ECLI:NL:RBAMS:2025:4459

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
27 juni 2025
Zaaknummer
C/13/758730 / HA ZA 24-1186
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige perspublicatie door Leidsch Dagblad met betrekking tot steekincident waarbij Jeroen Arbouw betrokken was

In deze zaak vordert Jeroen Arbouw, eisende partij, een verklaring voor recht dat de publicaties van Leidsch Dagblad onrechtmatig zijn. De artikelen, gepubliceerd op 30 maart, 3 april en 12 april 2024, behandelen een steekincident waarbij Arbouw als verdachte is aangehouden. De rechtbank weegt de vrijheid van meningsuiting van Leidsch Dagblad tegen het recht op eer en goede naam van Arbouw. De rechtbank concludeert dat de artikelen niet onrechtmatig zijn, omdat Leidsch Dagblad voldoende steun heeft gevonden in de feiten en de journalistieke zorgvuldigheid heeft nageleefd. De rechtbank wijst de vorderingen van Arbouw af en veroordeelt hem in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van journalistieke vrijheid en de bescherming van anonieme bronnen.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rolnummer: C/13/758730 / HA ZA 24-1186
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
JEROEN ARBOUW,
wonende te Noordwijk ,
eisende partij,
hierna te noemen: Arbouw ,
advocaat: mr. L. Keukens,
tegen

1.MEDIAHUIS NEDERLAND B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Mediahuis Nederland,
2.
MEDIAHUIS REGIONAAL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Leidsch Dagblad,
3.
MEDIAHUIS NL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Mediahuis NL,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: Mediahuis,
advocaat: mr. L. Broers.
De zaak in het kort
Arbouw maakt bezwaar tegen artikelen die in maart en april 2024 in Leidsch Dagblad zijn verschenen. De artikelen gaan over een steekincident dat op 27 maart 2024 heeft plaatsgevonden, waarbij Arbouw verdachte is en over spanningen tussen Arbouw en zijn buurtgenoten. Hierbij is de volledige naam van Arbouw genoemd.
Om te kunnen beoordelen of de publicaties in het Leidsch Dagblad onrechtmatig zijn, zoals Arbouw stelt, maakt de rechtbank een afweging tussen de vrijheid van meningsuiting van het Leidsch Dagblad en het recht op eer en goede naam van Arbouw . De rechtbank geeft geen oordeel over de feitelijke gang van zaken, met andere woorden of het waar is wat het Leidsch Dagblad in haar artikelen heeft geschreven. Leidsch Dagblad hoeft niet haar uitingen in de artikelen te bewijzen, maar moet onderbouwen dat haar uitingen voldoende steun vinden in bewijsmateriaal dat zij toen voor handen had.
De conclusie van het vonnis is het Leidsch Dagblad dat had en dat de artikelen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen. De artikelen van 30 maart, 3 april en 12 april 2024 zijn niet onrechtmatig.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 oktober 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 22 januari 2025, waarin de mondelinge behandeling is bepaald,
- het verkort proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 14 april 2025 en de daarin genoemde stukken. Van wat verder naar voren is gebracht zijn door de griffier aantekeningen gemaakt. Deze zittingsaantekeningen zijn in het procesdossier gevoegd.
1.2.
Daarna is een datum voor het vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Arbouw was (samen met zijn vrouw) bestuurder van de lokale politieke partij Bruisend Noordwijk. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2022 stond Arbouw als nummer 2 op de kandidatenlijst van de partij Bruisend Noordwijk. Tijdens de gemeenteraadsverkiezingen behaalde Bruisend Noordwijk één zetel. Die zetel werd bezet door [naam] (hierna: [naam] ), nummer 1 op de kandidatenlijst tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. [naam] heeft zich daarna afgesplitst en behield de zetel.
In april 2022 ontstond binnen Bruisend Noordwijk een geschil tussen Arbouw en [naam] dat ging (samengevat) over onregelmatigheden in de financiële administratie van de partij. Partijen hebben hierover meerdere gerechtelijke procedures gevoerd. Uiteindelijk hebben zij op 28 februari 2024 bij de rechtbank Den Haag een schikking getroffen. Daarover heeft het Leidsch Dagblad op 6 maart 2024 een artikel gepubliceerd.
