ECLI:NL:RBAMS:2025:2826

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2025
Publicatiedatum
30 april 2025
Zaaknummer
1303256225
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse justitiële autoriteit

Op 3 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen was uitgevaardigd. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank. De opgeëiste persoon, geboren in Polen en gedetineerd in Nederland, was niet persoonlijk verschenen bij de rechtszitting, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, ondanks de zorgen over de detentieomstandigheden in Polen, omdat er geen bewijs was dat de opgeëiste persoon een individueel reëel gevaar van schending van zijn recht op een eerlijk proces zou ondervinden. De rechtbank heeft ook de relevante wetsbepalingen genoemd die van toepassing zijn op deze zaak, waaronder de Opiumwet en de Wegenverkeerswet. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-032562-25
Datum uitspraak: 3 april 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 31 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 augustus 2022 door
the Circuit Court in Sieradz – II Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor de sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the District Court in Zduńska Wolavan 30 maart 2021, met kenmerk II K 16/21
(final and enforceable from 06.04.2021).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, één maand en 29 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
In de toelichting onder rubriek d.2. van het EAB is het volgende vermeld:
“(…) The sentenced person did not appear at the hearing. A legal counsel of his choice appeared at the hearing. The sentenced person' s defence lawyer declared that the sentenced person knew about the date and time of the hearing. (…)”
Voorts heeft de opgeëiste persoon bij het verhoor tijdens zijn voorgeleiding aan de rechtbank op 31 januari 2025 verklaard dat hij in Polen een gemachtigd advocaat had die hem ter zitting heeft verdedigd.
De rechtbank is, gelet op deze informatie, van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
overtreding van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank de beslissing over de overlevering van de opgeëiste persoon dient aan te houden om de ontwikkelingen ten aanzien van de detentieomstandigheden in Barczewo en Potulice af te wachten. Weliswaar heeft de rechtbank recent geoordeeld dat geen algemeen reëel gevaar wordt aangenomen voor de gevangenis in Barczewo, maar niet dat daardoor geen sprake meer is van zorgelijke omstandigheden. In de gevangenis van Potulice speelt vergelijkbare geweldsproblematiek. Het is prematuur om nu al de conclusie te trekken dat de genomen maatregelen afdoende zijn. De situatie in Potulice is van belang omdat niet is gebleken in welke gevangenis de opgeëiste persoon zijn gevangenisstraf moet uitzitten.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 11 OLW niet aan overlevering in de weg staat, nu de rechtbank recentelijk heeft geoordeeld dat op dit moment geen algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling bestaat voor opgeëiste personen die – in het kader van de executie van vrijheidsstraffen – in Polen worden gedetineerd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in een andere zaak [6] vragen gesteld over de detentieomstandigheden in de gevangenis in Barczewo. De rechtbank heeft in die zaak op 14 februari 2025 uitspraak gedaan [7] , waarin zij tot het oordeel komt dat er geen algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in die gevangenis worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Met betrekking tot de gevangenis in Potulice heeft de rechtbank recentelijk geoordeeld dat evenmin sprake is van een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling. [8] Hetgeen de raadsman heeft aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel, nu dit niet met objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens is onderbouwd.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2. Verder staan er geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is er geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10 en 11 Opiumwet, 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Circuit Court in Sieradz - II Criminal Division,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James - Pater en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp en G. Riedijk, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 3 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (