Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
nietfunctioneerde. Dit volgt alleen al uit de opzeggingsbrieven zijdens [A] van 5 december 2011 en 12 december 2011, waarvan de ontvangst door Pretium niet is betwist. Uit die brieven kan worden afgeleid dat op die data de aansluiting nog immer niet functioneerde en dat dit (mede) reden was de overeenkomst met Pretium op te zeggen. De brief van 5 december 2011 houdt in dit verband met zoveel woorden in:
“(…) is dank zij het niet aansluiten reeds geruime tijd verstoken van de voor haar zo noodzakelijke kontakten.”Pretium beantwoordt die brief op 8 december 2011, maar komt op de gemelde storing niet terug. De brief van [A] van 12 december 2011 vermeldt:
“De aansluiting (…) is niet door u gerealiseerd. U bent op dit punt, na herhaaldelijk bellen (…) in gebreke gebleven.”Gelet op de inhoud van deze brieven had Pretium, mede gezien het feit dat aan de opzegging een termijn verbonden was en de klant gedurende die termijn de contractuele wederpartij van Pretium bleef en de rechtsbetrekking tussen partijen toen dus nog bestond, andermaal in actie moeten komen om de storing in de telefoonaansluiting van [A] te verhelpen. Zij heeft dit echter nagelaten. In zoverre vindt de berichtgeving van Kassa over de zaak [A] voldoende steun in de feiten. Niet kan worden gezegd dat deze onrechtmatig is. Daaraan doet niet af dat het item zwaar is aangezet door de inleiding en vormgeving ervan. Dit moge getuigen van slechte smaak, onrechtmatig is het niet. Grief 1 slaagt aldus.
incidentele grieven 1a, 1 b en 1cvan Pretium houden in (1a) dat de rechtbank een onjuiste samenvatting geeft van de misstanden die in de uitzending aan de orde worden gesteld, (1b) dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat Vara ten aanzien van de overige klachten niet onrechtmatig heeft gehandeld en (1c) dat zij voorts ten onrechte heeft geoordeeld dat het Vara vrijstond aandacht te besteden aan de verklaring van wilsonbekwaamheid. Pretium voert in de kern aan dat (ook) de (overige) berichtgeving geen steun vond in de feiten en dat Pretium ten onrechte beticht wordt van malafide praktijken.
“Vara wenste aan de kaak te stellen dat de communicatie tussen Pretium Telecom en de vaak oudere beoogde abonnees van Pretium Telecom regelmatig tot misverstanden leidde en dat de abonnees ten onrechte meenden dat zij met KPN van doen hadden en in die veronderstelling een aanbod van Pretium Telecom hebben aanvaard”, een adequate en toereikende weergave van de strekking van die uitzending. Dat sprake was van het bedoelde misverstand bij oudere abonnees volgt immers voldoende uit de (onder 2.11 van het vonnis aangehaalde) verklaringen die in de uitzending zijn afgelegd door onder meer nicht [A], mw. [B], mw. [C], tribunegast 2 en dhr. [D]. Het stond Vara vrij erover te berichten dat van (klachten als gevolg van) dergelijke misverstanden sprake was, ook al zou niet vaststaan dat die klachten gegrond waren. Of een dergelijk misverstand objectief gerechtvaardigd was, zoals Pretium omstandig en tot in detail betwist, is in dit verband evenmin van belang. Bij dit alles moet worden bedacht dat het in dezen gaat om veelal hoogbejaarde personen, waarbij het risico voor de hand ligt dat zij door de door Pretium gebruikte wijze van abonneewerving (namelijk het door middel van telemarketing veelal KPN-abonnees benaderen en een goedkoper abonnement aanbieden voor gebruik van het vaste netwerk van KPN) en door hun gebrek aan vertrouwdheid daarmee en met de aard van de door Pretium aangeboden dienst, onvoldoende beseffen dat zij door op dat aanbod in te gaan niet alleen een goedkope(re) aanbieding accepteren, maar ook naar een andere provider overstappen. Ten overvloede wordt overwogen dat het bestaan van een (door Pretium in het leven geroepen) coulanceregeling en het beroep op de toepassing daarvan (zoals bijvoorbeeld gedaan door dhr. [D], mw. [E], mw. [F] en mw. [G]) ook wijst op dergelijke misverstanden.
incidentele grieven 2a tot en met 2dzien alle op de gelegenheid tot wederhoor die Pretium is geboden. Pretium betoogt dat die gelegenheid onvoldoende is geweest en dat wederhoor in onvoldoende mate is verwerkt in de uitzending en op de website. Ook zou Vara gelet op het materiaal waarover zij beschikte een diffamerend beeld hebben geschetst van de wijze waarop Pretium omgaat met consumenten en heeft zij de klachten die in de uitzending aan de orde kwamen onterecht “geadopteerd” en aldus tot de hare gemaakt.
principale grieven 3 en 4slagen daarmee ook, terwijl
de incidentele grieven 3a tot en met 3c, 4, 5a en 5bfalen. Het vonnis zal worden vernietigd. De vorderingen van Pretium worden alsnog in hun geheel afgewezen. Zij moet worden veroordeeld aan Vara terug te betalen wat Vara ter uitvoering van het bestreden vonnis aan haar mocht hebben betaald. Pretium zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van de eerste aanleg en van het principale en incidentele hoger beroep.