Bruisend Noordwijk is per 30 december 2024 ontbonden.
2.2.
Mediahuis Regionaal is de uitgever van Leidsch Dagblad. Leidsch Dagblad is een regionale krant die wordt verspreid in Leiden en omliggende gemeenten.
2.3.
Mediahuis Nederland is aandeelhouder van Mediahuis Regionaal. Mediahuis Nederland is de uitgever van de landelijke dagbladen zoals De Telegraaf. Mediahuis NL is aandeelhouder van Mediahuis Nederland en een financiële holding.
2.4.
Op 27 maart 2024 heeft er een incident plaatsgevonden bij Arbouw thuis. Er zijn twee mannen het huis van Arbouw en zijn gezin binnengedrongen. Dit was een tuinman, die werkzaamheden heeft verricht voor Arbouw , samen met zijn vader. Arbouw heeft tijdens dit incident iemand gestoken met een mes. Arbouw en de binnengedrongen mannen zijn alle drie aangehouden als verdachte.
2.5.
De twee mannen, de tuinman en zijn vader werden verdacht van huisvredebreuk. Zij zijn verder niet vervolgd, die zaak is geseponeerd.
2.6.
Arbouw is als verdachte van poging tot doodslag in voorlopige hechtenis genomen. Op 29 maart 2024 is deze hechtenis verlengd met veertien dagen. Op 10 april 2024 is hij weer vrij gekomen.
2.7.
Op 28 maart 2024 heeft RTL5 in het programma 112 Vandaag op landelijke televisie bericht over het incident van 27 maart 2024 waarbij zij heeft vermeld dat sprake was van een steekincident. Ook worden in dit bericht enkele buurtbewoners (anoniem) aan het woord gelaten.
2.8.
Op 30 maart 2024 heeft Leidsch Dagblad een artikel gepubliceerd met (in de papieren versie) de titel: “‘Straaterreur’ Voorzitter Bruisend Noordwijk in opspraak door steekincident ‘Er moet een vuistdik dossier van hem liggen’” en (in de online versie) de titel: “Kopstuk Bruisend Noordwijk in de cel door steekincident. Buurt siddert onder zijn ‘straatterreur’. Er moet een vuistdik dossier van hem liggen’. De volledige versie van dit artikel is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis. Dit artikel gaat kort samengevat over het steekincident dat op 27 maart 2024 heeft plaatsgevonden, het feit dat Arbouw verdachte is en de spanningen tussen Arbouw en zijn buurtgenoten.
2.9.
Op 3 april 2024 heeft het Leidsch Dagblad een artikel gepubliceerd met de titel: “Buurtgenoten van vastzittend kopstuk Bruisend Noordwijk willen dat burgermeester ingrijpt. ‘Mensen zijn bang voor wat hij gaat doen als hij vrij komt’”. De volledige versie van dit artikel is opgenomen in bijlage II bij dit vonnis. Dit is een vervolgartikel op het artikel van 30 maart 2024 en belicht de kant van de buurtgenoten.
2.10.
Op 12 april 2024 heeft het Leidsch Dagblad een artikel gepubliceerd met de titel: “Voorzitter Bruisend Noordwijk wordt verdacht van poging tot doodslag, OM gaat in beroep tegen zijn vrijlating”. De volledige versie van dit artikel is opgenomen in bijlage III bij dit vonnis. Dit artikel gaat over de vervolging van Arbouw vanwege het steekincident.
2.11.
Het artikel van 30 maart 2024 in het Leidsch Dagblad heeft geleid tot verschillende vervolgpublicaties in andere media, zoals Blik op Noordwijk , Blik op Noordwijkerhout en Bollenstreek Omroep.
2.12.
