ECLI:NL:RBAMS:2024:6164

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 september 2024
Publicatiedatum
10 oktober 2024
Zaaknummer
13-227405-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van detentieomstandigheden in Letland

Op 19 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Letse autoriteiten. De officier van justitie had op 26 juli 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat strekte tot de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 2000 in Letland, die momenteel gedetineerd is. Tijdens de zitting was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Letland beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat gedetineerden in Letland worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. Dit gevaar is vooral gerelateerd aan een informele hiërarchie onder gedetineerden, wat leidt tot geweld en vernedering van gedetineerden in lagere kasten. De Letse autoriteiten konden geen aanvullende garanties bieden om dit gevaar weg te nemen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de informatie van de Letse autoriteiten onvoldoende was om de zorgen over de detentieomstandigheden weg te nemen. Gezien de eerdere uitspraken van de rechtbank over vergelijkbare zaken, heeft de rechtbank besloten om geen gevolg te geven aan het EAB, met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft ook het bevel tot gevangenhouding opgeheven. Deze uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-227405-24
Datum uitspraak: 19 september 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 26 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juli 2024 door
the Prosecutor General's Office of the Republic of Latviain Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Letland),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
nu gedetineerd in [detentieadres].
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 19 september 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J.C. Verlaan, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Letse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Decision of the Riga City Pardaugava Court dated 7 September 2021,met kenmerk: 13070000321 (11095108919).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Lets recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort samengevat - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsman heeft aangevoerd dat, in lijn met de jurisprudentie van deze rechtbank over de detentieomstandigheden in Letland, er geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB. Ook in deze zaak zijn de gegeven antwoorden in de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 28 augustus, 13 september en 17 september 2024 onvoldoende om het gevaar voor de opgeëiste persoon van een onmenselijke of vernederende behandeling in de Litouwse detentie-instellingen weg te nemen.
De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Zij heeft er op gewezen dat uit de laatste brief van 17 september 2024 blijkt dat de Letse autoriteiten geen aanvullende garanties kunnen geven. De garanties die zij wel hebben kunnen geven, zijn meermaals als onvoldoende beschouwd.
De rechtbank overweegt als volgt.
In andere zaken die zagen op Letse EAB’s heeft de rechtbank, onder meer in haar uitspraken van 3 augustus 2023 [4] en 21 februari 2024 [5] , geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg.
Dat betekent dat de rechtbank ook in deze zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland.
De Letse autoriteiten hebben bij aanvullende informatie van 21 juni 2024 in een andere zaak die aanhangig was bij deze rechtbank onder meer het volgende medegedeeld op de door de officier van justitie gestelde vragen:
(…)
The Department informs that the security of the prisoners is ensured through regular inspections and monitoring. Prison staff are trained in conflict resolution and violence prevention. CCTV systems are also used to prevent any violence or other incidents.
In case of serious endangerment the prisoner may be isolated from the “source” of endangerment, for example, by relocating to another cell or unit, by relocating to another block, by relocating to another prison. If the first three relocation options are not possible or are inefficient (inexpedient), then the officials of prison may conduct the reinforced supervision (monitoring) of the cell or unit where prisoner is deployed into. In addition, the prisoner, who is endangered, may at any time within 24 hours apply to the officials conducting the supervision. It shall be noted that any case in prisons is evaluated individually for choosing the most appropriate protective measures for all prisoner.
The Department notes that likewise in the freedom it is not possible to deploy one police officer to each human being, who would safeguard the health and life of a person, also in prisons it is not possible to ensure the uninterrupted attaching of prison’s official to any individual prisoner for ongoing supervision. Nevertheless, the administration and officials of prison are flexible and are trying to find the most appropriate solutions in each case of the specific endangerment, violence or other degrading situations which prisoners may be exposed to.
(…)
The Chief of the Department and the remanding commission upon deciding on placing of prisoners shall take into account only those factors which are provided for by the legal acts, any other factors (for example, the self-declared laws of prisoners) shall not be taken into account.
At the same time, it should be noted that an uninterrupted 24-hour supervision system is ensured which includes video surveillance and regular staff inspections. If any violence or humiliating treatment risks are detected, a prisoner is immediately removed to another cell. The prison officials perform regular inspections of the prisoner cells, thus systemically controlling and supervising the prisoners (for example, behavior, traumas, atmosphere in the cell), as well as in case of existent endangerment prisoners may apply to the official and request the assistance or protection.
In prisons of the Republic of Latvia, prisoners are uninterruptedly monitored, thereby every prisoner at any time may apply to the prison official.
(…)
It is significant to emphasize that a prisoner who needs assistance at any time during 24 hours, may apply to any official of the prisoner who at that moment is performing the job responsibilities in prison, in turn, the official, when taking into consideration the stated circumstances, will act according to the situation in order to ensure immediate protection of the prisoner or to prevent endangerment to his health or life.
(…)
When it is established that a criminal offense has occurred and it has obvious consequences, as well as in cases where it is necessary to use the means and methods of the criminal proceedings to reveal information about the commission of a criminal offense, criminal proceedings are immediately initiated.
The Department notes that it in any way does not support or facilitate the mutual hierarchy of prisoners, it is solely the following of sub-cultural traditions of prisoners themselves, thereby the Department does not have any information about informal leaders in prisons.
(…)
The Department informs that unequal categories of convicted persons have been created by the convicts themselves, not by the prison administration or the Department, while in case of danger to the life and health of the convicted person, the person should contact the Chief of the prison, and it is also possible to address the Department. The prison administration is obliged to act actively in the event that there is a real threat to the life or health of the prisoner or there are sufficient grounds to believe that such a threat may exist.
It should be additionally noted that the Department uses all possible resources to eliminate the informal hierarchy as much as possible:
- Prisoner separation commissions have been established, which place the prisoners according to medical, safety and crime prevention criteria;
- Premises are renovated and repaired as much as possible, as a result of renovation and repair a number of prisoners is reduced in cells;
- During the renovations, living conditions are improved and safety risks are eliminated so that prohibited items and substances are not brought into cells, that also reduces violence in prisons and support of subculture of prisoners;
- Former officials of law enforcement authorities have a separate place for serving their sentence, that is, a special unit in the Riga Central Prison where they serve their sentence separately from other convicted persons;
- In case of endangerment, a person shall be immediately relocated to another cell, but if the endangerment is significant, the person may be relocated to another prison. In special cases, when the person gives testimonies in the criminal proceedings, a special procedural protection may be applied by placing the person separately from other convicted persons.

