Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[verzoeker 1] B.V.,
2.
[verzoeker 2],
[verzoeker 1],
[verzoeker 2]en samen:
[verzoekers]),
1.STICHTING NEDERLANDS FONDS VOOR DE FILM,
NFF),
2.STICHTING CO-PRODUCTIEFONDS BINNENLANDSE OMROEP,
CoBO),
3.[verweerder 3] ,
[verweerder 4],
[verweerder 5] B.V.,
[verweerder 3],
[verweerder 4]en
[verweerder 5]en samen:
[verweerders]),
1.De procedure
[naam film 1] en de [naam film 2](2014), onregelmatigheden bevatte. Een accountant van het accountantskantoor MTH – de toenmalige accountant van [verzoeker 1] – had een goedkeurende controleverklaring afgegeven voor deze eindafrekening. Naar aanleiding van een klacht daarover van NFF heeft MTH erkend te zijn tekort geschoten bij de uitvoering van haar controlewerkzaamheden.
[naam film 2](2013) enkele onregelmatigheden bevatte. NFF en CoBO waren subsidieverstrekker respectievelijk medefinancier van deze film.
[naam film 2]. Het onderzoek werd namens [verweerder 5] uitgevoerd door [verweerder 3] en [verweerder 4] .
[naam film 2]op verschillende punten niet deugde.
[naam film 2]heeft [verzoeker 1] geen films of televisieseries geproduceerd met financiering van NFF of CoBO.
3.Het verzoek en het verweer
fishing expedition. [verweerders] voeren verder aan dat de feiten omtrent de aanpak van het onderzoek door [verweerders] niet ter discussie staan. Partijen hebben daarover al gedebatteerd ten overstaan van Accountantskamer, die bovendien heeft geoordeeld dat de klacht tegen [verweerder 3] en [verweerder 4] geheel ongegrond is. Daarnaast stellen CoBO en NFF zich op het standpunt dat [verzoekers] onvoldoende belang hebben bij een voorlopig getuigenverhoor en misbruik maken van recht door daarom te verzoeken.
4.De beoordeling
fishing expedition.Het voorlopig getuigenverhoor over de onder 1 tot en met 4 opgesomde punten in rechtsoverweging 3.1. wordt daarom afgewezen. Daarbij is het volgende van belang.
[naam film 1] en de [naam film 2]niet voldeed aan de reglementen van NFF en dat NFF daarom overwoog vervolgstappen te nemen. Op 19 december 2019 informeerde [naam 4] , mede namens CoBO, dat een onderzoek zou worden uitgevoerd door [verweerder 5] naar de eindafrekening van de film
[naam film 2]. In dezelfde e-mail benadrukte [naam 4] dat de bevindingen van MTH naar aanleiding van haar onderzoek naar eerdere eindafrekeningen van [verzoeker 1] en afwijkingen tussen de onderbouwing van de eindafrekeningen gericht aan enerzijds NFF en anderzijds CoBO aanleiding waren voor dat onderzoek. Op 13 januari 2020 reageerde [verzoeker 2] op de verwijten van NFF en CoBO met betrekking tot de onregelmatigheden in de eindafrekeningen en gaf hij aan dat [verzoeker 1] mee zou werken aan het onderzoek. Uit deze correspondentie komt naar voren wat de aanleiding was voor NFF en CoBO om aan [verweerder 5] opdracht te gegeven voor het onderzoek en (voor CoBO) om hangende het onderzoek geen financiële bijdragen aan [verzoeker 1] te verstrekken, namelijk de onregelmatigheden in eerdere eindafrekeningen van [verzoeker 1] . Welke andere feiten [verzoekers] tijdens een getuigenverhoor willen onderzoeken met betrekking tot de aanloop naar het onderzoek door [verweerder 5] wordt niet duidelijk uit het verzoekschrift en de aanvullingen die [verzoekers] daarop tijdens de zitting hebben gedaan. In zoverre voldoet het verzoek niet aan de eisen die de wet in artikel 187 lid 3 sub b Rv stelt.
fishing expeditionis bovendien onvoldoende onderbouwd. Het verzoek is ook niet in strijd met de eisen van een goede procesorde en van een ander zwaarwichtige reden om het verzoek toch af te wijzen is evenmin gebleken.
5.De beslissing
binnen twee wekenna de datum van deze beschikking schriftelijk aan de rechtbank – ter attentie van de rekestenadministratie van de afdeling Privaatrecht, team Handelszaken – de getuigen en de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten in de maanden
juni tot en met augustusmoet opgeven waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald,