5.3Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden inremand regimes
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen.Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
Ten aanzien van de vraag of het vastgestelde algemeen reëel gevaar ook betekent dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar bestaat dat zijn grondrechten bij overlevering worden geschonden, heeft de rechtbank kennisgenomen van de aanvullende informatie die op verzoek van het Openbaar Ministerie door de Poolse autoriteiten is verstrekt.
Op 28 april 2025 heeft
The Circuit Prosecutor’s Office in Sieradzper brief onder meer de volgende informatie verstrekt:
"A. The suspect, [opgeëiste persoon] , after being handed over to Poland, will initially stay for a few to several days in the detention centre closest to the place where the suspect was taken over by Polish Police officers, and then, upon the prosecutor's order, he will be transported in accordance with the district of detention to the Penal Institution in Sieradz, where a preventive measure in the form of temporary detention will be executed."
Op 9 mei 2025 heeft het Openbaar Ministerie naar aanleiding van deze informatie aanvullende vragen gesteld. De
The Circuit Prosecutor’s Office in Sieradzheeft op 13 mei 2025 de volgende informatie verstrekt:
"A. The suspect, [opgeëiste persoon] in the Penal Institution in Sieradz will be provided with a residential cell space of at least 3 (three) square metres of personal space, excluding sanitary facilities.
B. If [opgeëiste persoon] decides to participate in all the activities on offer of 2-3 hours and 1 hour of walking, he will spend about 20 hours in his residential cell per day."
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden omdat de opgeëiste persoon al sinds begin april met dwangzorg is opgenomen in een Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC) in Nederland. De opgeëiste persoon is suïcidaal en is in hongerstaking. Uit een rapport van de
European Union Agency for Fundamental Rights(FRA) van 29 april 2024 blijkt dat er een gebrek is aan medische staf en dat er slechts één ziekenhuis in Polen is waar chronisch zieken geplaatst kunnen worden. Het is onduidelijk of de opgeëiste persoon in een specialistische instelling kan worden geplaatst. Subsidiair stelt zij zich op het standpunt dat aanvullende vragen gesteld moeten worden omtrent de situatie van psychiatrische patiënten in Poolse gevangenissen.
Daarnaast betoogt de raadsvrouw dat uit de antwoorden van de Poolse autoriteiten niet blijkt hoeveel uur de opgeëiste persoon daadwerkelijk buiten de cel zal verblijven. De opgeëiste persoon kan namelijk in theorie wel deelnemen aan activiteiten, maar dit kan feitelijk niet worden gegarandeerd gelet op zijn medische omstandigheden. Ook blijkt niet uit de antwoorden in welke detentie-instelling hij na overlevering zal worden geplaatst.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat er een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten is vastgesteld vanwege de detentieomstandigheden in de
remand regimesen dat de uitvaardigende justitiële autoriteit dit gevaar heeft weggenomen door een individuele garantie af te geven voor de opgeëiste persoon. Deze garantie volstaat.
Verder geldt dat er geen algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten is vastgesteld ten aanzien van psychiatrische patiënten waardoor niet toegekomen wordt aan de vraag of er ook een individueel gevaar is voor de opgeëiste persoon.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank oordeelt als volgt.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties.De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Poolse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in het
remand regimewaar hij na overlevering in zal worden geplaatst geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). De rechtbank stelt in dat kader allereerst op grond van voornoemde individuele garantie van 28 april 2025 en 9 mei 2025 vast dat de opgeëiste persoon na overlevering een persoonlijke celruimte van minimaal drie vierkante meter in
the remand prison in Sieradzzal krijgen, exclusief sanitair. De rechtbank stelt op basis van de individuele garantie tevens vast dat de opgeëiste persoon ten minste één uur per dag kan wandelen en 2 à 3 uur per dag kan meedoen aan culturele en educatieve activiteiten.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat het algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon niet is weggenomen door de garantie nu uit de antwoorden van de Poolse autoriteiten blijkt dat onduidelijk is waar hij de eerste dagen na zijn overlevering wordt gedetineerd, overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank gaat er van uit dat het verblijf in deze instelling van zeer korte duur zal zijn (in de brief van 28 april 2025 wordt vermeld dat het gaat om ‘a few to several days’) omdat al bekend is naar welke detentie-instelling de opgeëiste persoon vervolgens zal worden overgeplaatst. De rechtbank heeft al in eerdere uitspraken geoordeeld dat, ook als ervan uit moet worden gegaan dat ten aanzien van de eerste detentie-instelling niet kan worden gegarandeerd dat de opgeëiste persoon voldoende tijd per dag buiten de cel kan verblijven, dit niet als onmenselijke of vernederende behandeling kan worden beschouwd gelet op de korte duur van het verblijf.
Voor zover bij de opgeëiste persoon sprake is van psychiatrische problematiek vormt dit geen beletsel om de overlevering toe te staan. Door de rechtbank is geen algemeen gevaar van
schending van de grondrechten vastgesteld ten aanzien van psychiatrische (gedetineerde) patiënten.
Het door de raadsvrouw overgelegde rapport van het FRA van 29 april 2024 wijst weliswaar op de wachttijden voor een psychiatrisch consult in Poolse detentie-instellingen, die tot enkele maanden kunnen oplopen, maar dat is onvoldoende voor de vaststelling dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerde psychiatrische patiënten in Polen. De raadsvrouw heeft verder ook geen andere objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens naar voren gebracht die aanleiding geven voor een ander oordeel. De rechtbank beschikt ook ambtshalve niet over dergelijke gegevens.
Verder is niet voldoende concreet onderbouwd dat de opgeëiste persoon vanwege zijn medische situatie niet zal kunnen deelnemen aan activiteiten. Voor zover de medische situatie al daaraan in de weg zou staan, dan is dit op zichzelf geen aanleiding om aan te nemen dat de opgeëiste persoon aan onmenselijke of vernederende omstandigheden zal worden blootgesteld. Dat zou immers alleen het geval zijn als er een algemeen gevaar is dat de medische zorg in Poolse detentieomstandigheden dermate tekortschiet dat er een reëel risico is op schending van artikel 4 van het Handvest. De rechtbank heeft een dergelijk algemeen gevaar niet eerder aangenomen en de raadsvrouw heeft geen objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens overgelegd waaruit dit zou kunnen volgen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank verwerpt het verweer.