Op 29 maart 2024 had de journalist van het Leidsch Dagblad contact opgenomen met Arbouw voor een poging tot wederhoor, maar dat bleek toen niet mogelijk omdat Arbouw in voorarrest zat. Op 8 april 2024 heeft de journalist van het Leidsch Dagblad nog een poging gedaan door middel van een Whatsappbericht aan Arbouw . Toen een reactie uitbleef, heeft de journalist op 12 april 2024 een e-mail met gelijke tekst aan Arbouw gestuurd. Diezelfde dag heeft Arbouw de journalist gebeld en gemeld dat hij binnen een week met een reactie zou komen. Op 19 april 2014 heeft de journalist, toen Arbouw nog niet had gereageerd, hem een herinnering gestuurd. Arbouw heeft daarop geantwoord:
“(…) Op dit moment heb ik geen enkele behoefte aan een inhoudelijke reactie op jouw e-mail van vrijdag 12 april 2024.
De kwestie is onder de rechter en daar hoort hij ook te zijn. (…)”

3.Het geschil

3.1.
Arbouw vordert – samengevat na eiswijziging – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. te verklaren voor recht dat Mediahuis onrechtmatig jegens Arbouw hebben gehandeld door publicatie van de artikelen van 30 maart, 3 april en 12 april 2024;
II. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen om de artikelen van 30 maart, 3 april en 12 april 2024 blijvend te verwijderen en verwijderd te houden van alle online en offline kanalen, waaronder in ieder geval de websites, sociale media kanalen en archieven van Mediahuis en daarvan bewijs aan de advocaat van Arbouw toe te zenden;
III. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen tot het plaatsen van een rectificatie in de digitale en de papieren versie van het Leidsch Dagblad, alsmede op de sociale mediakanalen van Mediahuis;
IV. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen om alle uitgevers van vervolgpublicaties, het vonnis toe te zenden en advertentieruimte in te kopen in de fysieke en/of online kanalen en te verzoeken om de onder III. gevorderde rectificatie te (doen) publiceren;
V. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen om de identiteit van de anonieme bron(nen) die de onterechte beschuldigingen over Arbouw heeft/hebben gedaan in het artikel van 30 maart 2024 aan Arbouw mede te delen;
VI. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat niet aan de in I tot en met V gevorderde veroordelingen wordt voldaan met een maximum van € 1.000.000,-;
VII. Mediahuis te veroordelen tot betaling van een voorschot van € 15.000-, ter vergoeding voor de door Arbouw geleden en nog te lijden schade ten gevolge van de onrechtmatige publicaties door Mediahuis en de overige door Arbouw geleden en nog te lijden schade nader op te maken bij staat en vereffenen volgens de wet;
VIII. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten te vermeerderen met de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek (BW);
IX. Mediahuis hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Arbouw legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat de publicaties van het Leidsch Dagblad van 30 maart, 3 april en 12 april 2024 onrechtmatig zijn. Arbouw en zijn gezin zijn op 27 maart 2024 in hun woning overvallen en Mediahuis heeft het leed wat hierdoor was veroorzaakt nog veel groter gemaakt door deze artikelen, in deze vorm, te publiceren en Arbouw met voor- en achternaam en woonadres aan te merken als dader van het incident. Arbouw wordt beschuldigd van ernstige (strafrechtelijke) gedragingen. Hiervoor bestaat geen rechtvaardiging omdat Arbouw geen publiek figuur is. De uitingen in de artikelen vinden geen steun in de feiten. Mediahuis onderbouwt haar stelling omtrent de juistheid van de inhoud van de artikelen door middel van anonieme verklaringen van buurtbewoners, maar die kwalificeren niet als bewijs waaruit de juistheid van de beschuldigingen aan het adres van Arbouw volgt. Terwijl deze uitingen ernstige gevolgen hebben voor Arbouw en zijn gezin. Hun leven is onherstelbaar veranderd. Wonen is voor hen in Noordwijk onmogelijk geworden. Arbouw en zijn gezin zijn daarom inmiddels verhuisd. Verder heeft er ook onvoldoende hoor en wederhoor plaatsgevonden. Dat de journalist van Leidsch Dagblad contact heeft proberen op te nemen met Arbouw toen hij in voorarrest zat, is geen redelijke poging. Als de journalist echt wederhoor had willen bieden, waren er andere mogelijkheden geweest, door bijvoorbeeld contact op te nemen met de partner van Arbouw of zijn advocaat. Het is niet redelijk om pas na twee weken na publicatie van het eerste artikel contact op te nemen met Arbouw .
