19.3Verweerder heeft daarnaast de nadelige gevolgen van de subsidiewijzigingen en terugvorderingen voor eiseressen niet onevenredig gevonden. De bestreden besluiten hebben voor eiseressen financieel nadelige gevolgen omdat zij minder subsidie krijgen en een deel van het ontvangen voorschot moeten terugbetalen. Er is echter geen aanleiding om in dit geval dit financiële nadeel als onevenwichtig te beoordelen. De ratio van het evenredigheidsbeginsel is niet het tegengaan van nadelige gevolgen van besluitvorming, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen.Het financiële nadeel is daartoe onvoldoende. De rechtbank is niet gebleken dat de subsidiewijzigingen en terugvorderingen zodanig ingrijpend zijn voor eiseressen dat verweerder daar geheel of gedeeltelijk van af had moeten zien.
20. Ten aanzien van de CRTV overweegt de rechtbank als volgt.
Aan de intrekking van de toegekende compensatie ligt artikel 7:673e, vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek ten grondslag. Deze bepaling is dwingendrechtelijk geformuleerd. Dit betekent echter niet dat verweerder altijd tot intrekking moet overgaan als ten onrechte een compensatie is toegekend. Er kan immers sprake zijn van bijzondere omstandigheden, waarbij strikte toepassing van dwingendrechtelijke bepalingen zozeer in strijd is te achten met algemene rechtsbeginselen dat op die grond toepassing daarvan geen rechtsplicht meer kan zijn.Het is daarbij vaste rechtspraak dat een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toekomt een gemaakte fout te herstellen, mits de intrekking niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel.Hiervan is de rechtbank niet gebleken. Net als de tegemoetkomingen in het kader van de NOW, zijn ook de transactievergoedingen toegekend in de veronderstelling dat [naam 1] werknemer was. Later is gebleken dat dat niet het geval is geweest. Dan is verweerder in beginsel gehouden de CRTV in te trekken. Dat is ook het geval als de toekenningsbesluiten formele rechtskracht hebben verkregen. Onder verwijzing naar hetgeen is overwogen in de meermaals genoemde uitspraak van 28 december 2023, onder meer in rechtsoverwegingen 28, 29 en 30 acht de rechtbank het aannemelijk dat eiseressen in ieder geval redelijkerwijs hadden kunnen weten dat de toekenningen ten onrechte plaatsvonden. Ook in dit geval is er geen aanleiding om het financiële nadeel als onevenwichtig te beoordelen.
21. De rechtbank is van oordeel dat het beroep van eiseressen op artikel 1 van het EP ook niet slaagt. Voorwaarde voor een op grond van een legitieme verwachting beschermd eigendomsrecht is volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM)in ieder geval dat de burger te goeder trouw heeft gehandeld en aan zijn inlichtingenplicht heeft voldaan. In het voorliggende geval is daarvan niet gebleken. Het bedrag aan NOW-subsidie dat eiseressen teveel hebben gekregen en nu wordt teruggevorderd, kan dan ook niet worden aangemerkt als hun eigendom in de zin van artikel 1 van het EP bij het EVRM.
22. Voor wat betreft eiseressen beroep op schending van de artikelen 3 en 8 van het EVRM vanwege de inbreuken door toedoen van de overheid jegens de (ex-)bestuurder van de stichtingen [naam 2] en [naam 1] overweegt de rechtbank dat gelet op wat hiervoor is overwogen over de afwezigheid van een dienstbetrekking, de rechtmatigheid van het onderzoek en dat verweerder op goede gronden mocht overgaan tot herziening/intrekking en terugvordering, er geen aanleiding is eiseressen hierin te volgen.
23. Tot slot is de rechtbank ten aanzien van wat eiseressen hebben aangevoerd over het achterhouden van stukken door verweerder, van oordeel dat daarvan evenmin is gebleken en is deze procedure daarvoor niet de geëigende weg. Op zitting hebben eiseressen ook verklaard dat zij verzoeken hebben lopen op grond van de Wet open overheid.