ECLI:NL:RBAMS:2025:2308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
13/389465-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 2 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 9 december 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat op 22 april 2021 door de Poolse autoriteiten was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de zittingen op 4 februari, 18 februari en 19 maart 2025 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude. Tijdens de zittingen is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in Polen besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in Warschau zal worden gedetineerd en dat de detentieomstandigheden voldoen aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de detentieomstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat het algemene gevaar voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon is weggenomen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren die zich daartegen verzetten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/389465-24
Datum uitspraak: 2 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 9 december 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2021 door
the Circuit Court in Katowicein Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 4 februari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen
met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 18 februari 2025
Bij deze tussenuitspraak is vastgesteld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering eerst terecht zal komen in de detentie-instelling van Warschau en dat hij van daaruit zal worden geplaatst in de detentie-instelling van Myslowice of die van Tarnowskie Góry.
Verder is geconcludeerd dat op grond van de aanvullende informatie het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon van schending van zijn grondrechten ten aanzien van het
remand regimevan de detentie-instelling van Myslowice is weggenomen. Het onderzoek is heropend en geschorst voor onbepaalde tijd waarbij de rechtbank via de officier van justitie vragen aan de Poolse autoriteiten heeft gesteld over de detentie-instellingen van Warschau en van Tarnowskie Góry.
Daarnaast is de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van
artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 19 maart 2025
De behandeling van het EAB is – na toestemming – in gewijzigde samenstelling voortgezet in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 18 februari 2025

Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten, over artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU en over de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Polen