Daarnaast vordert Arbouw op grond van artikel 843a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dat Leidsch Dagblad de relevante gegevens van de anonieme bron(nen) waar zij zich op heeft gebaseerd in de artikelen aan hem zal verstrekken. Arbouw heeft hierbij een rechtmatig belang om zijn rechtspositie te bepalen en in dat kader te weten welke bronnen onjuiste mededelingen over hem hebben gedaan.
3.3.
Mediahuis voert verweer. Mediahuis concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Arbouw , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van Arbouw , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Arbouw in de kosten van deze procedure.
Leidsch Dagblad betwist dat de artikelen onrechtmatig zijn. De artikelen behandelen een maatschappelijke kwestie, namelijk dat een lokale politicus als verdachte is opgepakt in verband met een steekincident. Daarbij hebben buurtbewoners verklaard dat deze politicus vaker het conflict opzoekt, door handhavingsverzoeken in te dienen bij de gemeente, civiele procedures te voeren tegen buurtgenoten en dat hij hen intimideert. Arbouw is als lokale politicus een publiek figuur en hij heeft vaker zelf de media opgezocht in eerdere conflicten met [naam] . De artikelen vinden voldoende steun in de feiten. Bovendien laat het Leidsch Dagblad hoofdzakelijk andere mensen aan het woord en heeft zij de door hen gebezigde kwalificaties zich niet eigen gemaakt. Dat maakt dat dit geen feiten zijn, maar waardeoordelen en die vinden op zijn minst enige basis in de feiten en in veel gevallen concrete en aantoonbare steun in de feiten. Leidsch Dagblad heeft Arbouw een mogelijkheid tot wederhoor geboden, maar hij heeft hier geen gebruik van gemaakt.
Met betrekking tot de inzagevordering geldt dat Leidsch Dagblad de gegevens van de anonieme bron(nen) waar zij zich op heeft gebaseerd in de artikelen niet aan Arbouw hoeft te verstrekken. Dat vormt een ontoelaatbare inbreuk op de journalistieke bronbescherming.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Toetsingskader
4.1.
Het recht van het Leidsch Dagblad op vrijheid van meningsuiting ingevolge artikel 10 EVRM kan slechts worden beperkt indien dit bij wet is voorzien en noodzakelijk is in een democratische samenleving, bijvoorbeeld ter bescherming van de goede naam en de rechten van anderen. Van een dergelijke beperking is sprake indien de publicaties onrechtmatig zijn jegens Arbouw in de zin van artikel 6:162 BW. Voor het antwoord op de vraag of dit het geval is, moeten alle wederzijdse belangen tegen elkaar worden afgewogen. Het belang van het Leidsch Dagblad is er met name in gelegen dat zij zich als journalistiek medium kritisch, informerend, opiniërend en waarschuwend moet kunnen uitlaten over kwesties die in de publieke belangstelling staan, terwijl het belang van Arbouw er met name in is gelegen dat hij niet lichtvaardig wordt blootgesteld aan verdachtmakingen en dat zijn privacy niet onnodig wordt geschonden.
4.2.
Welke van deze belangen de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen omstandigheden. Omstandigheden die bij de beoordeling van de (on)rechtmatigheid van een perspublicatie een rol kunnen spelen, zijn:
  • de aard van de gepubliceerde uitlatingen en de ernst van de te verwachten gevolgen voor degene op wie die uitlatingen betrekking hebben;
  • de ernst – bezien vanuit het algemeen belang – van de kwestie die de publicatie aan de kaak beoogt te stellen / raakt de publicatie aan een discussie die in de publieke belangstelling staat (
  • de mate waarin de uitlatingen steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal;
  • de totstandkoming van de publicatie;
  • de mate waarin degene op wie de publicatie is gericht een publiek figuur is, waarbij tevens van belang is welke functie hij bekleedt;
  • eerder gedrag van de betrokken persoon (
  • de aard en het bereik van het medium waarin de uitlating is gedaan.
