ECLI:NL:RBAMS:2025:2436

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 april 2025
Zaaknummer
13/034267-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel Letland met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 15 april 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Letland is uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1995 in Letland, die niet aanwezig was tijdens de zitting op 1 april 2025, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Letse nationaliteit heeft. De Letse autoriteiten hebben verzocht om overlevering vanwege het vermoeden van een strafbaar feit volgens Lets recht, dat ook naar Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in Letland onmenselijk of vernederend behandeld zal worden, gezien eerdere uitspraken over de detentieomstandigheden in Letland. De rechtbank heeft daarom besloten de beslissing over de overlevering aan te houden, met de mogelijkheid dat aanvullende informatie van de Letse autoriteiten kan leiden tot een wijziging van omstandigheden. De rechtbank heeft een redelijke termijn van dertig dagen vastgesteld voor het vervolg van de zaak, die uiterlijk op 15 mei 2025 zal plaatsvinden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/034267-25
Datum uitspraak: 15 april 2025
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 6 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 21 oktober 2024 door
the Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia(Letland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1995,
verblijvend op het adres: [BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 april 2025, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the Daugavpils Court of 23 February 2023 on application of arrest, reference 11181060519.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Lets recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

In andere zaken die zagen op Letse EAB’s heeft de rechtbank, onder meer in haar uitspraken van 21 februari 2024 [4] en 19 september 2024 [5] , geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg.
Dat betekent dat de rechtbank ook in deze zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland.
De Letse autoriteiten hebben bij aanvullende informatie van 4 maart 2025 onder meer het volgende meegedeeld op de door de officier van justitie gestelde vragen:
(…)
The Department informs that [opgeëiste persoon] , if surrendered to the Republic of Latvia, will initially be placed in the Investigative Prison Unit of Riga Central Prison. Thereafter, the relocation of the person will be determined in accordance with the criteria set out in the regulatory enactments referred to below in this letter, as well as taking into account the location of the person directing the proceedings.
(…)
In response to your 6th question – “What protection canspecificallybe offered to the wanted person?”, the Department informs that specific and targeted protection of prisoners is ensured in the prisons in the event of a serious threat. For example, placement in another cell or ward to prevent direct contact with potential threat sources. Relocation to another building if additional protection is required. Relocation to another prison – if other measures are not sufficiently effective or appropriate.
In situations where relocation is not possible or effective, prison officials perform enhanced supervision (monitoring) of the prisoner, including regular inspection of cells and wards. Video surveillance cameras are also used to identify situations of conflict and danger. Moreover, prison officials respond immediately to any threats. In the event of a threat, the prisoner can contact any prison official who performs 24-hour supervision of prisoners at any time of the or night.
In prison, each case is examined individually to select the most appropriate and effective measures to protect the prisoner, taking into account: the severity of the threat and its sources, the prisoner’s safety needs, possible conflict situations in prison and the recommendations of the CPT.
Thus, the targeted and effective protection of the prisoners is ensured in the prison of the Republic of Latvia, based on an individual risk assessment and application of the most appropriate security measures.
In response to your 9th question – “What concrete protection does the system of uninterrupted 24-hour supervision of prisoners provide in the event that the wanted person is at risk of violence and/or inhuman or degrading treatment because of the caste-system?”, the Department informs that uninterrupted around-the-clock (24-hour) monitoring system in the prisons provides active and preventive protection of the prisoners, including also in the event when a prisoner is at risk of violence and/or inhuman or degrading treatment because of informal hierarchy [caste-system].
An uninterrupted 24-hour surveillance includes video surveillance and regular staff inspections. It should be noted that video surveillance cameras allows for prompt identification of any suspicious or aggressive situations. Video surveillance cameras are placed in shared spaces, places of movement and other essential places, ensuring constant monitoring of situation.
Video surveillance is combined with prompt actions of prison officials, ensuring timely intervention in the event of violence or threats.
(…)
In response to your 9ath question – “Is there any possibility for the wanted person to contact prison officials directly at any time in the event such a situation occurs?”, the Department informs that an uninterrupted supervision and fast access to prison officials are ensured in the prisons of the Republic of Latvia therefor any prisoner has a guaranteed possibility to contact prison officials directly at any time in the situation of threat.