Inleiding

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 7. van de tussenuitspraak van 18 februari 2025. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de opgevraagde informatie door de officier van justitie na de tussenuitspraak van 18 februari 2025 hebben de Poolse autoriteiten bij brief van 6 maart 2025, voor zover relevant, als volgt geantwoord:
“(…)
In response to question No. 1, I would like to inform you that it is not possible to determine
precisely the approximate time when [opgeëiste persoon] will be transported to another penitentiary unit. In similar cases, the time is approximately 1-2 weeks.
In response to question No. 2, I communicate that it follows from the information provided by the Remand Centre Warszawa - Bialolyka that, in accordance with the currently applicable legal regulations regarding the method of measuring the living quarters for incarcerated, the area of the living cell per convict is no less than 3 m2. The area of a living space does not include window and radiator recesses, as well as the area outside internal bars and separate sanitary annexes.
In response to question number 3, I communicate that, according to the information
provided by the Remand Centre Warszawa - Bialolyka, [opgeëiste persoon]
will have the right to take at least an hour's walk per day, to participate in cultural and educational activities as well as physical education and sports activities organised within the premises of the prison establishment, carried out on the basis of a weekly schedule.
The schedules of cultural and educational activities are set for each residential unit individually and it is not possible to determine clearly which penitentiary unit [opgeëiste persoon] will be staying. (…) There is no specific number of hours that a detainee can spend outside his/her cell each day.
In response to question number 4, I inform you that the suspect [opgeëiste persoon] will be provided with at least 3 m2 of space in a residential cell during his stay in the Remand Centre in Tarnowskie Góry, in accordance with the applicable regulations. The indicated area does not include sanitary room.
In response to question number 5, I would like to inform you that in the Remand Centre in Tarnowskie Góry temporary detainees may benefit from the following activities outside their living cells: walking (1 hour a day), activities in the community room (1 hour a day), religious services (depending on their reported needs). In addition, they can use the library's collection of books and cultural and educational activities organised in the unit (workshops, meetings with representatives of culture, concerts organised occasionally on the premises of the detention centre), upon prior notification of such a need. The time spent outside the residential cell, when participating in standard activities (walking, activities in the community room, religious services, conversation with an educator or psychologist) is approximately 2-3 hours per day.”
Standpunt van de officier van justitie
Nu uit de aanvullende informatie van 6 maart 2025 van de Poolse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon één tot twee weken in het
remand regimevan de detentie-instelling van Warschau zal verblijven zal op grond van het arrest ML [4] van het Hof van Justitie van de Europese Unie de detentieomstandigheden moeten worden onderzocht.
In de aanvullende informatie staat vermeld dat de opgeëiste persoon over persoonlijke ruimte van 3m2 zal kunnen beschikken, dat hij in elk geval één uur per dag buiten de cel kan wandelen en dat niet precies kan worden gezegd hoeveel uur hij per dag buiten de cel zal kunnen verblijven.
In principe is deze informatie volgens rechtspraak van deze rechtbank onvoldoende om het algemeen gevaar weg te nemen maar de korte duur van het verblijf in deze detentie-instelling kan als compenserende factor worden meegewogen naast de mogelijkheid van één uur per dag verblijf buiten de cel. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat gelet op deze informatie het algemene gevaar voor deze detentie-instelling wordt weggenomen. Artikel 11 OLW vormt dan ook geen beletsel.
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de door de Poolse autoriteiten gegeven garantie voldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar weg te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Warschau
De rechtbank overweegt dat zij gelet op voornoemd arrest ML [5] van het Hof van Justitie van de Europese Unie uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken in de penitentiaire inrichting(en) waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, op tijdelijke of voorlopige basis.
Uit de aanvullende informatie van 6 maart 2025 van de Poolse autoriteiten volgt dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering één tot twee weken in het
remand regimevan de detentie-instelling van Warschau zal worden geplaatst alvorens hij in een andere detentie-instelling zal worden geplaatst. Gelet hierop zal de rechtbank (ook) de detentieomstandigheden van de detentie-instelling van Warschau moeten onderzoeken.
De vraag die thans voorligt is of het reeds bij uitspraak van 5 juni 2024 aangenomen algemene gevaar op schending van artikel 4 Handvest is weggenomen door de aanvullende informatie van 6 maart 2025 [6] van de Poolse autoriteiten.
In de aanvullende informatie staat – kort gezegd – dat de opgeëiste persoon de mogelijkheid heeft tot ten minste één uur wandelen buiten de cel en dat hij kan deelnemen aan verschillende activiteiten die in de detentie instelling van Warschau worden georganiseerd.
De vraag hoeveel uur de opgeëiste persoon per dag buiten zijn cel aan activiteiten kan besteden kan volgens de Poolse autoriteiten niet worden beantwoord. Daarnaast staat vermeld dat de opgeëiste persoon de beschikking zal krijgen over 3 m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitair.
De rechtbank acht deze informatie voldoende om het eerder vast gestelde algemene gevaar weg te nemen. Hoewel in andere zaken de rechtbank heeft aangenomen dat een opgeëiste persoon minstens 2 uur per dag buiten de cel moet kunnen verblijven in het geval van persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel tussen de 3 en 4 m2 exclusief sanitair, is de rechtbank van oordeel dat het korte verblijf in deze detentie-instelling meebrengt dat de omstandigheid dat de opgeëiste persoon minder dan 2 uur (maar tenminste één uur) per dag buiten zijn cel kan verblijven geen onmenselijke of vernederende behandeling oplevert.
Artikel 11 OLW vormt dan ook geen beletsel voor de overlevering van de opgeëiste persoon.
Tarnowski Gory
Uit de aanvullende informatie blijkt dat de opgeëiste persoon de beschikking zal krijgen over drie m2 persoonlijke ruimte exclusief sanitair en dat hij
aproximatelytwee tot drie uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. De rechtbank is op basis van deze informatie van oordeel dat vast is komen te staan dat de opgeëiste persoon ten minste 2 uur per dag buiten zijn cel kan verblijven en dat daarom het eerder vastgestelde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Artikel 11 OLW vormt dan ook geen beletsel tot overlevering van de opgeëiste persoon.

5.Artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd.
In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [7]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
- het onderzoek is aangevangen in Polen;
- het bewijs bevindt zich in Polen;
- de verdovende middelen zijn in Polen ingevoerd;
- de medeverdachten bevinden zich in Polen;
- het Nederlandse Openbaar Ministerie is niet voornemens te vervolgen voor deze feiten.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormt om de weigeringsgrond toe te passen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Katowice(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. M. Westerman en D.M.S. Gribling, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Ter publicatie aangeboden.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt
7.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.