4.3.
Arbouw stelt dat drie artikelen – 30 maart, 3 april en 12 april 2024 – onrechtmatig zijn. Deze zullen achtereenvolgens worden beoordeeld.
Artikel 30 maart 2024
4.4.
Arbouw heeft in eerste instantie gesteld dat het hele artikel onrechtmatig is, maar desgevraagd heeft hij op zitting toegelicht dat met name de volgende onderdelen volgens hem geen steun vinden in de feiten: dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden in het gemeentehuis, dat Arbouw het gemeentehuis is uitgezet, dat Arbouw handhavingsverzoeken heeft ingediend, dat er een verzoek is van buurtbewoners aan de burgermeester om tegen Arbouw op te treden. Ook is onjuist dat Arbouw [naam] zou dwingen om een schadeclaim te betalen, want dit is geen schadeclaim maar een dwangsom.
4.5.
De journalist van het Leidsch Dagblad heeft toegelicht hoe het artikel tot stand is gekomen. De journalist heeft al meerdere malen contact gehad met Arbouw over het conflict dat hij had met [naam] . Op 27 maart 2024 kreeg de journalist via 112-fotografen foto’s en informatie over het steekincident. Een dag later heeft één van de 112-fotografen contact gezocht en gemeld dat de verdachte van het steekincident Arbouw is. Een andere fotograaf bevestigt dit. De journalist meldt dit bij de hoofdredactie maar zij besluiten samen dat deze melding van de fotograaf op dat moment onvoldoende is om hierover te publiceren. Ze besluiten al wel om Arbouw met zijn naam in het artikel te noemen als inderdaad blijkt dat hij de verdachte is, vanwege zijn bekendheid in het dorp, het feit dat hij meerdere malen de publiciteit zocht en zijn politieke rol. Dat rechtvaardigt volgens hen bekendmaking van zijn identiteit.
Op 29 maart 2024 wordt de journalist gebeld door een raadslid die ook bevestigt dat het om Arbouw gaat. Het raadslid meldt verder ook de onrust in de straat waar Arbouw woont en geeft de naam en het nummer van één van de bewoners. De journalist neemt contact op met de bewoner en die onderstreept het door de raadslid geschetste beeld van Arbouw en intimiderend gedrag van Arbouw in de straat. Deze bewoner geeft de namen van mensen die door Arbouw zouden zijn gedupeerd. De journalist zoekt ook contact met hen en zij bevestigen het beeld en vertellen uitgebreid over (juridische) ruzies met hem.
Na dit contact overlegt de journalist nogmaals met de hoofdredacteur over het feit dat het artikel een nieuwe lading heeft gekregen vanwege het door de buren geschetste beeld van Arbouw . Samen besluiten zij dat het de moeite waard is om dit ook te vermelden als een artikel gepubliceerd gaat worden.
Hierna neemt de journalist contact op met politie en OM. Het OM bevestigt telefonisch dat de verdachte inderdaad Arbouw is en hij in voorarrest zit. De journalist neemt daarna contact op met Arbouw , hoewel hij weet dat dit tevergeefs is omdat hij voorarrest zit. Ook neemt de journalist contact op met de burgermeester of zij zich geroepen voelt om actie te ondernemen, maar de burgermeester laat weten geen commentaar te willen leveren.
Hierna overlegt de journalist nogmaals met zijn hoofdredacteur en samen besluiten zij dat dit bij elkaar voldoende bronnen zijn om het artikel te publiceren. Het artikel verschijnt de dag er na, 30 maart 2024, in de krant en online.
4.6.
