuur in, een stof die giftig is en gevaarlijk voor huid en ogen. Zij werd onwel, verklaarde ze aan de Arbeidsinspectie, waarna ze van een vier meter hoge trap viel, een voet verbrijzelde en de andere voet brak. Zij werd een week in het ziekenhuis opgenomen. Een andere medewerker raakte bedolven onder stomend hete teer, iemand anders liep brandwonden op toen hij zwavelzuur over zijn arm kreeg, iemand viel onder een zware plaat en een ander kreeg na een val een zware ijzeren balk op zich. Afgelopen december werd een vrachtwagenchauffeur onwel nadat hij het giftige dichloropropaan had ingeademd.
Werkgevers zijn wettelijk verplicht ernstige bedrijfsongevallen te melden, maar dat deed [eiser 1] in de meeste gevallen niet, blijkt uit navraag bij de Arbeidsinspectie. Een woordvoerder laat weten dat slechts twee meldingen zijn gedaan. In het geval van de Poolse vrouw die naar eigen zeggen onwel werd van het mierenzuur, was er volgens de inspecteur geen oorzakelijk verband tussen overtreding van de arbowet en het ongeval.
Het ongeluk met de medewerker die in 2021 zwavelzuur inademde, kwam aan het licht bij de inspectie dankzij een oud-medewerker die dit had gemeld. [eiser 1] meldde dit ongeluk te laat en kreeg een boete van 450 euro. In dit geval deed de inspectie geen onderzoek ter plaatse: sinds begin dit jaar mogen bedrijven in principe zelf onderzoek doen naar de toedracht van een ernstig ongeval. De inspectie doet alleen nog bij hoge uitzondering eigen onderzoek.
[naam 5] , beleidsadviseur gezondheid en veiligheid bijvakbond FNV, noemt het „heel vreemd” dat de inspectie dit bedrijf zelf onderzoek laat doen. „Dit lijkt me typisch een bedrijf waar je bovenop moet zitten”, zegt hij.
Negen doden per dag
Iedere dag overlijden in Nederland negen mensen aan de gevolgen van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op het werk, blijkt uit onderzoek van de Arbeidsinspectie. Negen mensen per dag, ruim drieduizend per jaar. Blootstelling aan kankerverwekkende stoffen is de belangrijkste oorzaak van werkgerelateerde sterfte. Buitenlandse werknemers lopen volgens de Arbeidsinspectie extra gevaar, omdat zij op het werk vaker blootstaan aan risico’s en terughoudend kunnen zijn om problemen aan te kaarten uit angst ontslagen te worden.
Tot enkele jaren terug was er nauwelijks aandacht voor deze gevaren: de Arbeidsinspectie noemde beroepsziekten in 2018 een „blinde vlek”. Uit recent onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat een derde van de bedrijven die werken met kankerverwekkende stoffen hun medewerkers blootstellen aan onnodige risico’s.
Vorig jaar deed de Arbeidsinspectie een zogenoemd sectoronderzoek naar tankcleaningbedrijven, omdat deze branche tot de sectoren behoort waar de kans op overtredingen van de arbo-wetgeving het grootst is. De inspectie heeft toen 27 tankcleaningbedrijven gecontroleerd, waarbij 85 overtredingenzijn vastgesteld. De betrokken bedrijven hebben waarschuwingen of boeterapporten gekregen, aldus een woordvoerder. Hij wil niet zeggen of [eiser 1] toen ook is gecontroleerd.
Volgens [naam 5] van FNV is er de afgelopen twintig jaar weinig aandacht geweest voor gevaarlijke stoffen. „De inspectie heeft te weinig capaciteit, handhavingstechnieken zijn verouderd en de wetten worden niet nageleefd. Het beleid bestond vooral uitcampagnes en bewustwording. Dat werkt niet bij bedrijven die bewust de regels overtreden, terwijl daar wel de grootste problemen zitten. Tegen die bedrijven moet keihard worden opgetreden.”
[naam 3] is eind 2020 gestopt bij [eiser 1] . Hij raakte extreem gestresst toen hij er nog werkte, vertelt hij. „Ik werd om drie uur ’s nachts wakker en het eerste wat ik dacht was: welk rotwerk zal ik vandaag weer krijgen?”
Jarenlang had [naam 3] rode bultjes op zijn wangen, net als een collega. Die zijn verdwenen nadat hij zijn baan bij [eiser 1] had opgezegd.
------------------------------------
Reageren? [e-mailadres]
VERANTWOORDING
Voor dit artikel sprak de auteur met zeven oud-werknemers die tussen 2009 en 2022 bij [eiser 1] hebben gewerkt.NRCbekeek tientallen documenten, waaronder instructies voor het reinigen van tankwagens, milieuvergunningen, controlerapporten, correspondentie van werknemers met het bedrijf en brieven van de Arbeidsinspectie. Daarnaast bekeek de krant honderden filmpjes en foto’s die op het terrein van het bedrijf zijn genomen.
NRC heeft anderhalve week voor publicatie contact opgenomen met
[eiser 2] , [naam functie] van het bedrijf. Hij weigerde in te gaan op een uitnodiging voor een gesprek. Vervolgens heeft NRC een lijst met vragen gestuurd aan [eiser 1] waarvoor het bedrijf een week de tijd kreeg om te reageren. [naam functie] [eiser 2] liet telefonisch weten deze vragen niet te willen beantwoorden.
De Veiligheidsregio Limburg-Noordgeeft geen antwoord op de vraag hoe vaak de brandweer heeft moeten uitrukken naar [eiser 1] . Een woordvoerder van de Veiligheidsregio zegt de „privacy” van het bedrijf te willen beschermen en vindt het „niet netjes” naar het bedrijf toe om antwoord te geven op de vraag.
Het Openbaar Ministeriereageerde niet inhoudelijk op vragen.
Bij de foto’s waarop de tank te zien isdie gereinigd wordt, is het logo van het bedrijf van de tankwagen weggehaald door NRC.

Voetnoten

1.Dit artikel is opgenomen (alleen de tekst zonder afbeeldingen) als Bijlage bij dit vonnis
2.Hof Amsterdam 21 april 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:1515 (Pretium/Vara II) en Hof Amsterdam 14 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2887
3.Rechtbank amsterdam 23 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7935
4.Hof Den Haag 28 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:810, r.o. 6.52
5.Hof Den Haag 28 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:810, r.o. 6.6