(…)

Naar het oordeel van de rechtbank is door de Letse autoriteiten in deze aanvullende informatie onvoldoende antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. Ook de aanvullende informatie van 28 augustus 2024, 13 september 2024 en 17 september 2024 biedt onvoldoende zekerheid. Nu daardoor het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, bestaat er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.
De rechtbank dient ingevolge artikel 11, tweede lid, OLW te beslissen of er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van de in artikel 11, eerste lid, OLW bedoelde schending alsnog kan worden uitgesloten. In een andere zaak waarin om overlevering naar Letland werd verzocht, heeft de rechtbank op 3 juli 2024 uitspraak gedaan nadat die zaak was aangehouden en een redelijke termijn als bedoeld in artikel 11, vierde lid, OLW was gesteld op zestig dagen. In die uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld, kort samengevat, dat met de verstrekte aanvullende informatie het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen en er voor die desbetreffende opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat geen gevolg wordt gegeven aan het EAB. [6]
De rechtbank stelt vast dat de aanvullende informatie van 28 augustus 2024 en 13 september 2024, die in de zaak van de opgeëiste persoon is verkregen, qua inhoud nagenoeg gelijkluidend is aan de informatie die in de uitspraak van 3 juli 2024 wordt genoemd.
De officier van justitie heeft op 17 september 2024 nog een laatste keer navraag gedaan bij de Letse autoriteiten naar de concrete bescherming tegen het geweld in gevangenissen en andere negatieve effecten van het kaste-systeem, waarna de Letse officier van justitie heeft laten weten dat er geen aanvullende garanties kunnen worden gegeven met betrekking tot de detentieomstandigheden op dat vlak.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding meer om deze zaak aan te houden om na te gaan of er een wijziging in omstandigheden optreedt als bedoeld in artikel 11, derde lid, OLW. Gezien de ruime termijn die al aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is gegeven – waarbij de vragen omtrent de detentieomstandigheden al op 13 augustus 2024 zijn uitgezet – valt immers niet te verwachten dat de omstandigheden na ommekomst van een te stellen redelijke termijn alsnog zullen wijzigen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg zal geven aan het EAB.

6.Slotsom

De rechtbank geeft met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

8.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB;
HEFT OPhet bevel gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel en L.P. van Kessel, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 september 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.