Deze toelichting van de journalist geeft weer dat het artikel op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Iemand was verdacht van poging tot doodslag, het Leidsch Dagblad heeft geverifieerd bij meerdere bronnen dat dit Arbouw was en uiteindelijk hier pas over gepubliceerd nadat het OM dit had bevestigd. Dat zijn dus feiten waar zij in ieder geval over mag publiceren. Dat Leidsch Dagblad daarbij de afweging heeft gemaakt om ook de volledige naam van Arbouw te publiceren is begrijpelijk en gerechtvaardigd. Leidsch Dagblad heeft voldoende toegelicht dat zij deze afweging al vooraf had gemaakt omdat Arbouw is aan te merken als een publiek figuur. Dat heeft Leidsch Dagblad ook voldoende onderbouwd doordat zij, door Arbouw niet bestreden, heeft aangevoerd dat Arbouw nummer 2 op de lijst was van de politieke partij Bruisend Noordwijk tijdens de gemeenteraadsverkiezingen in 2022. Daarnaast is ook relevant dat hij een publiek figuur is omdat hij in andere publicaties over het conflict in de politieke partij tussen hem en [naam] ook al met naam en toenaam is genoemd, meest recent nog op 6 maart 2024 toen er een minnelijke regeling was bereikt tussen Arbouw en [naam] . Dat Arbouw ten tijde van publicatie van het artikel geen publiek figuur meer was, gaat dus ook niet op. Daarbij heeft Leidsch Dagblad ook in de verantwoording in het artikel opgenomen waarom zij Arbouw met voor- en achternaam heeft genoemd, zodat dit ook voor de lezer duidelijk is.
4.7.
Dat tijdens onderzoek ook de invalshoek met betrekking tot de buurt/buren naar voren kwam mocht bij de publicatie worden betrokken. Leidsch Dagblad heeft meerdere buren gesproken die hierover hebben verteld. Daarvoor geldt dat uitlatingen van derden niet onomstotelijk hoeven komen vast te staan. Een journalist mag ook gebruik maken van verklaringen van bronnen, ook als deze anoniem zijn, zolang een journalist maar zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de geloofwaardigheid van de door die bronnen afgelegde verklaringen. [1] Leidsch Dagblad heeft daarbij een boodschappersfunctie vervuld van buurtbewoners aan het publiek en haar komt daarbij een grote vrijheid toe bij het weergeven van die uitingen van derden, ook als die beschuldigend van aard zijn. In het artikel heeft Leidsch Dagblad voldoende duidelijk gemaakt aan de lezer dat om uitlatingen van derden/buren gaat door gebruik van aanhalingstekens en formuleringen zoals “vermoeden verschillende straatgenoten”, “de buurtgenoten zeggen”, “weet een van de omwonenden”, “meent een van hen” en “bewoners schetsen”.
Bovendien vinden de uitingen, voor zover gepresenteerd als feiten, voldoende steun in het feitenmateriaal. Leidsch Dagblad heeft voldoende onderzoek gedaan naar de geloofwaardigheid van deze verklaringen. Meerdere buurtbewoners hebben het bestaan van klachten bevestigd en ook verschillende gemeenteraadsleden in Noordwijk hebben dit bevestigd.
4.8.
Hierdoor zijn ook vier van de vijf uitingen waarvan Arbouw specifiek meende dat die onvoldoende steun hadden in het feitenmateriaal niet onrechtmatig, namelijk: dat er een hoorzitting heeft plaatsgevonden in het gemeentehuis, Arbouw het gemeentehuis is uitgezet, Arbouw geen handhavingsverzoeken heeft ingediend, en er geen verzoek is van buurtbewoners aan de burgermeester om tegen Arbouw op te treden. Bij al deze uitingen is namelijk in het artikel vermeld dat het een verklaring van een buurtbewoner gaat en niet een door Leidsch Dagblad gepresenteerd feit.