A prisoner can contact prison officials by means of several mechanisms: a prisoner can use daily numerical checks to appeal to prison staff directly; a prisoner can press a call button located in the cell – a signal will be sent immediately to supervisory officials; a prisoner can knock on the cell door to draw attention of prison officials; a prisoner can apply for a conversation with the chief of prison or their deputy, can apply for a conversation with officials of Security Department, Supervision Department, Resocialisation Department, etc. (…)
If the prisoner reports a threat, a prison official shall immediately assess the situation and take the necessary protective measures, for example, by relocating the prisoner to another cell or to more safer premises, by enhancing supervision and video surveillance, by conducting an efficient investigation of the situation to identify the source of the threat and to prevent recurrence thereof.
(…)
In response to your 9bth question – “If yes, can it be guaranteed that sufficient prison officials will be present to intervene quickly and appropriately?”, the Department informs that a sufficient number of prison staff is provided in the prisons of the Republic of Latvia to intervene in an appropriate time to guarantee the prisoners’ safety and to prevent situations of threat.
(…)
In response to your 10th question – “If the wanted person is in danger of being subjected to inhuman or degrading treatment:
a. How quickly can (s)he then be placed in another cell or on another ward?”, the Department informs that if a prisoner is at risk of being subjected to inhuman or degrading treatment, they shall be placed in another cell or on another ward immediately as soon as a threat is identified or there is an objectively proven threat to the prisoner’s safety.
Information in response to your 2nd question.
The Department guarantees that:
1. in all prisons, the area of single-occupancy living premises where [opgeëiste persoon] can be accommodated shall not be less than 4 m2 without sanitary facilities (excluding the area of sanitary facilities).
2. in all prisons, in the multiple-occupancy living premises where [opgeëiste persoon] can be accommodated, to him will be available not less than 4 m2 of living space (including the area of sanitary facilities). There are approximately 15 multi-occupancy living premises in Daugavgrīva Prison and Jelgava Prison, the area of which (excluding sanitary facilities) ranges from 3,5 m2 to 4 m2 for one prisoner. The area of other multi-occupancy living premises (excluding sanitary facilities) in Daugavgrīva Prison, Jelgava Prison and in other prisons ranges from 4 m2 to 10 m2 for one prisoner.
(…)
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie, net als in de uitspraak van deze rechtbank van 19 maart 2025 [6] , niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat sprake is van soortgelijke informatie als in deze zaak het geval is.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat in het kader van het individueel gevaar de Letse autoriteiten vragen moeten worden gesteld en heeft daarom verzocht om aanhouding van de zaak.
De rechtbank overweegt als volgt.
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de Letse autoriteiten onvoldoende antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. De informatie die is gegeven, is van algemene aard en ziet niet of nauwelijks op de concrete situatie van de opgeëiste persoon. Daarbij blijft onduidelijk in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk, nadat hij in
the Investigative Prison Unit of Riga Central Prisonis geplaatst, zal worden gedetineerd, waardoor een nader onderzoek niet mogelijk is naar de concrete situatie waarin de opgeëiste persoon terecht zal komen na een overlevering aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Nu hierdoor het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, bestaat er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.
Nu een individueel gevaar wordt aangenomen, dient de rechtbank de beslissing aan te houden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, tenzij evident is dat het gevaar niet binnen een redelijke termijn zal worden weggenomen als gevolg van een wijziging in de omstandigheden. Hoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), acht de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
Daarom houdt de rechtbank de beslissing over de overlevering aan op grond van artikel 11, tweede lid, OLW. Ingevolge artikel 11, derde lid, OLW wordt de uitvaardigende justitiële autoriteit daarvan onder opgave van redenen van de aanhouding in kennis gesteld door de officier van justitie. Gedurende de aanhouding zal de rechtbank nagaan of er een wijziging in de omstandigheden plaatsvindt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn in deze zaak vast op dertig dagen.
De voortzetting van de zaak zal worden ingepland aan het einde van deze termijn (15 mei 2025) dan wel uiterlijk tien dagen na die datum, zodat nagegaan kan worden of binnen die redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland
uiterlijk tien dagen na 15 mei 2025.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW
.
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met
zestig dagen, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met
zestig dagen.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon en zijn raadsman tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Russische taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en H.H.J. Zevenhuijzen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 april 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.