Zo staat er over de handhavingsverzoeken ‘
bewoners schetseneen beeld … Arbouw zou voortdurend in de weer zijn om buren het leven zuur te maken … tot handhavingsverzoeken en kort gedingen’ [onderstreping, rb]. En over het verzoek van buurtbewoners aan de burgermeester om tegen Arbouw op te treden, de hoorzitting bij de gemeente en het uit het gemeentehuis zetten: ‘Ten einde raad is een delegatie uit de straat met burgermeester (…) gaan praten.
De buren hebben haar gevraagdin te grijpen.
Volgens een van henheeft de burgermeester Arbouw op het matje geroepen, waarna die zich –
aldus de straatgenoot– zo vervelend gedroeg dat hij door een bode het gemeentehuis is uitgezet.’ [onderstreping, rb].
4.9.
Ook de door Arbouw als vijfde genoemde uiting over het gebruik van het woord schadeclaim in plaats van dwangsommen is niet onrechtmatig. Het klopt juridisch gezien dat dit niet hetzelfde is, maar een gemiddeld lezer kent dit onderscheid niet. Het gaat in beide gevallen om betalingen van een geldsom, die Arbouw betaald wilde krijgen door middel van het leggen van beslag, omdat [naam] zich niet hield aan rechterlijke veroordeling tot het leveren van de ledenlijst van Bruisend Noordwijk. Het gaat te ver om dit als onrechtmatig te beschouwen.
Dat in het artikel overigens een stukje is opgenomen over de (juridische) procedures die hebben gespeeld tussen Arbouw en [naam] is niet onrechtmatig. Wat hierover in het artikel staat, is feitelijk juist. De stelling van Arbouw dat dit alleen maar is opgenomen om het artikel een publiek karakter te geven wordt niet gevolgd.
4.10.
Ten aanzien van het recht op wederhoor wordt ten eerste opgemerkt dat er geen absoluut recht op wederhoor bestaat. [2] In eerste instantie was wederhoor niet mogelijk, omdat Arbouw voorafgaand aan de publicatie in voorlopige hechtenis zat. Arbouw stelt dat de journalist dan contact had kunnen en moeten opnemen met de partner van Arbouw of zijn advocaat. Dit gaat niet op omdat het recht van wederhoor niet zo ver gaat dat de journalist bij onmogelijkheid om met Arbouw contact te leggen zich tot anderen zou moeten richten met het verzoek namens hem te reageren, nog daargelaten of zij daartoe bevoegd of in staat zouden zijn. Bovendien was wederhoor ook nog mogelijk na publicatie van het artikel en dat is hier ook geprobeerd via de berichten die de journalist in april 2024 naar Arbouw heeft gestuurd (zie 2.12). Toen heeft Arbouw er echter zelf voor gekozen om van de mogelijkheid tot wederhoor geen gebruik te maken. Het verwijt dat hem geen gelegenheid tot wederhoor is gegeven is dus ongegrond.
4.11.
Tot slot geldt dat media redactionele vrijheid hebben en het aan hen is hoe zij hun eigen journalistieke publicaties inkleden en hoe zij het verslag van hun onderzoek weergeven. [3] Dit betekent dat Leidsch Dagblad zelf mag bepalen welke onderdelen zij wel opneemt en welke niet. Enige overdrijving is hierbij toegestaan. Een voorbeeld hiervan is dat in de kop het woord ‘straatterreur’ is gebruikt. Bovendien mag in de kop van een artikel ook meer ongenuanceerd zijn om de aandacht van het publiek te trekken. [4]
4.12.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het artikel van 30 maart 2024 niet onrechtmatig is.
Artikel 3 april 2024
4.13.
Het artikel van 3 april 2024 is een vervolgartikel van het artikel van 30 maart 2024. Hiervoor geldt hetzelfde als voor het artikel van 30 maart 2024 is beslist. Ook bij dit artikel vervult het Leidsch Dagblad haar rol als boodschapper. Dit artikel gaat met name over wat buren en omwonenden vinden. Daarom geldt hiervoor hetzelfde als hiervoor is overwogen in 4.7. Het artikel van 3 april 2024 is niet onrechtmatig.
Artikel 12 april 2024
4.14.
Het artikel van 12 april 2024 geeft een aantal feiten weer: de verdenking van Arbouw van poging tot doodslag, de voorlopige hechtenis, zijn vrijlating, dat het OM hiertegen in hoger beroep gaat en dat de andere twee verdachten bij het steekincident van 27 maart 2024 worden verdacht van huisvredebreuk. Dit zijn allemaal feiten die door Arbouw niet worden betwist en die Leidsch Dagblad ook voldoende heeft onderbouwd. Verder heeft Arbouw niet concreet gesteld en onderbouwd welke onderdelen uit dit artikel onwaar zouden zijn, of anderszins inbreuk maken op zijn eer en goede naam. Dat betekent dat ook dit artikel niet onrechtmatig is.
Gevolgen vorderingen
4.15.
De conclusie is dat alle drie de artikel niet onrechtmatig zijn. De overige verweren – dat Arbouw jegens Mediahuis Nederland of Mediahuis NL niet ontvankelijk is – behoeven daarom geen verdere bespreking. Omdat de artikelen niet onrechtmatig zijn worden de gevorderde verklaring voor recht, de vorderingen tot verwijdering van de artikelen, rectificatie, de uitgevers van de vervolgpublicatie de rectificatie te doen laten publiceren en de gevorderde schadevergoeding afgewezen.
Inzagevordering
4.16.
Daarnaast heeft Arbouw inzage gevorderd in de gegevens van de anonieme bronnen van Leidsch Dagblad, op grond van het in deze procedure nog toepasselijke art. 843a Rv (oud). Deze vordering zal ook worden afgewezen, vanwege het volgende.
4.17.
Het beginsel van journalistieke bronbescherming dient ter bescherming van anonieme bronnen, teneinde een
chilling effectop de persvrijheid te voorkomen. Indien journalisten (te) makkelijk kunnen worden verplicht de identiteit van anonieme bronnen te onthullen, kan dit er immers toe leiden dat bronnen ook anoniem niet meer durven te spreken met journalisten en op deze manier misstanden in de samenleving kunnen blijven voortbestaan.
Het openbaar maken van bronnen is alleen in uitzonderlijke situaties toelaatbaar, wanneer
“een overweldigend publiek belang”dit rechtvaardigt. [5] Arbouw heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat hier sprake van is. Hij heeft aangevoerd dat hij wil weten wie deze leugens over hem heeft verspreid. Dat is echter geen publiek belang, laat staan een “overweldigend publiek belang” dat zo zwaar weegt dat de bronbescherming daarvoor zou moeten wijken. Ook al zouden de bronnen leugens hebben verteld, dan nog geldt de bronbescherming.
4.18.
Aan de stelling van Arbouw dat ook Mediahuis het recht op bronbescherming heeft geschonden (door Whatsappcorrespondentie in deze procedure te overleggen) wordt niet toegekomen omdat Arbouw hier verder geen vordering aan heeft verbonden.
Overigens is van openbaarmaking van die Whatsapp-correspondentie geen sprake geweest, omdat processtukken niet openbaar zijn.
Proceskosten
4.19.
Arbouw is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Mediahuis worden begroot op:
- griffierecht
2.889,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
4.295,00
4.20.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van Arbouw af,
5.2.
veroordeelt Arbouw in de proceskosten van € 4.295,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als Arbouw niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt Arbouw tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, rechter, bijgestaan door mr. E.H. van Kolfschooten, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
BIJLAGE I - Artikel 30 maart 2024
BIJLAGE II – artikel 3 april 2024
BIJLAGE III – artikel 12 april 2024

Voetnoten

1.Rechtbank Amsterdam 23 oktober 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:7935.
2.Zie o.a. Rechtbank Rotterdam 17 december 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:10259, Hof Amsterdam 14 juli 2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2887
3.Zie bijvoorbeeld EHRM 10 november 2015, nr. 40454/07 en Hof Den Haag 28 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:810.
4.Hof Amsterdam 5 maart 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:BZ5009 (
5.EHRM 27 maart 1996, no. 17488/90, NJ 1996, 577 (